‘Speelautomaten-belasting heeft geen onredelijke gevolgen’

Met dank overgenomen van Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF) i, gepubliceerd op maandag 30 juni 2008.

Na een interpellatiedebat (aangevraagd door de VVD, eind juni) concludeerde de OSF dat het belasten van de opbrengsten van speelautomaten, via een kansspelbelasting van 29% in plaats van het BTW tarief, geen onacceptabele gevolgen voor exploitanten heeft. Deze belasting gaat 1 juli in.

De VVD voorziet grote problemen voor exploitanten binnen de horeca en wilde via een motie de invoering van deze belastingmaatregel uitstellen. Op vragen vanuit de Eerste Kamer liet staatssecretaris De Jager van Financiën onder andere weten dat exploitanten mogelijkheden hebben om de extra lasten als gevolg van invoering van kansspelbelasting van 29% te delen met horeca-exploitanten die de speelautomaten in huis hebben. En de regering komt eventueel met aanvullende maatregelen als de speelautomatenbranche toch zeer grote problemen zou krijgen. Voor de VVD -motie bleek weinig steun.

Ten Hoeve concludeerde aan het eind van het debat: ‘De staatssecretaris was heel helder in zijn beantwoording en ik bedank hem daarvoor. Hij heeft nog eens helder uiteengezet dat het consistente belastingwetgeving is, wanneer wij tafelspelen en kansspelautomaten onder hetzelfde belastingregime brengen. Daar waren wij het mee eens en daar zijn wij het nog steeds mee eens. De staatssecretaris was ook helder over de gevolgen die verwacht mogen worden van deze wetgeving. Het probleem daarbij ligt niet bij de eigenaren van kansspelautomaten in speelhallen, maar wel bij eigenaren van kansspelautomaten in de horeca. Hij heeft aannemelijk weten te maken dat hetzij uit de contracten hetzij via de rechter die contracten herzien moeten kunnen worden. Ik kan niet overzien of dat nu betekent dat een herverdeling van de opbrengsten tot stand komt of dat er een eind aan die contracten gemaakt wordt, omdat die uiteindelijk toch niet voldoende opleveren. Ik denk ook niet dat dit vreselijk belangrijk is voor onze besluitvorming. Daaruit mag volgens mij wel de conclusie getrokken worden dat in ieder geval geen grote golf van faillissementen verwacht mag worden. Dat zou hooguit het geval zijn wanneer de lasten eenzijdig naar een kant geschoven worden en de opbrengsten aan de andere kant terecht komen. Dat is dus niet te verwachten. Ik denk ook wel dat de staatssecretaris daar gelijk in heeft. Deze gevolgen hadden wij in grote lijnen in december ook wel in de gaten. Daar zijn wij toen mee akkoord gegaan en dat is nog steeds het geval. Hieruit mag duidelijk blijken dat wij de motie van de heer Biermans niet zullen steunen’.

De precieze inbreng van Hendrik ten Hoeve in dit debat is te lezen op de fractiesite op www.eerstekamer.nl