VVD wil versoepeling toelatingsprocedure cisgenese producten

Met dank overgenomen van Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) i, gepubliceerd op donderdag 5 maart 2009.

VVD i Europarlementariër i Jan Mulder i heeft vandaag schriftelijke vragen gesteld aan de Europese Commissie i over de status van cisgenese producten onder de Europese toelatingsprocedure voor genetisch gemodificeerde organismen (GGO).

Mulder is van mening dat de toelatingsprocedure voor cisgenese producten versoepeld moet worden, omdat in vergelijking met gangbare (transgene) GGO´s niet dezelfde risico's voordoen. Mulder: "De cisgenese techniek biedt grote mogelijkheden voor rassenontwikkeling, die daarnaast op een groter maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen. Helaas worden die ontwikkelingen nu nog beperkt, doordat de Europese toelatingsprocedure voor cisgenese producten nog altijd dezelfde is als die van gewone GGO´s."

Al in 2007 heeft Jan Mulder de Europese Commissie gevraagd om de toelatingsprocedure voor cisgenese producten te versoepelen. Kleine en middelgrote bedrijven zouden dan ook een grotere rol kunnen gaan spelen in de rassenontwikkeling. Nu zijn het vooral multinationals, omdat alleen zij in staat zijn om aan de strenge toelatingsvoorschriften te voldoen.

Cisgenese is een nieuwe genetische modificatietechniek, waarbij alleen soorteigen genen gebruikt worden. Het principe van cisgenese is daarmee vergelijkbaar met klassieke plantveredeling, met als voordeel dat het veel tijd kan besparen en positieve eigenschappen veel makkelijker gescheiden kunnen worden van negatieve eigenschappen.

U vindt de tekst van de schriftelijke vragen onder dit persbericht.

Schriftelijke vragen van Jan Mulder aan de Europese Commissie

In de antwoorden op de schriftelijke vragen van Jan Mulder van 20 december 2007 betreffende 'cisgenese', heeft de Commissie laten weten dat er een werkgroep van externe deskundigen wordt opgericht. Die werkgroep zal nieuwe kweektechnieken voor planten en nieuwe genetische modificatietechnieken onderzoeken en bepalen van welke technieken moet worden gesteld dat ze resulteren in een organisme dat onder de definitie van GGO van artikel 2, lid 2, van Richtlijn i 2001/18/EG valt.

  • 1. 
    Is deze werkgroep al geïnstalleerd? Zo ja, welke EU-lidstaten i zijn er in vertegenwoordigd?
  • 2. 
    Kan de Commissie aangeven of de werkgroep zich al heeft gebogen over de modificatietechniek 'cisgenese' en welke resultaten en conclusies daaruit zijn gekomen?
  • 3. 
    Is de Commissie voornemens, rekening houdend met de aanbevelingen van de werkgroep, de 'cisgenese' techniek op te nemen in de lijst van vrijstellingen van bijlage I B? Zo niet, waarom niet?
  • 4. 
    In hoeverre is het mogelijk de voorbereidende fase van het goedkeuringsproces voor cisgenese producten, te verkorten en/of te vergemakkelijken?
  • 5. 
    In hoeverre zou voor cisgenese producten een aparte en lichtere richtsnoer gemaakt kunnen worden voor de uitvoering van de in artikelen 4 en 13 van Richtlijn 2001/18/EG bedoelde milieurisicobeoordeling? In welke mate zouden hierdoor de kosten kunnen worden beperkt?
  • 6. 
    Is de Commissie van mening dat 'cisgenese' een gunstige impact kan hebben voor de landbouw, ondermeer vanwege een sterke reductie in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de bevordering van voedselveiligheid (Maximum Residu Levels op groenten en fruit)?
  • 7. 
    Is de Commissie van mening dat 'cisgenese' een techniek is die maatschappelijk beter geaccepteerd zal worden dan 'transgenese', doordat net als bij de klassieke plantveredeling alleen soorteigen genen gebruikt worden?