Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2009

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 31700 XV - Vaststelling begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2009.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2009; Memorie van toelichting  
Document­datum 16-09-2008
Publicatie­datum 23-09-2008
Nummer KST119611B
Kenmerk 31700 XV, nr. 2
Van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2008–2009

31 700 XV

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2009

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING

BIJ WETSLICHAAM

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2009 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2009. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2009.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2009 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en ontvangsten van het Agentschap SZW en Inspectie Werk en Inkomen voor het jaar 2009 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. P. H. Donner

B. BEGROTINGSTOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

  • 1. 
    Leeswijzer
  • 2. 
    Beleidsagenda
  • 3. 
    Beleidsartikelen

Artikel 41.         Inkomensbeleid

blz.

3

5

27

27

Cluster arbeidsmarkt

Artikel 42.         Arbeidsparticipatie

Artikel 43.         Arbeidsverhoudingen

Artikel 44.         Arbeidsomstandigheden en verzuim

Artikel 45.         Pensioenbeleid

34 41 52 57

Cluster activerende sociale zekerheid

Artikel 46. Inkomensbescherming met activering                                 62

Artikel 47. Aan het werk: Bemiddeling en Re-integratie                       81

Artikel 48. Sociale werkvoorziening                                                        97

Cluster overige sociale zekerheid

Artikel 49. Overige inkomensbescherming                                          102

Artikel 50. Tegemoetkoming specifieke kosten                                    109 Artikel 51. Rijksbijdragen aan sociale fondsen en spaarfonds

AOW                                                                                      114

 

4.

Niet-beleidsartikelen

118

Artikel 97.

Aflopende regelingen

118

Artikel 98.

Algemeen

120

Artikel 99.

Nominaal en onvoorzien

123

5.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

124

6.

Baten-lastendiensten

127

7.

Verdiepingshoofdstuk

139

8.

Bijlagen

157

8.1

Moties en toezeggingen

157

8.2

ZBO’s en RWT’s

177

8.3

Financieel beleid budgetdisciplinesector SZA

180

8.4

Inkomensbeleid

188

8.5

Subsidies

196

8.6

Gebruikte afkortingen

198

8.7

Trefwoordenregister

201

HOOFDSTUK 1: LEESWIJZER

Inleiding

De begroting 2009 kent op hoofdlijnen dezelfde indeling als de begroting 2008. Een belangrijke wijziging betreft artikel 47. Aanleiding hiervoor is de motie van Van Hijum, waarin gevraagd wordt om een adequate informatievoorziening over de effectiviteit en doelmatigheid van re-integratie en een plan voor vraaggerichte en selectieve inzet van re-integratiemiddelen. Zowel de opbouw van dit artikel als de titel zijn gewijzigd. De nieuwe naam luidt «Aan het werk: Bemiddeling en re-integratie».

In de begroting wordt verwezen naar beleids- of kamerstukken. Net als in voorgaande jaren zijn deze beleidsstukken via de internetsite www.rijksbe-groting.nl te raadplegen.

Opbouw begroting

De begroting van SZW is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken:

2.  Beleidsagenda 2009

In de beleidsagenda wordt aandacht besteed aan de hoofdlijnen van het beleid van SZW in de huidige kabinetsperiode. Daarbij is er speciale aandacht voor de beleidsprioriteiten die voortvloeien uit het beleidsprogramma van het kabinet.

3.  Beleidsartikelen

De belangrijkste beleidsdoelstellingen van SZW zijn in afzonderlijke beleidsartikelen opgenomen. De begroting van SZW bestaat uit 11 beleidsartikelen. Alle beleidsartikelen hebben dezelfde opbouw. In de paragraaf «Algemene doelstelling» staan de omschrijving en de verwachte effecten van het beleid. In de paragraaf «Budgettaire gevolgen van beleid» worden de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven op het betreffende beleidsterrein toegelicht. Daarna worden per operationele doelstelling de activiteiten en doelgroepen van het beleid gepresenteerd. Elk beleidsartikel wordt afgesloten met het «Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid». Hierbij zij aangetekend dat de minister voor Jeugd en Gezin verantwoordelijk is voor de kindgerela-teerde financiële regelingen, zoals de kinderbijslag en het kindgebonden budget.

4.  Niet-beleidsartikelen

De artikelen 97 (Aflopende regelingen), 98 (Algemeen) en 99 (Nominaal en onvoorzien) zijn de niet-beleidsartikelen. Deze artikelen bevatten de middelen op de begroting van SZW die niet rechtstreeks aan een doelstelling gekoppeld kunnen worden, bijvoorbeeld omdat het om een technische of administratieve voorziening gaat (onvoorzien, loon-prijs-bijstelling).

5.  Bedrijfsvoeringsparagraaf

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan specifieke thema’s binnen de bedrijfsvoering van het departement.

6. Baten-lastendiensten

Onder het ministerie vallen twee baten-lastendiensten: het Agentschap SZW en de Inspectie Werk en Inkomen. Van deze twee baten-lastendien-sten is een technische paragraaf opgenomen die bestaat uit een meerjarige begroting en een kasstroomoverzicht met daarbij een bondige toelichting.

Afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften

7.  Verdiepingshoofdstuk

In dit hoofdstuk is de opbouw van de beschikbare verplichtingenbedragen, de kasuitgaven en de ontvangsten ten opzichte van de stand ontwerp-begroting 2008 per artikel weergegeven. De belangrijkste mutaties worden kort toegelicht.

8.  Bijlagen De ontwerp-begroting 2009 bevat zeven bijlagen.

Toedeling van de apparaatsuitgaven

Het ministerie van SZW heeft in deze begroting de apparaatsuitgaven zoveel mogelijk aan de verschillende beleidsartikelen toegerekend. Toerekening van middelen (personeel en materieel) vindt jaarlijks plaats op basis van een herziene, globale toedeling van de personeelsinzet naar de verschillende beleidsartikelen. Deze verdeelsleutel zal ook in het departementaal jaarverslag 2009 gehanteerd worden. Voor 2010 en volgende jaren zijn bij de beleidsartikelen nog geen apparaatsuitgaven geraamd.

Bij de afzonderlijke beleidsartikelen worden de toegerekende apparaatsuitgaven wel vermeld maar niet toegelicht. In artikel 98 (Algemeen) is een integraal overzicht van de inzet van personeel en materieel opgenomen inclusief de verdeling van de personeelsinzet over de verschillende beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen. Dit staat gelijk aan de verdeelsleutel.

Effectinformatie

In de begroting wordt het principe gevolgd dat de beleidsdoelen worden geformuleerd in termen van te realiseren effecten (outcome) en/of in daarvan afgeleide prestatiegegevens. Als daarvan wordt afgeweken moet dit worden gemotiveerd («pas toe of leg uit», beter bekend als «comply or explain»).

De algemene lijn is daarom dat per begrotingsartikel bij de algemene doelstelling (AD) of, wanneer dat beter past, bij de operationele doelstelling (OD) effectgegevens worden gepresenteerd. Waar dit onmogelijk of minder zinvol is, wordt dit bij de betreffende AD of OD toegelicht. Bij vijf OD’s (in de artikelen 43, 46 en 50) zijn geen indicatoren opgenomen omdat deze moeilijk objectief meetbaar zijn en/of het meten zou relatief kostbaar en tijdrovend zijn in verhouding tot de uitgaven. Bij twee OD’s (in de artikelen 50 en 51) zijn geen indicatoren opgenomen aangezien deze niet zinvol zijn omdat het behalen van de doelstelling in de wet is vastgelegd. Bij de OD’s in artikel 50 zijn wel kengetallen opgenomen (voor artikel 51 is dit niet zinvol). De onder de tabellen genoemde bronnen hebben betrekking op de gerealiseerde cijfers.

Streefwaarden en ramingen zijn (tenzij anders vermeld) afkomstig van het ministerie van SZW.

Informatie over nalevingsniveau’s

Een nadere afweging heeft geleid tot de continuering van de meeste nalevingsindicatoren uit de begroting 2008. Daarnaast zijn voor de arbeidsomstandighedenwet en de Wet Arbeid Vreemdelingen nieuwe indicatoren in ontwikkeling. Voor de indicatoren wordt in het najaar een keuze voor een nieuwe meetsystematiek gemaakt die in de plaats komt van Porosz (onderzoeksresultaten op basis van Porosz leverden onvoldoende betrouwbare informatie op). In de begroting 2010 moet dit leiden tot nulmetingen per nalevingsniveau. In de integrale rapportage handhaving die naar de Tweede Kamer gaat, wordt nader ingegaan op de aanpak met betrekking tot nalevingsniveaus en de stand van zaken van de meettechnieken.

HOOFDSTUK 2: BELEIDSAGENDA

Inleiding: op weg naar een grotere arbeidsparticipatie in Nederland

«Samen leven, samen werken», dat is het motto van dit kabinet. Het weerspiegelt de gedachte dat het ideaal van een hechte samenleving slechts wordt verwezenlijkt wanneer iedereen meedoet en niemand aan de kant blijft staan. Hoewel «meedoen» op verschillende manieren tot uitdrukking kan komen, en bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en de opvoeding van kinderen essentiële ingrediënten zijn van een betrokken samenleving, is het van het grootste belang dat zoveel mogelijk mensen participeren in betaald werk. Dit belang komt terug in de beleidsprioriteiten van het kabinet uit het coalitieakkoord, en wordt nog eens extra onderstreept in het rapport van de Commissie Arbeidsparticipatie onder leiding van de heer P. Bakker. De Commissie Bakker schetst een beeld van een dreigend structureel tekort aan arbeidskrachten. Een dergelijk tekort zou de welvaart en de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat ondermijnen en de benodigde mankracht voor onze publieke voorzieningen in gevaar brengen. Tegelijk houdt de Commissie ons voor dat deze ontwikkeling kan worden voorkomen, mits direct wordt begonnen met een ambitieus programma bovenop de maatregelen uit het coalitieakkoord. Het kabinet onderschrijft de analyse van de Commissie Bakker grotendeels en neemt verschillende van haar aanbevelingen over. Een Plan van Aanpak naar aanleiding van het advies van de Commissie Bakker wordt binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden met daarin de maatregelen die getroffen worden en nog nodig zijn om de benodigde verhoging van de arbeidsparticipatie te realiseren.

Beleidsprioriteit 33: Het kabinet wil een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie. Van 70% nu moet deze doorgroeien naar 80% in 2016. In deze kabinetsperiode zal een belangrijke stap in die richting moeten worden gemaakt.

Beleidsprioriteit 34: 200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zullen deze kabinetsperiode extra aan de slag worden geholpen.

Beleidsprioriteiten 33 en 34 hebben betrekking op een hogere arbeidsparticipatie en zijn daarmee in lijn met het advies van de Commissie Bakker. Volgens de Commissie «vergrijst» de Nederlandse bevolking in rap tempo. Grote groepen bereiken de pensioengerechtigde leeftijd, terwijl er verhoudingsgewijs weinig aanwas is van jongeren. Dit heeft tot gevolg dat de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden wezenlijk verandert en dat er op termijn meer werk zal zijn dan gedaan kan worden door de relatief kleine beroepsbevolking. Dit betekent dat, betrekkelijk onafhankelijk van de conjunctuur, er in de nabije toekomst genoeg werk is voor iedereen die wil werken, maar tevens dat het noodzakelijk is dat zoveel mogelijk mensen die kunnen werken dat ook doen.

Door de vergrijzing dreigen de personeelstekorten, die in sommige sectoren nu al nijpend zijn, toe te nemen. Zo ontstaat er meer vraag naar zorg, terwijl er minder mensen beschikbaar zullen zijn die in de zorg zouden kunnen werken. Tekorten op de arbeidsmarkt leiden tot hogere lonen in de private sector, waardoor de beschikbaarheid van geschikte krachten voor de publieke sector verder onder druk komt te staan, de inflatie oploopt en de internationale concurrentiepositie van Nederland

verzwakt wordt. Indien in dit scenario de lonen in de publieke sector mee zouden stijgen, zou de financierbaarheid van de overheidstaken in het gedrang komen. De enige werkelijk houdbare oplossing is een structurele verbetering van de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden met als uitgangspunt dat iedereen die mee kan doen ook daadwerkelijk participeert. Dit vereist dat burgers daartoe worden uitgenodigd. «Sociale innovatie», het meedenken met potentiële werknemers en hun behoeften en het voeren van een gezinsvriendelijk beleid, is daarbij net zo wezenlijk als het vergroten van de financiële prikkels tot het aanvaarden van werk.

Het vergroten van de arbeidsparticipatie is ook van belang om de solidariteit binnen onze verzorgingsstaat te behouden. De steun voor ons sociale model kan afkalven als het beeld gaat ontstaan dat sommige mensen in sterke mate bijdragen aan de houdbaarheid van de Nederlandse maatschappij, terwijl anderen veel minder participeren dan binnen hun mogelijkheden ligt. Ook om deze reden is het verhogen van de arbeidsparticipatie een van de belangrijkste maatschappelijke thema’s van deze kabinetsperiode.

De vergrijzingsproblematiek speelt zich af binnen een bredere context van ontwikkelingen in de (internationale) economie. De kredietcrisis laat zien dat landen niet alleen de gevolgen moeten dragen van eigen beleidskeuzes, maar tevens moeten reageren op financiële en economische ontwikkelingen die zich onafhankelijk van het eigen beleid voordoen. Ten gevolge van de kredietcrisis zal in 2009 het economische beeld verder verslechteren. Er heeft hierdoor in de Verenigde Staten een flinke afkoeling van de economie plaatsgevonden die ook het Eurogebied raakt. Voor Nederland betekent dit dat de groei afkoelt van 3,5% in 2007 naar 21⁄4% in 2008 en 11⁄4% in 2009. Door de hoge voedsel- en olieprijzen is er tegelijkertijd een toename van de inflatie. Dit alles zorgt samen met de onrustige financiële markten voor een stijging van risicopremies en dalingen van de aandelenkoersen. De verwachting is dat pas in de loop van volgend jaar de financiële markten weer gaan normaliseren. Er zijn echter nog geen betrouwbare prognoses die verder reiken dan 2009. De onvermijdelijkheid om in een internationaal krachtenveld te opereren en daarmee bloot te staan aan moeilijk te calculeren risico’s, vergroot de noodzaak om de eigen economische structuur op peil te houden om zo eventuele negatieve internationale invloeden op te vangen en te voorkomen dat burgers te maken krijgen met onnodige negatieve koopkrachteffecten.

Voor het vergroten van de arbeidsparticipatie in kwantitatieve zin is het essentieel dat de inzetbaarheid van werknemers ook in kwalitatieve zin verbetert. Op de moderne arbeidsmarkt spelen technologie en hoogwaardige kennis een sleutelrol, en wisselen verschillende economische activiteiten, ook als gevolg van een toenemende internationale concurrentie, elkaar in hoog tempo af. Weliswaar is iedere potentiële werknemer hard nodig, maar deze zal alleen daadwerkelijk kunnen worden ingezet wanneer zijn of haar vaardigheden aansluiten bij de eisen van de moderne arbeidsmarkt. Zonder een flexibel en goed opgeleid arbeidsaanbod en een goede kwalitatieve aansluiting op de arbeidsmarkt, wordt het tekort aan daadwerkelijk inzetbare arbeidskrachten nog groter dan het tekort dat voortvloeit uit de demografische ontwikkelingen. Zonder continue investeringen in menselijk kapitaal, voor jong en oud en voor werknemers op ieder niveau, dreigt bovendien een toenemende tweedeling waarbij zwakkeren op de arbeidsmarkt, ondanks de grote vraag naar arbeid, achterop zullen raken.

Het feit dat de Nederlandse arbeidsmarkt te maken krijgt met vergrijzing neemt niet weg dat het mogelijk is om de dreigende problemen succesvol aan te pakken. Zo is het hoopgevend dat er onder andere bij vrouwen, allochtonen en ouderen nog flinke rek zit in het arbeidsaanbod. De Commissie Bakker becijfert dat er mogelijk nog 900 000 mensen direct beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Het gaat daarbij om mensen die willen en kunnen werken: mensen in de WW, de bijstand en arbeidsongeschiktheidsregelingen, maar zeker ook een (forse) groep van mensen zonder uitkering. Bij deze 900 000 zijn ouderen die de arbeidsmarkt hebben verlaten, deeltijders en langdurig werklozen nog niet eens meegerekend, zodat (op termijn) de totale ruimte in het arbeidsaanbod zelfs nog groter zou kunnen zijn. Wanneer meer mensen gaan werken, wanneer zij meer uren gaan werken en wanneer zij langer door gaan met werken, kan de houdbaarheid van de Nederlandse samenleving worden veiliggesteld. Daarvoor is wél vereist dat de mobilisatie van extra mensen op de arbeidsmarkt en het stimuleren van grotere banen gepaard gaat met grotere inzetbaarheid en mobiliteit van de werknemer.

Samen aan de slag

Gezien het belang van een gezond arbeidsaanbod, wil het kabinet de participatie van burgers bevorderen. Dat betekent dat mensen die zich verdienstelijk maken voor de samenleving de waardering moeten krijgen die zij verdienen. De overheid kan die waardering uiten door werk te laten lonen, mee te denken met gezinnen, te investeren in mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en de talenten van iedereen te gebruiken. Het is de overtuiging van het kabinet dat wanneer de voorwaarden voor participatie worden geschapen, mensen graag bereid zullen zijn om hun talenten te ontplooien en daarmee tegelijk mee te helpen aan de oplossing voor de maatschappelijke problemen die hun individuele leven overstijgen.

Het bevorderen van een goed werkende arbeidsmarkt is niet alleen de verantwoordelijkheid van de overheid, maar van ons allemaal. Zo kan het Nederlandse poldermodel van overleg tussen overheid en sociale partners een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van een loon-prijsspiraal. In dat licht heeft het kabinet besloten om af te zien van de btw-verhoging. In de context van gesprekken met sociale partners over een verantwoorde loonontwikkeling en andere structurele versterkingen van de economie is het kabinet bereid om de WW-premie te verlagen. Ook voor de lange termijn geldt dat wanneer de betrokken partijen zich eenzijdig fixeren op hun eigen rol, belangen en verantwoordelijkheden dit, paradoxaal genoeg, zal leiden tot een situatie waarin allebetrokken partijen slechter af zijn. Nederland zal in dat geval te maken krijgen met een verschraalde publieke sector, economische onzekerheid, verminderde concurrentiekracht en oplopende inflatie. Dit «prisoners dilemma» kan echter worden omzeild wanneer de betrokken partijen hun particuliere belangen integreren in een gemeenschappelijk kader.

Werkgevers zullen in toenemende mate ondervinden dat hun maatschappelijke verantwoordelijkheid gaat samenvallen met welbegrepen eigenbelang. Het geven van kansen aan mensen met een beperking, het voeren van gezinsvriendelijk beleid en het blijven investeren in oudere werknemers gebeurt op dit moment nog mede vanuit ideële overwegingen, maar zal binnenkort noodzakelijk zijn in de strijd om bruikbare arbeidskrachten. Om deze overgang van maatschappelijke verantwoordelijkheid naar economische noodzaak soepel te laten verlopen, is het

belangrijk dat werkgevers nu al aan op de problematiek toegespitste personeelsplanning gaan doen en nadenken over nieuwe manieren om mensen naar de arbeidsmarkt te krijgen. Daarnaast zullen zij meer moeten gaan investeren in de competenties van hun huidige werknemers.

Vakbonden zullen vanuit hun specifieke rol oog blijven houden voor de belangen van werknemers, maar moeten daarnaast blijven meedenken over de houdbaarheid van het totale stelsel. Zonder een gezond arbeidsaanbod zullen de loonkosten dermate gaan oplopen dat Nederlandse bedrijven uit de markt worden geprijsd. Uiteindelijk zullen ook werknemers daar de gevolgen van merken, met name diegenen die minder goed inzetbaar zijn. Aangezien de belangen van de sociale partners grotendeels parallel lopen, ligt het in de rede dat zij de handen ineenslaan voor een gezonde arbeidsmarkt.

Ondernemerschap is een belangrijke factor in de ambities van het kabinet. Zelfstandig ondernemerschap levert een belangrijke bijdrage aan de productiviteit, werkgelegenheid en innovatiekracht van Nederland. Nieuwe bedrijven geven impulsen aan de concurrentie en stimuleren innovatie. Van de overheid mag worden verwacht dat overheidsingrijpen via wet- en regelgeving en flankerend ondernemersbeleid (of het ontbreken ervan) geen onnodige belemmering vormt voor de start, doorgroei, overdracht en doorstart van ondernemingen. Ook de stap van een positie als werknemer naar ondernemerschap en andersom moet gemakkelijk gezet kunnen worden. Uitgangspunt is dat aan het zelfstandig ondernemerschap positieve keuzes ten grondslag liggen en niemand zich gedwongen voelt zelfstandige zonder personeel (zzp-er) te worden.

Van de overheid mag niet alleen verwacht worden dat zij de arbeidsparticipatie bevordert van iedereen die mee kan doen, maar ook dat zij zorg draagt voor diegenen voor wie (reguliere) arbeidsparticipatie nooit haalbaar zal zijn. Voor de overgrote meerderheid van de potentiële beroepsbevolking geldt echter dat participatie mogelijk is, mits de maatschappij meer oog krijgt voor wat mensen wél kunnen in plaats van de nadruk te leggen op eventuele beperkingen, en mits de overheid een helpende hand uitsteekt bij het scholen en begeleiden van mensen en bedrijven. Het participatiebudget, waarin gemeentelijke middelen voor inburgering, volwasseneneducatie en re-integratie worden gebundeld, kan hierbij een belangrijk instrument zijn. Gemeenten kunnen hierdoor meer maatwerk leveren aan burgers en een samenhangende aanpak gericht op participatie realiseren. Ook moet de overheid voorop lopen in het uitdragen van een op participatie gerichte cultuur. Daarbij moet worden opgemerkt dat cultuurverandering en concrete beleidsmaatregelen geen separate sporen zijn. Door zinvol beleid te voeren dat de arbeidsparticipatie bevordert, probeert de overheid mede vorm te geven aan een nieuwe cultuur.

Hoewel de toekomst gekenmerkt zal worden door grotere dynamiek, is het belangrijk om aan de behoefte van mensen aan zekerheden tegemoet te komen. Sterker nog: (inkomens- en werk)zekerheid is een belangrijke voorwaarde voor persoonlijke initiatieven en de daaruit voortvloeiende maatschappelijke dynamiek. Wanneer mensen de zekerheid hebben van de beschikbaarheid van werk en wanneer zij de zekerheid hebben dat de overheid en werkgevers scholing en participatie stimuleren en begeleiden, kunnen zij de maatschappelijke uitdagingen van de toekomst het hoofd bieden. Dat geldt zeker ook voor de mensen uit de zogenaamde «kracht-wijken». Het versterken van de sociale samenhang en participatie is één

van de prioriteiten van de wijkenaanpak van het kabinet. De mensen uit deze wijken krijgen zo de kans om daadwerkelijk mee te doen.

Het direct activeren van mensen

Hoewel veel mensen plezier ontlenen aan hun werk en de belangrijke maatschappelijke bijdrage die ze daarmee leveren, moet werk ook financieel lonen. Voor sommige groepen is de marginale druk nu nog zo hoog dat extra inspanning nauwelijks gepaard gaat met een netto-stijging van het inkomen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor veel bijstandsgerechtigden en deeltijders. In enkele gevallen leidt meer werken zelfs tot een achteruitgang van het besteedbaar inkomen. In een samenleving die zich wil laten voorstaan op haar ambitie is dat bijzonder zorgwekkend. Behalve het actief prikkelen van mensen om toe te treden tot de arbeidsmarkt, is het nodig dat bestaande belemmeringen worden onderkend en weggenomen door de overheid. Tot slot is het nodig dat ook de sociale partners bijdragen aan de mobilisatie van mensen en oog hebben voor zowel de insiders als de outsiders op de arbeidsmarkt.

Niet-uitkeringsgerechtigden («nuggers»)

Er is een aanzienlijke groep van mensen die niet participeert, en ook geen recht heeft op een uitkering. Het feit dat deze «nuggers» geen beroep (kunnen) doen op de overheid voor een inkomen en de collectieve financiën dus niet belasten, neemt niet weg dat het, met het oog op de dreigende arbeidstekorten, van belang is om hun potentiële arbeidsaanbod beter te benutten. Aangezien veel «nuggers» aangeven te willen werken, zijn daar ook mogelijkheden toe. «Nuggers» kunnen gestimuleerd worden door werken meer te laten lonen. Om die reden introduceert het kabinet in 2009 de inkomensafhankelijke arbeidskorting (IAK). Deze korting, die maximaal € 1 496 bedraagt, zal het aantrekkelijker maken voor mensen om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Om de arbeidsparticipatie een flinke impuls te geven worden de gereserveerde middelen voor 2010 en 2011 voor de IAK reeds in 2009 aangewend. Verder wordt in 2009 begonnen met het afbouwen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Over een periode van 15 jaar wordt de mogelijkheid tot overdracht ieder jaar met 6 2/3 procentpunt verminderd. De mogelijkheid tot het overdragen van deze korting stond op gespannen voet met de ambitie om meer mensen te betrekken bij het arbeidsproces. Het feit dat «nuggers» buiten de arbeidsmarkt staan heeft niet altijd te maken met tekortschietende financiële prikkels. Soms willen mensen wel werken, maar zijn ze niet op de hoogte van de bestaande mogelijkheden. De (lokale) overheid moet met banen «naar de mensen toe» om hen te informeren en eventuele koudwatervrees weg te nemen. Werkgevers moeten op hun beurt zoveel mogelijk hun vacatures bij het UWV/CWI aanmelden.

Wanneer gemeenten een grotere rol krijgen in het activeren van «nuggers», moeten zij ook gestimuleerd worden om daarin succesvol te zijn. Er vinden momenteel gesprekken plaats met de VNG over wat nodig is en hoe de overheid gemeenten kan stimuleren.

Jongeren

Het kabinet is van mening dat jongeren in beginsel zouden moeten werken of in zichzelf zouden moeten investeren door middel van scholing. Het overheidsbeleid moet daar ook toe uitnodigen. Daarom wordt samen met de minister voor Jeugd en Gezin invulling gegeven aan het arbeidsmarktbeleid voor jongeren. Zo zijn er afspraken gemaakt in het Coalitieakkoord die hebben geleid tot een Wetsvoorstel Investeren in

Jongeren. In 2009 moet hiermee begonnen worden, met als doel om de duurzame arbeidsparticipatie van jongeren te bevorderen en uitkeringsafhankelijkheid en voortijdige schooluitval te voorkomen. Het wetsvoorstel voorziet erin dat gemeenten worden verplicht om jongeren van 18 tot 27 jaar die niet werken of naar school gaan én die zich melden bij de gemeente, een op de persoon toegesneden aanbod te doen dat bestaat uit werk, scholing of een combinatie van beide. Als de jongere het aanbod niet accepteert, heeft deze geen recht op een inkomensvoorziening. Alleen wanneer de jongere niet in staat is het werk-leeraanbod uit te voeren, wanneer het werk-leeraanbod onvoldoende inkomen genereert of wanneer een gemeente niet in staat is om een aanbod te doen, voorziet het wetsvoorstel in een inkomensvoorziening.

Deeltijders

Het arbeidsaanbod kan worden vergroot doordat meer mensen gaan werken, maar ook doordat mensen meer uren gaan werken. Hoewel het aantal vrouwen dat participeert in betaald werk de afgelopen jaren substantieel is toegenomen, zit er nog veel rek in hun arbeidsaanbod in uren. Wanneer zij meer uren gaan werken, dragen zij meer bij aan onze welvaart, hetgeen cruciaal is voor het overeind houden van onze sociale voorzieningen. Bovendien is economische zelfstandigheid belangrijk voor de emancipatie van (vrouwelijke) deeltijders en het beste wapen tegen armoede (bijvoorbeeld in geval van echtscheiding). Om die reden voert het kabinet een beleid dat arbeidsparticipatie optimaal combineert met de zorg voor kinderen.

De in 2009 in te voeren inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK), richt zich specifiek op de minst verdienende partner, veelal een (vrouwelijke) deeltijder. Deze korting is groter naarmate de minst verdienende partner meer verdient. Dit is een belangrijk verschil met de oude aanvullende combinatiekorting (ACK), die wel stimuleerde dat beide partners werken, maar niet uitnodigde tot het werken in grotere banen. Er is afgesproken dat alle middelen voor de IACK al in 2009 worden ingezet, in plaats van uitgesmeerd over de jaren 2009, 2010 en 2011. De maximale korting zal in 2009 € 1 765 bedragen.

De arbeidsparticipatie van deeltijders wordt ook langs niet-fiscale wegen bevorderd. Zo stimuleert het kabinet brede scholen via investeringen in multifunctionele accommodaties, het versterken van dagarrangementen, het creëren van combinatiefuncties en met een steunpunt brede scholen. Voorts is het beleid gericht op het betaalbaar houden van een kwalitatief goede kinderopvang. Daarom zal het kabinet op korte termijn onderzoek doen naar de voor de arbeidsparticipatie optimale vormgeving van de kinderopvangtoeslag. Uitgangspunt hierbij vormt het advies van de Commissie Bakker.

Ook werkgevers kunnen nog meer inspelen op de grote behoefte aan mogelijkheden om werk en zorg te combineren. Dergelijk gezinsvriendelijk beleid zou bijvoorbeeld kunnen bestaan uit het aanbieden van flexibele roosters, schooltijdbanen en de mogelijkheid tot telewerken. Met dergelijke maatregelen wordt het mogelijk voor ouders om niet alleen te werken, maar ook om een substantieel aantal uren te werken. Het kabinet komt dit najaar met een verkenning van de mogelijkheden voor grotere flexibiliteit in de bestaande verlofregelingen en voor een wettelijk kader voor aanpassing van de arbeidstijden aan de persoonlijke omstandigheden van werknemers. In deze verkenning wordt ook ingegaan op de toekomstige vormgeving van de levensloopregeling. De Taskforce DeeltijdPlus zal werkgevers kunnen helpen door middel van pilots en voorbeelden van «good practices». Verder moeten werkgevers attent blijven op gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Gelijke beloning van

vrouwen is niet alleen een kwestie van elementaire rechtvaardigheid, maar ook een krachtig signaal dat hun arbeidsparticipatie daadwerkelijk wordt gewaardeerd. Wanneer vrouwelijke deeltijders opgeroepen worden om hun kleine banen in te ruilen voor grotere banen, is die waardering onontbeerlijk.

Ouderen

Omdat de problematiek op de arbeidsmarkt nauw samenhangt met de vergrijzing is speciale aandacht nodig voor de arbeidsparticipatie van ouderen. Niet alleen zijn ouderen hard nodig in kwantitatieve zin, maar ook brengen zij waardevolle ervaring die beter moet worden benut. Een vergaande maatregel zou zijn om, in navolging van de aanbevelingen van de Commissie Bakker, de AOW-leeftijd geleidelijk te verhogen. Vooralsnog heeft het de voorkeur om te trachten de diverse alternatieven tot een succes te maken. Alleen als de arbeidsparticipatie van ouderen, met name in de leeftijdsgroep 60 tot 65 jaar, niet stijgt en andere alternatieven tekortschieten is een verhoging van de AOW-leeftijd noodzakelijk. Om een dergelijk scenario te voorkomen wil het kabinet het aanbod van ouderen vergroten en de cultuur van «vroeg stoppen» doorbreken door middel van een doorwerkbonus. De doorwerkbonus is een bonus op doorwerken die begint in het jaar waarin de oudere 62 jaar wordt. De bonus bedraagt in datzelfde kalenderjaar 5% van het inkomen. Deze bonus loopt in de twee jaren die volgen op tot 7% respectievelijk 10% van het inkomen. Ook na 65 jaar wordt er een doorwerkbonus uitgekeerd, waardoor de prikkel om te blijven werken groter wordt. Om de vraag naar oudere werknemers te vergroten heeft het kabinet Actieteam Talent 45+ ingesteld om de bemiddelaars bij het aan het werk helpen van ouderen te ondersteunen. Verder krijgen werkgevers gedurende drie jaar een premiekorting van € 6 500 per jaar voor elke uitkeringsgerechtigde boven de 50 die zij in dienst nemen. Voor het laten doorwerken van ouderen tussen de 62 en 64 jaar krijgen ze een premiekorting van € 2 750 per jaar per oudere. Op die wijze wordt de huidige regeling van premievrijstelling voor oudere werknemers effectiever vorm gegeven door de vrijstellingen specifiek te richten op die groepen ouderen (uitkeringsgerechtigden boven de 50 en werknemers boven de 62) waarvoor een verlaging van de loonkosten het grootste effect heeft op het arbeidsaanbod. Daarnaast beziet het kabinet de introductie van een tijdelijke «no risk polis» voor het in dienst nemen van langdurig werklozen van 55 jaar en ouder, vanwege de perceptie bij werkgevers dat ouderen een hoger ziekteverzuim hebben. Wanneer meer ouderen doorwerken, wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om te blijven investeren in hun scholing. Voor de betrokken werknemers wordt het aantrekkelijker om op hogere leeftijd nieuwe uitdagingen aan te gaan en bijvoorbeeld nog van baan te wisselen. Al deze positieve ontwikkelingen zijn erop gericht om elkaar te versterken en bij te dragen aan een klimaat waarin iedereen meedoet en breed inzetbaar is. Als al deze maatregelen voortvarend worden doorgevoerd hoeft de verhoging van de AOW-leeftijd niet nodig te zijn.

In een vergrijzende samenleving is niet alleen de arbeidsparticipatie van ouderen van belang, maar is evengoed aandacht nodig voor het pensioenbewustzijn van ouderen, aangezien het pensioeninkomen de belangrijkste inkomstenbron van ouderen is. Voor de overheid ligt er een taak om ouderen met een onvolledige AOW voldoende mogelijkheden te bieden om gemiste rechten in te kopen. De inkooptermijn wordt verlengd naar tien jaar, waardoor meer mensen de gelegenheid krijgen hun AOW-tekort op te lossen. Een groter pensioenbewustzijn kan ook de participatie van oudere werknemers stimuleren. Wanneer een werknemer

meer inzicht heeft in de gunstige financiële consequenties van langer doorwerken, zal dit positieve effecten hebben op het arbeidsaanbod van ouderen. Pensioensparen vergt een lange adem. Goed inzicht in het pensioeninkomen vergt een actieve rol van pensioenfondsen en sociale partners als informatieverstrekkers en aanjagers van de bewustwording bij werkenden.

Wanneer doorwerken tot 65 normaal wordt, ontstaat er meer behoefte aan de mogelijkheid tot afbouw van het arbeidzame leven na 65 jaar. De vraag om langer door te werken neemt in de samenleving nu al toe. Tevens wil het kabinet bijdragen aan een cultuuromslag, waardoor 65 jaar minder als het vaste en definitieve eindpunt van het werkzame leven wordt gezien, maar het werkelijk ingaan van het pensioen meer dan nu een individuele keuze wordt en gebaseerd op de fysieke en financiële mogelijkheden en wensen van betrokkenen. Het wetsvoorstel flexibilisering AOW geeft ouderen de mogelijkheid om vrijwillig de ingangsdatum van het AOW-uitkering pensioen geheel of gedeeltelijk uit te stellen onder gelijktijdige verhoging van het pensioen over de resterende uitkeringsperiode. Deze verhoging is afhankelijk van de resterende levensverwachting in jaren zoals die geldt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Op deze manier kunnen ouderen als zij dat willen hun loopbaan na 65 jaar geleidelijk afbouwen.

Van werk naar werk

Het activeren van onbenut arbeidspotentieel is essentieel, maar niet voldoende. Alleen wanneer deze nieuwe mensen vervolgens behouden blijven voor de arbeidsmarkt en daarbinnen een plaats kunnen vinden waar zij tot hun recht komen en zich kunnen ontwikkelen, worden de voordelen van een groter arbeidsaanbod benut. Verder zorgt de toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt voor de noodzaak om baan-wisselingen soepel te laten verlopen. Daarom moet nu een fundament voor de toekomst worden gelegd. Zoals de Commissie Bakker stelt in «spoor 2» van haar advies, vraagt de economische dynamiek die in het vooruitzicht ligt om een betere inzetbaarheid van werknemers en grotere investeringen in scholing en ontwikkeling. De Commissie maakt een en ander concreet door een werkverzekering en een individueel werkbudget te bepleiten. Het gaat daarbij om een gedeelde verantwoordelijkheid voor werkgevers en werknemers. In het Plan van Aanpak van het kabinet naar aanleiding van het rapport van de Commissie is een belangrijke rol weggelegd voor de sociale partners. Het kabinet zal met de sociale partners overleggen over de voorwaarden en omstandigheden waaronder en de wijze waarop een belang en een verantwoordelijkheid voor werkgevers om te komen tot van-werk-naar-werk trajecten in de werkloosheidsregelingen geïntroduceerd kan worden. Wat echter vaststaat is dat zonder de benodigde inzetbaarheid van werknemers zelfs de grote toekomstige vraag naar arbeid geen garanties op werk geeft. De uitgangspositie van toekomstige werknemers kan weliswaar gunstiger worden, maar dat is geen garantie dat men levenslang bij dezelfde werkgever kan blijven. Alleen wanneer werknemers meegaan in een wereld van veranderende economische kansen, kan de overgang naar deze nieuwe arbeidsmarkt soepel verlopen.

Een leven lang leren

Persoonlijke ontwikkeling is in elk levensstadium van het grootste belang. Zo moet bijvoorbeeld worden voorkomen dat jongeren de arbeidsmarkt betreden zonder een startkwalificatie. Daarom zullen werkgevers die

vroegtijdige schoolverlaters in dienst nemen, deze jongeren moeten gaan scholen tot startkwalificatie. Ook onderzoekt het kabinet of het concept van een leeftijdsonafhankelijke leerplicht tot startkwalificatieniveau leidt tot een hogere arbeidsdeelname. Een ander doel is dat onderwijs en arbeidsmarkt beter op elkaar aansluiten. Met name het beroepsonderwijs moet nadrukkelijker in het teken staan van een toekomst op de arbeidsmarkt. Dit kan onder andere door leerlingen te laten leren op de werkplek en door theoretische kennis en praktijkervaring te integreren in duale leertrajecten. Dit is bovendien een effectieve strategie om schooluitval tegen te gaan.

Tevens wil het kabinet de inzetbaarheid van werkenden een impuls geven door een scholingsbudget te introduceren. Dit budget is persoonsgebonden, zodat het van werk naar werk trajecten kan faciliteren. «Een leven lang leren» betekent ook dat scholing van ouderen net zo wezenlijk is als het effectief voorbereiden van jongeren op de arbeidsmarkt. Ouderen hebben niet alleen door hun groeiende aantal, maar ook door hun ervaring en specifieke kwaliteiten veel te bieden. Daarvoor is het wel nodig dat er in hen wordt geïnvesteerd. Wanneer werkgevers er in toenemende mate op kunnen vertrouwen dat ouderen doorwerken, worden investeringen in hun inzetbaarheid ook rendabeler.

Werkzekerheid voor iedereen

Het kabinet verwacht een overschot aan werk in de toekomst. Desalniettemin zal het altijd blijven voorkomen dat specifieke werkgevers moeten reorganiseren of inkrimpen. De onzekerheid die dat voor de betreffende werknemers met zich meebrengt, kan aanzienlijk worden verzacht wanneer er een goed instrumentarium is voor werknemers om snel weer aan de slag te komen. Het vraagt een forse krachtsinspanning van alle betrokkenen om mensen van werk naar werk te begeleiden, maar deze valt in het niet bij het re-integreren van mensen die lange tijd buiten het arbeidsproces staan. Niet voor niets bepleit de Commissie Bakker activiteiten waarbij de verschillende partijen (werkgevers, werknemers, gemeenten en sectoren) belang hebben bij een zo snel en bevredigend mogelijke overgang naar een nieuwe baan. In samenspraak met de sociale partners wordt gekeken hoe transities van werk naar werk bevorderd kunnen worden.

Arbeidsbemiddeling, re-integratie en sociale activering in de regio

Banen worden niet in Den Haag gemaakt. Om de arbeidsparticipatie verder te bevorderen, zal de samenwerking tussen UWV/CWI, gemeenten, werkgevers en ook onderwijsinstellingen op regionaal niveau moeten worden versterkt.

Voortrekkersgemeenten hebben in het kader van het Bestuursakkoord de rol gekregen om alle relevante partijen rond de tafel te krijgen om tot gezamenlijk regionaal arbeidsmarktbeleid te komen. Zo is het belangrijk in samenwerking met werkgevers en onderwijsinstellingen tot concrete afspraken en arrangementen te komen om aan de huidige en toekomstige arbeidsvraag van werkgevers te voldoen.

Om een impuls te geven aan het regionaal arbeidsmarktbeleid is afgesproken om een aantal voorbeeldregio’s te selecteren die al afspraken hebben gemaakt in het netwerk van werk, inkomen en scholing. Deze «koplopers» kunnen andere gemeenten stimuleren succesvol beleid over te nemen. Daarnaast zal vanuit VNG, Divosa, Colo, Nicis Institute en het WERKbedrijf ondersteuning aan de regio’s worden geboden vanuit hun kennis en expertise. SZW ondersteunt deze ambities via het project «SZW

in de regio». Daarnaast zijn middelen ter beschikking gesteld voor de ontwikkeling van Poortwachterscentra.

Zowel aan de vraagkant als aan de aanbodkant moet er veel gebeuren. Werkgevers dienen goed in kaart te brengen wat voor werknemers ze precies zoeken en welke competenties belangrijk zijn. Van UWV/CWI en gemeenten wordt verwacht dat zij maatwerk leveren, zowel aan werkgevers als aan werkzoekenden. Hiervoor is inzicht in (de competenties van het) cliëntenbestand essentieel. Ook is het belangrijk dat de betrokken partijen beter gaan samenwerken. Vanuit dat streven kan de voorgenomen vorming van locaties voor werk en inkomen (LWI’s) worden bezien. In deze LWI’s zullen de medewerkers van de sociale diensten en van het per 1 januari 2009 te fuseren UWV/CWI samenwerken om een geïntegreerde dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden tot stand te brengen. Concreet betekent dit dat werkgevers en werkzoekenden in een regio bij elkaar gebracht worden, zonder onderscheid te maken naar de reden (herintreding op de arbeidsmarkt, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, bijstand of anders) waarom mensen werkzoekend zijn. Hierdoor zal de aansluiting tussen vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt worden verbeterd.

Een decentrale aanpak kan erg succesvol zijn in het verminderen van de uitkeringsafhankelijkheid. Mede door de invoering van de WWB, de wijziging van het arbeidsongeschiktheidsstelsel en het activerender maken van de WW is het aantal uitkeringsgerechtigden de afgelopen jaren gedaald. Re-integratie kan bijdragen aan de ambitie van het kabinet om meer mensen aan het werk te helpen en meer sociale samenhang in de samenleving te brengen. De beleidsdoorlichting re-integratie heeft echter aangetoond dat verdere verbeteringen noodzakelijk en mogelijk zijn. Sinds 2005 zijn al veel verbeteringen in gang gezet door de uitvoeringsorganisaties en zijn ook verbeteringen zichtbaar. Het kabinet wil op die weg doorgaan. De nadruk moet daarbij komen te liggen op betere samenwerking tussen de verschillende partijen, het centraal stellen van de vraag van werkgevers, een selectieve inzet van re-integratiemiddelen en een hogere kwaliteit van de re-integratie zelf. Het kabinet wil de uitvoerders voorzien van een zo compleet en effectief mogelijk (wettelijk) instrumentarium om dit mogelijk te maken. Ook zijn er afspraken met de VNG gemaakt over een uniforme monitoring van re-integratieresultaten.

Het kabinet geeft mensen die lang langs de kant staan een steuntje in de rug om aan de slag te komen. Dit is de gedachte achter het wetsvoorstel STAP (Stimulering Arbeidsparticipatie). Het UWV krijgt hiermee de mogelijkheid om gericht tijdelijke loonkostensubsidies in te zetten voor uitkeringsgerechtigden die langer dan een jaar werkloos en/of gedeeltelijk arbeidsgeschikt en jonger dan 50 zijn (voor mensen boven de 50 is er het instrument van premiekortingen). Werkgevers kunnen hiervoor gedurende een jaar een subsidie krijgen van maximaal 50% van het minimumloon. Voorwaarde voor een dergelijke loonkostensubsidie is onder meer dat het om een echte baan gaat die na dat jaar in beginsel voortgezet wordt. Het wetsvoorstel STAP bevat voorts een aantal wijzigingen op de Wet participatieplaatsen. Door deze participatieplaatsen kunnen mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt werkervaring opdoen met behoud van uitkering. Zo kan men een eerste stap naar een reguliere baan zetten. Voor deze mensen betekent dit dat ze weer meedoen, er door de bonusmogelijkheden financieel op vooruitgaan en meer perspectief krijgen. Het wetsvoorstel maakt participatieplaatsen niet alleen mogelijk voor bijstandsgerechtigden, maar ook voor langdurige WW-ers en gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Voorts komt er meer aandacht voor

vaardigheden en opleiding, komen er periodieke premies bij voldoende medewerking en worden de beoordelingscriteria voor verlenging van de participatieplaats aangescherpt.

Behalve het wetsvoorstel STAP zijn er nieuwe regels met betrekking tot «passende arbeid» in de WW. Personen die na 1 juli 2008 werkloos worden en dat minstens een jaar blijven, moeten in dat geval elk werkaanbod accepteren, ook als het betreffende werk onder hun uitkeringsniveau ligt. Zij ontvangen dan wel een aanvulling op hun loon. Hiermee wordt voorkomen dat mensen hun arbeidsritme en het contact met de arbeidsmarkt verliezen. Een en ander past binnen beleidsprioriteit 34 om meer mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen.

Sanctiebeleid

Naast de inzichten uit de beleidsdoorlichting re-integratie geeft de Commissie Arbeidsparticipatie adviezen om het re-integratiebeleid te verbeteren. De Commissie wil niet alleen extra kansen creëren voor degenen die onvrijwillig buiten de arbeidsmarkt staan, maar besteedt ook aandacht aan de verplichtingen van uitkeringsgerechtigden en aan de handhaving van die verplichtingen door UWV en gemeenten. Uitgangspunt is dat de solidariteit binnen ons bestel slechts stand kan houden als alleen mensen gebruik maken van uitkeringsregelingen die daadwerkelijk daarop zijn aangewezen.

In 2009 gaat een gecoördineerde communicatiecampagne van het ministerie en de uitvoerende instanties van start om uitkeringsontvangers te wijzen op de verplichtingen die voor hen gelden. Voor medewerkers van uitvoerende instellingen komt er een speciale website waarop zij kennis en ervaringen over de naleving en handhaving van verplichtingen kunnen uitwisselen. Met gemeenten en UWV worden afspraken gemaakt over de toepassing van het sanctie-instrumentarium bij het niet-naleven van de verplichtingen van uitkeringsgerechtigden.

Wajong

Veel mensen die best willen participeren hebben te maken met een geestelijke, lichamelijke of gedragsmatige beperking. Speciale aandacht vraagt de snel groeiende groep Wajongers. Het kabinet vindt het onaanvaardbaar dat steeds meer jongeren blijvend een uitkering ontvangen en niet meer zelfstandig meedoen in de samenleving terwijl velen daar wel mogelijkheden toe hebben. Het kabinet wil investeren in deze jongeren zodat zij meer kansen krijgen om te werken en actief deel te nemen in de samenleving. Niet het afschermen van mensen met een handicap of beperking is het uiteindelijke doel van het overheidsbeleid, maar hun emancipatie en integratie in de samenleving. Het kabinet gaat de benadering van jongeren met een beperking dan ook ingrijpend veranderen voor de nieuwe instroom. Waar de Wajong-regeling nu gericht is op uitkeringsaanvraag en -verstrekking, komt het kabinet dit najaar met een aangepaste regeling waarin arbeidsondersteu-ning voor deze groep jongeren centraal staat. Op grond van eenmaal opgedane werkervaring ontstaat een duidelijker beeld van iemands participatiemogelijkheden. Op latere leeftijd (27 jaar) kan dan een definitieve beoordeling plaatsvinden over eventueel blijvende toepassing van de Wajong. Voor diegenen die er ondanks inspanningen niet in slagen werk te vinden of te behouden, of ondanks ondersteuning niet in staat zijn 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen, blijft inkomensondersteuning gegarandeerd.

Al met al gaat het om een veel intensievere aanpak dan voorheen, die in eerste instantie om extra investeringen vraagt. Deze investeringen in de Wajong zijn echter nodig om te voorkomen dat grote aantallen mensen als volledig arbeidsongeschikt aan de kant zullen staan. Bij deze nieuwe aanpak zijn de sociale partners onmisbaar. Zij moeten er niet alleen voor zorgen dat meer Wajongers worden aangenomen, maar ook dat hun banen aansluiten bij hun capaciteiten.

Wet Sociale Werkvoorziening (WSW)

De doelstelling van de WSW is personen die permanente ondersteuning nodig hebben, toch in een reguliere werkomgeving te laten werken. Daarvoor worden zij geïndiceerd. Om de werking van de WSW te verbeteren is de laatste tijd veel in gang gezet. De wijzigingen in de WSW van 1 januari 2008 hebben de WSW weliswaar doelmatiger gemaakt, maar niet alle problemen opgelost. Met name de wachtlijsten en het feit dat tot op heden WSW-ers nog maar marginaal werkzaam zijn bij een reguliere werkgever, waren aanleiding voor het kabinet om een commissie «Fundamentele herbezinning WSW» in te stellen. Het advies van deze commissie komt begin oktober 2008 uit. Het kabinet zal vervolgens met een kabinetsreactie op dit advies komen.

Beleidsprioriteit 43: Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebeleid.

Een fundamentele overheidstaak is het garanderen van een minimum bestaansniveau voor iedereen in dit land. Het kabinet is van mening dat betaald werk de beste remedie tegen armoede is en ook om andere redenen de voorkeur verdient boven alle andere vormen van armoedebestrijding. Het kabinet heeft er daarnaast voor gezorgd dat het standaard koopkrachtbeeld gemiddeld tussen de 0 en 2 procent ligt. De meerderheid van de huishoudens gaat er op vooruit. De grootste plussen zijn er voor werkende mensen met kinderen.

Het feit dat werk gestimuleerd moet worden neemt niet weg dat er altijd een sociaal vangnet nodig zal zijn voor mensen die, om wat voor reden dan ook, niet kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Aangezien gemeenten dagelijks te maken hebben met de maatschappelijke kosten van armoede, hebben zij ook een beter inzicht in de problematiek en mogelijkheden om een eigen armoedebeleid te voeren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de decentralisatie van de langdurigheidstoeslag en de mogelijkheid tot gerichte bijstand in natura.

Speciale aandacht is nodig voor kinderen die opgroeien in arme gezinnen. Aangezien kinderen geen invloed hebben op de totstandkoming van hun eigen levensomstandigheden, heeft de overheid een verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat niemand met weinig perspectief opgroeit. Wanneer iedereen mee moet doen, moet de overheid ook voor iedereen, met name voor kinderen, de voorwaarden daartoe scheppen. Niet iedere burger is op de hoogte van de diverse regelingen die er zijn om armoede tegen te gaan. Dat heeft tot gevolg dat niet iedereen de ondersteuning krijgt waar men recht op heeft. Een betere voorlichting zal niet-gebruik van armoedebestrijdende voorzieningen moeten tegengaan. Wanneer gemeenten beter gaan samenwerken met voedselbanken, kan dat helpen bij het opsporen van niet-gebruik. Tevens wil het kabinet met ingang van 2009 gemeenten in staat stellen de gemeentelijke belastingen automatisch kwijt te schelden bij alle mensen op sociaal minimum. Nu is het nog zo dat mensen steeds opnieuw kwijtschelding moeten aanvragen. De samenwerking met voedselbanken laat al zien dat armoedebeleid geen exclusieve rol voor de (lokale) overheid behelst. Burgerinitiatieven en

vrijwilligerswerk dragen bij aan een sterke «civil society» die evenzeer wezenlijk is voor de solidariteit in ons land. De overheid dient constructieve initiatieven uit de maatschappij dan ook te omarmen.

Beleidsprioriteit 44: Het tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening in 2011

Armoede heeft niet altijd te maken met tekortschietende inkomsten, maar vaak ook met schulden en de negatieve spiraal die daar het gevolg van kan zijn. De laatste jaren is de schuldenproblematiek in Nederland fors toegenomen. Dat blijkt onder andere uit de toename van het aantal mensen dat een beroep doet op de schuldhulpverlening. Ook de hoogte van de schuld en het aantal schuldeisers zijn gestegen. Maar er zijn ook grote maatschappelijke kosten: armoede, sociale uitsluiting, huisuitzettin-gen, onverzekerdheid en afsluitingen van gas en licht. Het is belangrijk dat de overheid mensen die daarom vragen helpt bij het weer op orde krijgen van hun leven. Wachtlijsten in de schuldhulpverlening moeten dan ook worden voorkomen, en anders zo snel mogelijk worden weggewerkt. Hoewel de overheid soms een rol kan hebben bij het helpen van mensen met hun financiële problemen, mag dit er nooit toe leiden dat de particuliere verantwoordelijkheid aan belang inboet. Het is inherent aan een vrije samenleving dat burgers financiële verplichtingen kunnen aangaan. De overheid kan niet alles reguleren en ambieert dat ook niet. Burgers zelf, kredietverstrekkers, maatschappelijke organisaties en schuldbemiddelaars hebben allemaal hun eigen verantwoordelijkheid. Maatregelen zijn desalniettemin nodig om te voorkomen dat mensen onverantwoord hoge schulden maken. Het kabinet wil voorkomen dat de (financieel) zwakke positie van bepaalde burgers in deze samenleving wordt misbruikt, en heeft om die reden in de afgelopen tijd veel in gang gezet. Zo zijn de kredietregels onlangs aangescherpt, wordt «rood staan» ontmoedigd, is een traject gestart voor het certificeren van schuldhulpverleners, zijn de Wet financieel toezicht (Wft) en de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) gewijzigd en is extra geld voor schulden- en armoedebestrijding uitgetrokken. Ook heeft het kabinet in het kader van het deelakkoord Participatie Ministerie SZW-Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), dat onderdeel uitmaakt van het Bestuursakkoord met gemeenten, afspraken gemaakt rondom het terugdringen van het aantal huishoudens met problematische schulden.

Overige prioriteiten

Vermindering van regeldruk

Er wordt door dit kabinet ingezet op de vermindering van regeldruk voor burgers, bedrijven, medeoverheden en professionals. Minder regeldruk is belangrijk voor alle betrokkenen en kan daarnaast bijdragen aan de naleving van regelgeving. In de vorige kabinetsperiode zijn door SZW grote stappen gezet ter vermindering van de administratieve lasten, vooral door de wijzigingen in de polisadministratie en de wijziging van de arbeidsomstandighedenwet. De implementatie- en overgangstrajecten hiervoor richting burgers en bedrijven lopen door tot in deze kabinetsperiode.

Het kabinet wil tot 2011 de administratieve lasten voor het bedrijfsleven nog eens met netto 25% verminderen ten opzichte van de peildatum van 1 maart 2007. In de periode januari tot mei 2008 is een nieuwe nulmeting administratieve lasten bedrijven uitgevoerd die aangeeft welke hoge administratieve lasten zijn overgebleven. Op basis hiervan wordt in het najaar van 2008 nagegaan welke mogelijkheden er nog zijn voor een

verdere vermindering van de regeldruk. Daarnaast wordt er ook gekeken naar de inhoudelijke nalevingskosten van een deel van de Arbo-regelge-ving (gebruik van arbeidsmiddelen), de Wet verbetering poortwachter (de regeling procesgang eerste twee ziektejaren) en de Wet op de identificatieplicht voor uitzendbureaus. Dit zijn onderwerpen waarvan bedrijven hebben aangegeven hoge inhoudelijke nalevingskosten te ervaren. In overleg met de Regiegroep Regeldruk wordt dit najaar de hoogte van een reductietaakstelling administratieve lasten voor SZW vastgesteld. Overigens is ruim de helft van de SZW-regelgeving voor bedrijven van Europese origine. Dit betekent dat vermindering van administratieve lasten soms alleen mogelijk is door wijziging van EU-regelgeving. Het is in dat verband positief dat er ook in Europees verband een actieprogramma loopt om de administratieve lasten ten gevolge van EU-regelgeving met 25% te verminderen. Hierin komt een aantal richtlijnen op het terrein van de Arbo-regelgeving en de cohesiefondsen aan bod die in Nederland voor hoge administratieve lasten zorgen. Nederland zet zich ervoor in dat de Europese regelgeving die voornamelijk uit middelvoorschriften bestaat gewijzigd wordt in doelvoorschriften.

De taakstelling uit de vorige kabinetsperiode van 25% minder administratieve lasten voor burgers wordt voortgezet tot 2011. Dit wordt voor SZW naar verwachting gehaald. Het digitaal klantdossier en de Polisadministratie zijn daar grotendeels verantwoordelijk voor.

Naast het terugdringen van bestaande lasten wil SZW ook voorkomen dat er door nieuwe regelgeving onnodige lasten bijkomen. Bij de invulling van de verschillende beleidspakketten ter vergroting van de arbeidsparticipatie en ter bestrijding van armoede wordt daarom steeds nagegaan op welke wijze de regeldruk voor bedrijven, burgers en andere overheden geminimaliseerd kan worden. Zo moeten de integratie van de activiteiten van UWV en CWI en de nauwere samenwerking met gemeenten bij de re-integratie van uitkeringsgerechtigden niet alleen leiden tot een eenvoudigere en effectievere uitvoering door de betrokken instanties, maar ook tot het voorkomen van het meermaals opvragen van dezelfde gegevens bij betrokkenen.

Samen werken in internationaal verband

Ook in de EU is het bevorderen van de arbeidsparticipatie een belangrijke beleidsdoelstelling. Hiervoor zijn in het kader van de «Lissabon-strategie voor Groei en Werkgelegenheid» richtsnoeren ontwikkeld. Nederland zet zich er voor in door deze strategie, en het ermee samenhangende «OMC-proces voor sociale bescherming en sociale inclusie», de participatie in betaald werk, zowel nationaal als Europees, te stimuleren. Integraal onderdeel van de «Lissabon-strategie» vormt de vernieuwde «EU-sociale beleidsagenda», die begin juli 2008 door de Commissie gepresenteerd is. Een van de ambities is het vergroten van kansen voor burgers op betaald werk en actieve participatie en integratie in de samenleving. Voor Nederland is de arbeidsdeelname van burgers een belangrijk ijkpunt bij de uitwerking van de agenda. Uiteraard moeten de oplossingen voor de veranderende arbeidsmarkt primair worden gezocht in mobilisering van het nationale potentieel.

Dat neemt echter niet weg dat buitenlands aanbod aanvullend en voor bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt nuttig zijn. Relevant is de EU-besluitvorming over verschillende richtlijnvoorstellen voor arbeidsmigratie van «derdelanders», waaronder het voorstel inzake de arbeidsmigratie van hooggeschoolden. Nederland zet hierbij in op een administratief eenvoudige regeling, die ons land op de kaart zet voor migranten met een duidelijke toegevoegde waarde. Ook de uitgebreide EU kan het nationale arbeidsaanbod een impuls geven. Najaar 2008 besluit het

kabinet over het al dan niet openen van de arbeidsmarkt per 1 januari 2009 voor werknemers uit Roemenië en Bulgarije. Voorts is het van belang de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit (in de grensstreken) Europees te stimuleren.

Ook buiten de EU is er veel gaande. In internationaal verband staan de realisering van de ILO «Decent Work Agenda» en de «Millennium Development Goals» van de VN centraal. SZW ziet voor wat betreft het element armoedebestrijding in beide concepten arbeidsparticipatie als belangrijkste wapen, hetgeen in lijn is met de recente ILO-verklaring «Social Justice for a fair Globalisation». De Nederlandse «flexicurity-benadering» wordt door SZW in internationaal verband gepromoot en waar mogelijk op de agenda gezet. Daarnaast kunnen mondiale organisaties als de ILO en VN een rol spelen bij het realiseren van betere sociale voorzieningen en arbeidsnormen in verschillende andere landen. Dat is niet alleen wenselijk vanuit menselijk oogpunt, maar draagt tevens bij aan een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie tussen bedrijven die internationaal opereren. Met een pilot circulaire migratie, zoals nader vastgesteld en gedefinieerd in de Notitie Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008, wordt bezien of circulaire migratie toegevoegde waarde heeft als nieuwe aanpak in de ontwikkelingssamenwerking. SZW werkt hard aan het promoten van fundamentele arbeidsnormen en aan de handhaving van mensenrechtenverdragen in de hele wereld.

Project «Iedereen doet mee»

De inzet van het kabinet is het verhogen van de participatie in Nederland, via arbeidsparticipatie waar dit mogelijk is en via maatschappelijke participatie voor mensen voor wie een betaalde baan (nog) geen reëel perspectief is. Een hogere arbeidsparticipatie geeft meer mensen de kans om mee te doen aan de steeds snellere maatschappelijke ontwikkelingen, versterkt de sociale samenhang en leidt tot verbreding van het draagvlak van onze sociale voorzieningen. Het doel is om in deze kabinetsperiode een substantiële stap richting 80 procent arbeidsparticipatie te zetten.

De Commissie Arbeidsparticipatie adviseert het kabinet bovendien om maatregelen te nemen om het onbenutte arbeidspotentieel te activeren en te stimuleren tot meer arbeidsparticipatie. Anders dreigt een dreigend structureel tekort aan arbeidskrachten, dat de welvaart en economische groei ondermijnt, de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat bedreigt en leidt tot personeelstekorten in de publieke sectoren. Vooral bij ouderen, vrouwen en allochtonen is nog sprake van onbenut arbeidspotentieel. Daarnaast is het voor jongeren belangrijk om zonder uitval de overstap van onderwijs naar arbeidsmarkt te maken.

Het kabinet streeft er naar om de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren door de inzetbaarheid van mensen te vergroten. Hierdoor kunnen mensen behouden worden voor de arbeidsmarkt en ook sneller doorstromen. Door de publieke arbeidsbemiddeling te concentreren in Locaties voor Werk en Inkomen, kunnen vraag en aanbod op regionaal niveau sneller en beter bij elkaar worden gebracht. Het kabinet heeft hierover met gemeenten en uitvoeringsinstellingen afspraken gemaakt. Het kabinet wil zich niet neerleggen bij de lage participatie van jonggehandicapten. Als er uitgegaan wordt van wat deze jongeren nog wél kunnen, is er heel veel mogelijk. Daarom ontwikkelt het kabinet plannen tot een meer activerende Wajong waarin veel steviger wordt ingezet op de re-integratie van Wajongers en een verbeterde aansluiting onderwijsarbeidsmarkt door onder andere een gerichte werkgeversbenadering. Daarnaast krijgen gemeenten meer ruimte voor maatwerk bij de

re-integratie door het Participatiebudget dat de financiële middelen voor

re-integratie, inburgering en educatie bundelt.

+ De arbeidsmarktpositie van ouderen is nog problematisch, met name wanneer ze hun baan verliezen en op zoek moeten naar ander werk. Het kabinet neemt in 2009 diverse maatregelen die het vervroegd uittreden van ouderen ontmoedigen en de kans op een baan voor ouderen vergroten.

+ Om vrouwen te stimuleren meer te gaan werken is de Taskforce DeeltijdPlus actief die met voorstellen zal komen om grotere deeltijdbanen aantrekkelijk te maken. Daarnaast neemt het kabinet maatregelen om meer werken voor vrouwen ook financieel aantrekkelijk te maken.

+ Om uitval van jongeren te voorkomen wordt de Wet Investeren in Jongeren ingevoerd die ertoe bijdraagt dat jongeren van 18 tot 27 jaar leren of werken.

+ Om participatie van allochtonen te bevorderen zal er een campagne gericht op positieve beeldvorming van allochtonen worden gestart. Daarnaast wordt de inzet van diversiteitsmanagement binnen en buiten de overheid gestimuleerd. De overheid geeft zelf ook een opgave als het gaat om het «meedoen» van arbeidsgehandicapten en jonggehandicapten. Het Kabinet spant zich daarom in om in 2009–2010 150 Wajongers en 100 WSW-ers in dienst te nemen bij het Rijk. De beste methode van integratie is een baan, en daarom krijgen gemeenten via het Participatiebudget de mogelijkheid om inburgering, educatie en re-integratie met elkaar te verbinden.

Niet voor iedereen is een betaalde baan (direct) een reëel perspectief. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen die door handicap of ziekte volledig arbeidsongeschikt zijn. Voor deze groepen is het belangrijk dat ze niet geïsoleerd raken en dat ze blijven participeren in de samenleving. Daarom stimuleert het kabinet vrijwilligerswerk en mantelzorg. Anderen participeren te weinig in de samenleving door armoede- en schuldenproblematiek of door gebrekkige integratie. Het kabinet intensiveert de bestrijding van armoede en hierbij zal de aandacht vooral gericht zijn op het tegengaan van armoede onder kinderen. Ook zijn de kredietregels aangescherpt en wordt «rood» staan ontmoedigd.

Conclusie

De Nederlandse economie zal de komende decennia in toenemende mate te maken krijgen met een kleiner arbeidspotentieel. Daarnaast zal een (klein) land als Nederland, dat sterk gericht is op internationale handel gevoelig zijn voor de ontwikkeling van de wereldeconomie. Het feit dat ons land altijd geconfronteerd zal worden met ontwikkelingen die zich buiten de eigen invloedsfeer bevinden, is geen reden voor het kabinet om achterover te leunen. Sterker nog: het vergroot de noodzaak om, binnen de grenzen van wat wél beïnvloedbaar is, te zorgen voor optimale randvoorwaarden voor een sterke economie en een sterke maatschappij. Dat betekent dat het kabinet burgers tot participatie uitnodigt en hen stimuleert om mee te helpen onze welvaart en publieke voorzieningen op peil te houden. Daarbij mogen de mensen met nu nog een grote afstand tot de arbeidsmarkt niet worden vergeten. Wanneer iedereen de handen ineenslaat, kan de toekomst met vertrouwen tegemoet worden gezien.

 

Box 2.1 Project Iedereen doet mee

 

De inzet van het kabinet is het verhogen van de participatie in Nederland, via arbeidsparticipatie waar dit mogelijk is en via maatschappelijke participatie voor mensen voor wie een betaalde baan (nog) geen reëel perspectief is. Een hogere arbeidsparticipatie geeft meer mensen de kans om mee te doen aan de steeds snellere maatschappelijke ontwikkelingen, versterkt de sociale samenhang en leidt tot verbreding van het draagvlak van onze sociale voorzieningen. In het Beleidsprogramma heeft het kabinet zich tot doel gesteld om in deze kabinetsperiode een substantiële stap richting 80 procent arbeidsparticipatie (doelstelling 33) te zetten en 200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan de slag te helpen (doelstelling 34). Om dit te realiseren heeft het kabinet het project «Iedereen doet mee» geïnitieerd. Via dit project worden de inspanning gebundeld om deze beide doelstellingen te realiseren. Daarnaast is er aandacht voor de verbreding en verdieping van de maatschappelijke participatie door het stimuleren van vrijwilligerswerk en mantelzorg (doelstelling 35), door gemeenten meer ruimte te geven voor gericht armoedebeleid (doelstelling 43) en door de wachtlijsten voor schuldhulpverlening tot een minimum te beperken (doelstelling 44).

De inzet van het project «Iedereen doet mee» richt zich met name op de volgende doelgroepen:

+ De arbeidsmarktpositie van ouderen is nog problematisch, met name wanneer ze hun baan verliezen en op zoeken moeten naar

ander werk. Het kabinet neemt in 2009 diverse maatregelen die het vervroegd uittreden van ouderen ontmoedigen en kans op een

baan voor ouderen vergroten. + Om vrouwen te stimuleren meer te gaan werken is de Taskforce DeeltijdPlus actief die met voorstellen zal komen om grotere

deeltijdbanen aantrekkelijk te maken. Daarnaast neemt het kabinet maatregelen om meer werken voor vrouwen ook financieel

aantrekkelijk te maken. + Om uitval van jongeren te voorkomen wordt het wetsvoorstel investeren in jongeren (voor jongeren van 18 tot 27 jaar) ontwikkeld. + Om participatie van allochtonen te bevorderen zal er een campagne gericht op positieve beeldvorming van allochtonen worden

gestart. Daarnaast wordt de inzet van diversiteitsmanagement binnen en buiten de overheid gestimuleerd. De beste methode van

integratie is een baan en daarom krijgen gemeenten via het Participatiebudget de mogelijkheid om inburgering, educatie en

re-integratie met elkaar te verbinden.

Niet voor iedereen is een betaalde baan (direct) een reëel perspectief. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen die door handicap of ziekte volledig arbeidsongeschikt zijn. Voor deze groepen is het belangrijk dat ze niet geïsoleerd raken en blijven participeren in de samenleving. Daarom stimuleert het kabinet vrijwilligerswerk en mantelzorg. Anderen participeren te weinig in de samenleving door armoede-en schuldenproblematiek of door gebrekkige integratie. Het kabinet intensiveert de bestrijding van armoede en hierbij zal de aandacht vooral gericht zijn op het tegengaan van armoede onder kinderen. Ook zijn de kredietregels aangescherpt en wordt «rood» staan ontmoedigd.

Het kabinet wil zich niet neerleggen bij de lage participatie van jonggehandicapten. Als er uitgegaan wordt van wat deze jongeren nog wél kunnen, is er heel veel mogelijk. Daarom ontwikkelt het kabinet plannen tot een meer activerende Wajong waarin veel steviger wordt ingezet op de re-integratie van Wajongers en een verbeterde aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt door onder andere een gerichte werkgeversbenadering.

Box 2.2 Doelstelling 33 en 34

Doelstelling 33

Het kabinet wil een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie. Van 70% nu moet deze toegroeien naar 80% in 2016. In deze kabinetsperiode zal een belangrijke stap in die richting worden gezet.

Doelstelling 34

200 000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zullen deze kabinetsperiode extra aan de slag geholpen worden.

Doelstelling 34 is een nadere uitwerking van doelstelling 33 en daarom worden de doelstellingen gezamenlijk behandeld. We hanteren voor deze doelstellingen twee indicatoren die gezamenlijk een indicatie geven of doelstelling 33 op koers ligt en of doelstelling 34 in 2011 gerealiseerd is. Alle maatregelen werken voor beide doelstellingen. Het is daarom niet mogelijk om een onderscheid te maken per doelstelling.

Indicator 1 (beleidsartikel 42)

Stijging van de bruto-participatiegraad. Het CPB publiceert elk halfjaar de cijfers. Elke stijging met 1%-punt betekent 100 000 mensen aan de slag. De realisatie van de bruto-participatiegraad in 2007 is 74%. Daarmee ligt de realisatie op het basispad, zoals het CPB dat heeft berekend voor de Commissie Bakker. Er is tot 2016 dus nog een stijging nodig van 6%-punt. Indien we in 2011 2%-punt boven op het basispad van het CPB weten te realiseren zijn er 200 000 mensen extra aan de slag.

Indicator 2 (beleidsartikel 42)

Het volume van werkloosheids-, arbeidsongeschiktheids- en bijstandsuitkeringen zoals door CPB gepubliceerd. Indien de bruto-participatiegraad stijgt en het volume van uitkeringen daalt, is het plausibel te veronderstellen dat er mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan het werk geholpen zijn.

Om inzichtelijk te maken wat er wordt gedaan om de stijging van de arbeidsparticipatie te realiseren, worden maatregelen genoemd die al gerealiseerd zijn of de komende jaren worden gerealiseerd. Voor de realisering van beide doelstellingen is een voortvarende invoering van de in de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Arbeidsparticipatie genoemde maatregelen een voorwaarde. Daarnaast is het overleg met sociale partners en gemeenten een randvoorwaarde.

Gerealiseerd in 2008

+ Bestuursakkoord Rijk-VNG (100 000 banen)

+ Actieteam 45+

+ Brugbanen gedeeltelijk arbeidsongeschikten

+ Installatie en werkplanTaskforce Deeltijd Plus

+ Stimulering totstandkoming regionaal arbeidsmarktbeleid

+ Zwangerschapsregeling zelfstandigen

+ Uitfasering overdraagbaarheid algemene heffingskorting

Beleidsartikel 47 Beleidsartikel 42 Beleidsartikel 47 Beleidsartikel 43 Beleidsartikel 47 Beleidsartikel 43 Beleidsartikel 41

Beoogd in 2008

+ Verdere uitwerking maatregelen Commissie Bakker door middel van plan van aanpak + Advies en kabinetsreactie Commissie De Vries (modernisering Wsw)

Beleidsartikel 48

Beoogd in 2009

+ Regeling loonkostensubsidies in UWV domein en participatieplaatsen bij gemeenten (Wetsvoorstel STAP)                Beleidsartikel 47

+ Vrijwillige flexibilisering AOW                                                                                                                                                         Beleidsartikel 49

+ Aanpassing begrip passende arbeidinWWenaanscherping sanctiebeleid                                                                         Beleidsartikel 46

+ Geintegreerde dienstverlening UWV/CWIengemeenteninderegio                                                                                     Beleidsartikel 47

+ Premiekorting voor ouderen                                                                                                                                                            Beleidsartikel 47

+ Doorwerkbonus                                                                                                                                                                                  Beleidsartikel 42

+ IACK (inkomensafhankelijke combinatie korting)                                                                                                                        Beleidsartikel 42

+ IAK (inkomensafhankelijke verhoging arbeidskorting)                                                                                                               Beleidsartikel 42

+ Invoering participatiebudget                                                                                                                                                            Beleidsartikel 47

+ Invoering Wet InvestereninJongeren voor jongeren tot27jaar                                                                                             Beleidsartikel 46

+ Werkregeling Wajong                                                                                                                                                                        Beleidsartikel 46

Box 2.3 Doelstelling 43: Meer ruimte voor gemeenten voor gericht armoedebel

Indicator

Monitor Bestuursakkoord

De focus ligt de komende jaren op de doelstelling «op participatiebevordering gerichte armoedebestrijding». De in het beleidsprogramma en bestuursakkoord afgesproken maatregelen zijn in gang gezet. Aan de hand van de actuele inzichten (monitor bestuursakkoord, gestarte of te starten onderzoeken, gestarte of te starten innovatieve projecten) zal de komende jaren de noodzaak van nieuwe maatregelen worden bezien. Dit is een continu proces. Afspraken bestuursakkoord:

gerichte bijstand in natura voor gezinnen met (schoolgaande) kinderen;

dereguleren langdurigheidstoeslag;

meer materiele, op participatie, gerichte voorzieningen (handreiking lokaal armoedebeleid);

tegengaan nietgebruik van voorzieningen, o.a. onderzoeken bestandskoppelingen;

bevorderen samenwerking organisaties op centraal en lokaal niveau, waaronder samenwerking gemeenten en voedselbanken;

terughoudendheid bij verstrekken en verhalen van leenbijstand (op participatie gericht)verbeteren kwaliteit en effectiviteit van de

minnelijke schuldhulpverlening.

Gerealiseerd in 2007                                                                                                                                                                              Beleidsartikel 46

+ Deelakkoord Participatie SZW-VNG (bestuursakkoord); hierin zijn maatregelen afgesproken om armoede te bestrijden (en schulden tegen te gaan)

Gerealiseerd in 2008                                                                                                                                                                              Beleidsartikel 46

+ Verdere uitwerking maatregelen Commissie Bakker. Extra middelen kabinet voor armoedebestrijding en

schuldhulpverlening toegevoegd aan gemeentefonds. In de periode 2007 t/m 2011 gaat het om een bedrag van

ruim € 200 mln. + (Daarbovenop) 2 x € 40 mln. toegevoegd aan gemeentefonds (2008 en 2009) om participatie van kinderen in

arme gezinnen te bevorderen. + Innovatieve projecten gestart gericht op nieuwe mogelijkheden van gemeentelijk armoedebeleid. + Bestuurlijke (prestatie-)afspraken met deel van gemeenten om participatie van kinderen in arme gezinnen te

bevorderen. + Handreiking gemeentelijke armoedebeleid uitgebracht. + Wetsvoorstel dereguleren langdurigheidstoeslag en uitbreiden mogelijkheden gerichte ondersteuning gezinnen

met schoolgaande kinderen aan TK aangeboden. + Quickscan samenwerking gemeenten en voedselbanken.

Beoogd in 2008                                                                                                                                                                                       Beleidsartikel 46

+ Bestuurlijke (prestatie-)afspraken met resterende gemeenten om participatie van kinderen in arme gezinnen te

bevorderen. + Bestuurlijke conferentie samenwerking gemeenten en voedselbanken (3 nov 2008). + Bij Voorjaarsnota is besloten € 50 miljoen toe te voegen aan het budget voor armoedebestrijding.

Beoogd in 2009                                                                                                                                                                                       Beleidsartikel 46

+ (Juridisch en praktisch) mogelijk maken bestandskoppeling in het kader van niet-gebruik.

+ Inwerkingtreding/implementatie Wetsvoorstel dereguleren langdurigheidstoeslag en uitbreiden mogelijkheden

gerichte ondersteuning gezinnen met schoolgaande kinderen. + Resultaten onderzoek naar omvang en achtergronden van armoede en sociale uitsluiting bij kinderen.

Box 2.4 Doelstelling 44: Tot een minimum beperken van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening in 201

Indicator

De focus ligt de komende jaren op de doelstelling «op participatiebevordering gerichte schuldhulpverlening». Het voorkomen van wachtlijsten is hierbij een duidelijke randvoorwaarde. De in het beleidsprogramma en bestuursakkoord afgesproken maatregelen zijn in gang gezet. Aan de hand van de actuele inzichten (monitor bestuursakkoord, gestarte of te starten onderzoeken, gestarte of te starten innovatieve projecten) zal de komende jaren de noodzaak van nieuwe maatregelen worden bezien. De staatssecretaris heeft aangekondigd op basis van het onderzoek dat dit najaar beschikbaar komt, in overleg te treden met gemeenten over de concrete doelstelling voor het tot een minimum beperken van de wachtlijsten.

Gerealiseerd in 2007                                                                                                                                                                                 Beleidsartikel 46

+ Extra middelen kabinet voor schuldhulpverlening (zie doel 44).

+ In het deelakkoord Participatie SZW-VNG (onderdeel bestuursakkoord Rijk-Gemeenten) zijn afspraken gemaakt om het aantal huishoudens met problematische schulden terug te dringen en de effectiviteit van schuldhulpverlening te verbeteren.

+ Het onderzoek naar de effectiviteit van minnelijke schuldhulpverlening is gestart. Dit onderzoek geeft o.a. inzicht in omvang en achtergrond van de wachtlijstproblematiek.

+ Het Innovatieprogramma WWB (IPW) project is gestart. Dit moet meer inzicht in wachtlijstproblematiek geven.

Gerealiseerd in 2008                                                                                                                                                                                 Beleidsartikel 46

+ Keuze en implementatie van maatregelen op grond van bevindingen onderzoek effectiviteit schuldhulpverlening

en IPW project. + Monitor afspraken bestuursakkoord implementeren. + Het onderzoek effectiviteit schuldhulpverlening is medio 2008 afgerond. + Inzicht in het aantal mensen met betalingsachterstanden via de totstandkoming van een monitor.

Beoogd in 2008

+ In september 2008 formuleert het kabinet op grond van de resultaten van het onderzoek zijn standpunt over de

aanvullende maatregelen die het neemt ten aanzien van o.a. de wachtlijstproblematiek.                                                   Beleidsartikel 46

Beoogd in 2009                                                                                                                                                                                         Beleidsartikel 46

+ Uitwerken en implementeren van de maatregelen die genoemd worden in de kabinetsbrief van september 2008. + Inzicht in de achtergronden van huishoudens met betalingsachterstanden via verdiepend onderzoek.

 

Tabel 2.1: Aansluitingstabel uitgaven begroting 2008 naar begroting 2009 (x € 1 mln)

 

Uitgaven

Artnr.

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Ontwerpbegroting 2008

 

23 859

25 971

24 861

24 844

25 111

 

Amendementen

             

Spekman WAV WML (kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV,

             

nr. 23)

98

2

2

2

2

2

 

Spekman WAV WML (kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV,

             

nr. 23)

99

-2

-2

-2

-2

-2

 

Mutaties Voorjaarsnota (1e sup 2008)

             

Overheveling projectdirectie leren en werken naar OCW

42

  • 5
  • 5
  • 5
  • 5
   

Ramingsbijstellingen Wajong uitkeringen

46

51

105

166

232

304

 

Ramingsbijstellingen Wajong uitvoeringskosten

46

  • 2

16

15

15

16

 

Ramingsbijstellingen TRI

46

  • 5
  • 2
       

Partneralimentatie

46

20

23

11

7

4

 

Ontheffing sollicitatieplicht

46

-7

         

Generaal pardon

46

17

15

12

11

9

 

26 weken maatregel

46 1 5 5 5 5

 

Schuldhulpverlening

46

50

         

Taakstelling fusie UWV/CWI

47

108

142

76

20

   

Onderwijsvoorzieningen Re-integratie Wajong

47

18

21

22

24

24

 

Zuiverdere toerekening lasten fondsen Re-integratie Wajong

47

25

         

Toeslagenwet uitkeringslasten

49

1

-4

  • 5

-7

-7

 

Rijksbijdrage BIKK AOW en Anw

51

  • 169
  • 169
  • 182
  • 187
  • 190
 

Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

51

  • 2 214
  • 2 553
       

Loon- en prijsbijstelling

div

164

161

156

152

152

 

Eindejaarsmarge

div

164

         

Overige mutaties Voorjaarsnota en afrondingen

div

  • 26

7

7

  • 16

-7

 

Subtotaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletore

 

22 050

23 733

25 139

25 095

25 421

 

Mutaties Miljoenennota

             

Uitboeken ontslagvergoeding

43

   

- 1

- 5

- 6

 

De nieuwe Wajong (uitkeringslasten)

46

   

8

20

37

 

Compensatie buitengewone uitgaven Wajong (uitkeringsla-

             

sten)

46

 

63

67

71

75

 

Ramingsbijstellingen Wajong

46

88

95

86

69

42

 

De nieuwe Wajong (uitvoeringskosten)

46

 

17

6

21

28

 

Bijstellingen uitvoeringskosten Wajong

46

8

8

9

9

10

 

Ramingsbijstellingen TRI

46

 
  • 5
       

Overige mutaties WWB

46

112

127

144

162

90

 

Uitname langdurigheidstoeslag

46

 

-40

-40

  • 40

-40

 

Overboeking naar artikel 49

46

   
  • 193
  • 208
  • 223
 

Diverse mutaties WIJ

46

 

40

5

  • 47

47

 

Mutaties IOAW

46

  • 18
  • 17
  • 18
  • 19
  • 20
 

Mutaties IOAZ

46

-4

  • 6
  • 5
  • 5
  • 5
 

Mutaties BBZ

46

43

26

30

30

30

 

VAZALO

46

 
  • 19

-38

  • 53

-75

 

Wetsvoorstel investeren in jongeren

46

 

17

84

135

135

 

Van Gemeentefonds taakstelling SUWI keten

47

 

25

45

60

63

 

Mutaties CWI

47

1

6

8

20

   

Participatiebudget

47

 

223

574

526

497

 

Mutaties Re-integratie Wajong

47 4 3 3 5 5

 

De nieuwe Wajong

47

 

18

19

27

42

 

Risicovoorziening ESF

47

 

-95

95

     

Indicatiestelling WSW

48

 

4

       

Uitkeringslasten WWB 65+

49

   

207

230

244

 

Mutaties TW

49

10

13

11

5

4

 

Diversen uitvoeringskosten SVB

50

 

5

18

18

17

 

Rijksbijdrage BIKK AOW en ANW

51

19

28

5

  • 33
  • 53
 

Rijksbijdrage Aof

51

 

170

165

161

156

 

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

51

14

26

26

26

26

 

Tabel 2.1: Aansluitingstabel uitgaven begroting 2008 naar begroting 2009 (x € 1 mln)

Uitgaven

Artnr.

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Rijksbijdrage Ouderdomsfonds Tegemoetkoming AOW en ANW Dekking uit Onvoorzien, loon- en prijsbijstelling Overige mutaties

 

51

 

220

  • 1 144
  • 539

168

51

13

577

587

617

636

99

  • 138
  • 64
  • 62
  • 81

-30

div

  • 5
  • 16

-32

  • 6
 

Ontwerpbegroting 2009

22 197 25 183 25 807 26272 27 321

28 181

 
                   

Tabel 2.2: Aansluitingstabel ontvangsten begroting 2008

naar begroting 2009 (x € 1 mln)

 

Ontvangsten

Artnr.

2008

2009

2010

2011

2012

2013

 

Ontwerpbegroting 2008

   

501

478

478

478

478

 

Mutaties Voorjaarsnota (1e sup 2008)

Agenda voor de toekomst

Hogere anticumulatie afdrachten

Diverse overige ontvangsten en afrondingen

Subtotaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletore

 

47 48 div

  • 22

55

10

544

56 534

58

1

537

56

1

535

49

1

528

 

Mutaties Miljoenennota

Hogere boeteopbrengsten

Hogere boeteopbrengsten

Restituties

Restituties

Ontvangsten participatiebudget

Hogere anticumulatie afdrachten

Diverse overige ontvangsten en afrondingen

 

42 8 4 4 4 4 44 2

46               53

47               63

47                                223 574 526 497

48               14 15 16 17 18 div 3 1 -1

 

Ontwerpbegroting 2009

   

687

777

1 131

1 082

1 046

1 022

Tabel 2.3 Totaaloverzicht begrotings- en premiegefinancierde uitgaven 2009 (in constante

prijzen x € 1 000)

 
 

Artikel

Omschrijving

Begrotingsuitgaven

Premie-uitgaven

Totaal

 

Beleidsartikelen

     

41

Inkomensbeleid

1 660

 

1 660

42

Arbeidsparticipatie

26 582

 

25 582

43

Arbeidsverhoudingen

26 428

912 057

938 485

44

Arbeidsomstandigheden en verzuim

64 830

 

64 830

45

Pensioenbeleid

1 889

 

1 889

46

Inkomensbescherming met activering

6 502 310

13 808 643

20 310 953

47

Aan het werk: Bemiddeling en Re-integratie

2 315152

526 807

2 841 959

48

Sociale werkvoorziening

2 436 693

 

2 436 693

49

Overige inkomensbescherming

347 520

29 493 570

29 841 090

50

Tegemoetkoming specifieke kosten

143 859

 

143 859

51

Rijksbijdragen aan sociale fondsen

Niet-beleidsartikelen

13 087 833

 

13 087 833

97

Aflopende regelingen

338

 

338

98

Algemeen

201 768

 

201 768

99

Nominaal en onvoorzien

25 838

 

25 838

 

Totaal artikelen

25 182 700

44 741 077

69 923 777

HOOFDSTUK 3: DE BELEIDSARTIKELEN

Artikel

Algemene doelstelling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

41 Inkomensbeleid

Zorgdragen voor een evenwichtige en activerende inkomensontwikkeling

Om een evenwichtige inkomensontwikkeling te bereiken en tegelijkertijd financiële prikkels voor werkaanvaarding in stand te houden en te verbeteren.

Bij het inkomensbeleid speelt constant een afweging tussen het streven naar een evenwichtige inkomensontwikkeling, de bestrijding van de armoedeval en het streven naar evenwichtige overheidsfinanciën. Een maatregel die één doelstelling dichterbij brengt, leidt er vaak toe dat een andere doelstelling lastiger bereikbaar wordt. Verkleining van de werkloosheidsval impliceert bijvoorbeeld dat de koopkrachtontwikkeling van werkenden en uitkeringsgerechtigden uit elkaar gaan lopen. Een verhoging van de arbeidskorting versterkt de arbeidsmarktprikkels, maar heeft budgettaire gevolgen.

Bestrijding armoedeval

Inkomensbeleid

Evenwichtige inkomensontwikkeling

Evenwichtige overheidsfinanciën

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

De minister is verantwoordelijk voor:

+ het volgen en beoordelen van de inkomensontwikkeling van burgers

door middel van standaard koopkrachtcijfers en armoedevalcijfers en

indien mogelijk en wenselijk corrigerend optreden; + het in kaart brengen en beoordelen van de gevolgen van het geheel

aan beleidsvoorstellen voor het koopkrachtbeeld en de armoedeval.

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

+ de financieel economische situatie en daarmee de mogelijkheden om negatieve effecten te compenseren;

+ algemene factoren zoals loon- en prijsontwikkeling;

+ doorwerking van het beleid van andere departementen en overheidsorganen.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

+ een evenwichtige inkomensontwikkeling tot stand komt, met bijzondere aandacht voor groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens;

+ de arbeidsparticipatie wordt gestimuleerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 41.1 Begrotingsuitgaven Artikel 41 (x € 1 000)

 

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen

673

1 506

1 663

759

759

759

759

Uitgaven

673

1 474

1 660

759

759

759

759

Programma uitgaven

0

715

756

759

759

759

759

waarvan juridisch verplicht

   

93%

93%

93%

93%

93%

Operationele Doelstelling 2

             

Subsidies

055555

5

Overig

0

710

751

754

754

754

754

Apparaatsuitgaven

673

759

904

0

0

0

0

Personeel en materieel

673

759

904 0 0 0

0

Ontvangsten

000000

0

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

 
   

7%

 
   

80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-

   
     
     
     
 

93%

 
     
     
     
     
 

operationeel doel 2

 

Juridisch verplicht Bestuurlijk gebonden Beleidsmatig gereserveerd Vrij

Operationele doelstelling Motivering

Instrumenten Activiteiten

1: Het bereiken van een zo evenwichtig mogelijk over de verschillende inkomensgroepen gespreide inkomensontwikkeling.

Om te komen tot een evenwichtige inkomensverdeling en bescherming van de inkomenspositie van groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

+ Generiek koopkrachtbeeld in de vorm van een standaard koopkrachtoverzicht;

+ Specifiek koopkrachtbeeld van afzonderlijke maatregelen die niet in het generieke koopkrachtbeeld tot uitdrukking komen.

+ Beoordelen van de inkomenseffecten van beleid en zo mogelijk

corrigerend optreden. In 2009 spelen de volgende voor het inkomens-beeld relevante maatregelen:

– De koopkracht van werkenden wordt verbeterd door een pakket aan maatregelen. Zo wordt de WW-premie met 3,5% verlaagd naar 0%, en het tarief 1e schijf verlaagd met 0,10%. In 2009 wordt de inkomensafhankelijkheid van de arbeidskorting versterkt door de omvorming van de arbeidskorting in de inkomensafhankelijke arbeidskorting (IAK). Lagere inkomens krijgen hierdoor maximaal € 24 meer IAK dan hogere inkomens. Daarnaast wordt in 2009 de IAK met maximaal € 36 verhoogd. – De koopkracht van werkende alleenstaande ouders en tweeverdieners met een kind onder de 12 jaar gaat er volgend jaar op vooruit door de introductie van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Met deze heffingskorting, die wordt uitgekeerd aan alleenstaande ouders en de minstverdienende partner in een tweeverdienershuishouden, wordt de combinatie van arbeid en zorg aantrekkelijker gemaakt. In de IACK is de oude aanvullende

combinatiekorting opgenomen. De inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt beleidsmatig verhoogd met € 1 006 en bedraagt maximaal € 1 765.

– De koopkracht van huishoudens met meer dan 1 kind gaat erop vooruit door de vervanging van de kindertoeslag door het kindgebonden budget.

– Ouderen met een AOW zonder aanvullend pensioen gaan er per saldo op vooruit door de verhoging van de ouderenkorting met € 166, de verhoging van de tegemoetkoming AOW met € 226 en de verlaging van de alleenstaande ouderenkorting met € 155. Wel verliezen ouderen het generieke ouderenforfait in de Buitengewone Uitgavenregeling.

– Alleenstaanden met recht op zorgtoeslag gaan er volgend jaar in koopkracht op vooruit door de verhoging van de zorgtoeslag van alleenstaanden met maximaal € 124.

– Mede ter financiering van bovenstaande maatregelen wordt de algemene heffingskorting verlaagd met € 67, de alleenstaande ouderkorting met € 840 en de combinatiekorting met € 70.

Monitoren van de loonontwikkeling, de inflatie en de pensioenpremies:

– De lonen stijgen met 31⁄2% in 2009;

– De consumentenprijzen stijgen met 31⁄4% (inflatie). Vanwege het

inflatieverhogende effect is de voorgenomen BTW-verhoging

afgesteld. – De gemiddelde pensioenpremie blijft met 41⁄2% gelijk aan 2008.

Doelgroepen

De verschillende inkomensgroepen met bijzondere aandacht voor groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

Indicatoren

De inkomensontwikkeling van burgers wordt gevolgd door middel van standaard koopkrachtcijfers zoals gepresenteerd in tabel 41.2. Deze cijfers laten voor een aantal standaardhuishoudens de inkomensontwikkeling zien als gevolg van de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van generieke maatregelen, zoals aanpassingen in belastingen, (ziektekosten-)premies en kinderbijslag. Het standaard-koopkrachtbeeld voor 2009 laat een beeld zien waarin actieven er meer op vooruit gaan dan inactieven en huishoudens met kinderen er meer op vooruit gaan dan huishoudens zonder kinderen. Daarnaast treedt er een grote spreiding op in de koopkracht die niet tot uiting komt in de standaardkoopkrachttabel.

De spreiding in de koopkracht wordt veroorzaakt door specifieke maatregelen, zoals onder meer de wijziging van de kinderopvang-toeslag, de vervanging van de Buitengewone Uitgavenregeling door de Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten en de introductie van de nieuwe doorwerkbonus.

In bijlage 8.4 (Inkomensbeleid) wordt nader ingegaan op de omvang en spreiding van de niet in het generieke beeld opgenomen effecten van maatregelen.

De koopkracht van huishoudens is ook sterk afhankelijk van de eigen situatie. Veel burgers zien hun koopkracht volgend jaar toenemen, omdat zij een baan krijgen, meer gaan verdienen door een promotie of het aantal gewerkte uren uitbreiden. Dit komt niet tot uiting in de standaardkoopkrachtcijfers, maar is wel een belangrijk effect.

 

Tabel 41.2 Indicatoren operationele doelstelling

1: Koopkrachteffecten

 
   

Prognose

2009

Actieven

standaardkoopkracht

Alleenverdiener met kinderen

     

Modaal

   

3⁄4

2 x modaal

   

1⁄2

Tweeverdieners

     

modaal + 1⁄2 x modaal met kinderen

   

11⁄2

2 x modaal + 1⁄2 x modaal met kinderen

   

11⁄4

modaal + modaal zonder kinderen

   

11⁄4

2 x modaal + modaal zonder kinderen

   

11⁄4

Alleenstaande

     

minimumloon

   

1⁄2

modaal

   

11⁄4

2 x modaal

   

11⁄4

Alleenstaande ouder

     

minimumloon

   

13⁄4

modaal

   

2

Inactieven

 

Prognose

2009

 

standaardkoopkracht

Sociale minima

     

paar met kinderen

   

1⁄2

alleenstaande

   

0

alleenstaande ouder

   

11⁄2

AOW (alleenstaand)

     

(alleen) AOW

   

1⁄2

AOW + € 10 000

   

0

AOW (paar)

     

(alleen) AOW

   

1⁄2

AOW + € 10 000

   

0

Bron: berekening SZW.

Operationele doelstelling

Motivering Instrumenten

Activiteiten

2: In stand houden en verbeteren van financiële prikkels voor werkaanvaarding

Om bij te dragen aan een activerend inkomensbeleid.

Armoedevaltoets, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval.

+ In 2009 spelen de volgende maatregelen:

– Aanpassen van de tabel voor de kinderopvangtoeslag: dit heeft een negatief effect op de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval voor gezinnen met kinderen die gebruik maken van (formele) kinderopvang.

– Daarnaast verbetert de armoedeval van tweeverdieners en

alleenstaande ouders door de introductie van de nieuwe inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Deze heffingskorting vervangt de aanvullende combinatiekorting en wordt vervolgens verhoogd zodat deze maximaal € 1 765 bedraagt. De IACK

stimuleert vooral meer (uren) werken: de marginale druk wordt voor deze groep met 3,8%-punt verlaagd tussen € 4 614 en € 30 798.

– Vervangen van de kindertoeslag door het kindgebonden budget: dit verslechtert de armoedeval. Voor gezinnen met één kind die zich in 2008 en in 2009 in het afbouwtraject bevinden, verslechtert de marginale druk met 0,75%-punt. Voor gezinnen die in 2009 in aanmerking komen voor het kindgebonden budget (omdat zij meer dan één kind hebben) verslechtert de marginale druk met 6,50%-punt.

– Het verlagen van de AWF-premie van 3,5% in 2008 tot 0% in 2009: de marginale druk van werkenden met een inkomen tussen € 16 443 en de maximale grens werknemersverzekeringen (€ 47 802) verbetert hierdoor.

– De introductie van de inkomensafhankelijke arbeidskorting (IAK) is goed voor de werkloosheids- en herintredersval. Het opbouwtraject wordt door de verhoging verlengd waardoor op dat traject de marginale druk verbetert met 12,4%-punt. Er treedt een verslechtering van de marginale druk in het afbouwtraject van de IAK. De marginale druk in dat traject verslechtert met 1,25%-punt.

– Het lagere tarief eerste schijf (– 0,10%-punt) heeft een positief effect op de armoedeval. De verhoging van het tarief 2e schijf (+ 0,15%-punt) heeft een negatief effect op de armoedeval.

– Het verlagen van de algemene heffingskorting met € 67 heeft een positief effect op de werkloosheidsval en op de herintredersval.

– De combinatiekorting wordt verlaagd met € 70. Dit verslechtert de werkloosheidsval en de herintredersval.

– De combinatiekorting wordt verlaagd met € 70. Dit verslechtert de werkloosheidsval en de herintredersval.

– De lagere alleenstaande ouderkorting verslechtert de

werkloosheidsval voor alleenstaande ouders die bij het aanvaarden van een baan de alleenstaande ouderkorting volledig kunnen verzilveren.

Met name de verlaging van de AWF-premie voor werknemers en de

introductie van de IACK hebben een positieve invloed op de prikkels

voor werkaanvaarding. Negatief werken de aanpassing van de

kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget.

Doelgroepen

Huishoudens die door een hogere arbeidsparticipatie hun inkomen kunnen verbeteren.

Indicatoren

+ Tabel 41.3 presenteert indicatoren voor de ontwikkeling van de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval. De werkloosheidsval geeft de inkomensvooruitgang aan bij het aanvaarden van werk vanuit een bijstandsuitkering. De herintredersval is de inkomensvooruitgang bij het aanvaarden van werk door de niet-werkende partner. De deeltijdval wordt gemeten als de inkomens-vooruitgang bij één dag extra werken.

 

Tabel 41.3 Indicatoren operationele doelstelling 2

 
   

Vooruitgang in %

Extra euro’s per

maand-

         

(afgerond

op € 5)

 

2008

2009

verschil*

2008

2009

verschil

Werkloosheidsval

           

(inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk in plaats van bijstand)**

           

Aanvaarden werk op minimumloonniveau

           

Alleenverdiener met kinderen

1%

1%

0%

20

20

0

Alleenstaande

13%

14%

1%

140

150

10

Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)

  • 2%
  • 2%
  • 1%

-30

-40

  • 10

Aanvaarden werk op 120% minimumloonniveau

           

Alleenverdiener met kinderen

6%

6%

0%

105

105

0

Alleenstaande

23%

24%

1%

235

260

25

Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)

10%

10%

0%

160

160

0

Herintredersval

           

(inkomensvooruitgang bij 21⁄2 dag werken door niet-werkende partner)***

           

Hoofd minimumloon, partner minimumloonniveau

16%

16%

0%

275

290

15

Hoofd 120% minimumloon, partner 120% minimumloonniveau

23%

23%

0%

420

440

20

Deeltijdval minstverdienende partner

           

(inkomensvooruitgang bij 1 dag extra werken)***

           

Hoofd minimumloon

           

partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)

8%

8%

0%

155

165

10

partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)

8%

8%

0%

170

180

10

Hoofd modaal

           

partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)

6%

7%

0%

155

165

10

partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)

6%

6%

0%

165

170

5

partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (120% minimumloonniveau)

8%

8%

0%

200

205

5

partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (120% minimumloonniveau)

8%

8%

0%

205

220

15

partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (modaal niveau)

11%

12%

0%

300

325

25

partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (modaal niveau)

7%

8%

1%

215

240

25

Bron: berekening SZW.

  • Vanwege afronding zijn de waarden niet altijd gelijk aan het verschil in de eerste twee kolommen.

** Er wordt uitgegaan van een voltijdbaan (5 dagen), tenzij anders vermeld.

*** Er wordt uitgegaan van een huishouden met 2 kinderen tussen 6 en 11 jaar.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 41.4 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

AD/OD                 A.Start                Vindplaats

B. Afgerond

Evaluatieonderzoek ex ante Beleidsdoorlichting                       Artikel 41

AD

A. 2010

B. 2010

Effecten onderzoek ex post Overig evaluatieonderzoek

Artikel

Algemene doelstelling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

Effectgegevens

Indicatoren

42 Arbeidsparticipatie

Zorgdragen voor een toename van de arbeidsparticipatie

Om te bevorderen dat het aandeel werkenden (verder) toeneemt, creëert SZW via wet- en regelgeving, ondersteuning van gemeenten, aansturing uitvoeringsinstanties en overleg met sociale partners voorwaarden om verhoging van de arbeidsparticipatie te stimuleren.

De minister is verantwoordelijk voor:

+ beleid en maatregelen die het makkelijker maken om tot de arbeidsmarkt toe te treden;

+ het stimuleren van de samenwerking tussen de sociale partners, de gemeenten en UWV.

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

+ goed inspelen op conjuncturele ontwikkelingen door de uitvoerende

instanties; + bereidheid tot samenwerking in de keten van werk en inkomen.

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

+ de arbeidsparticipatie stijgt;

+ de (langdurige) werkloosheid wordt teruggedrongen.

Dit betreft de bruto arbeidsparticipatie. Hieronder wordt verstaan het aantal mensen met een baan of direct beschikbaar voor een baan van minimaal 12 uur per week als percentage van de bevolking van 20–64 jaar. Dit is conform de definitie die de SER in haar MLT-advies van 2007 gebruikte.

In het beleidsprogramma is een streven geformuleerd om in 2016 een bruto arbeidsparticipatie van 80% te bereiken. Voor de tussenliggende jaren zijn geen streefwaarden afgesproken.

Het volume van werkloosheids-, arbeidsongeschiktheids- en bijstandsuitkeringen zoals door CPB gepubliceerd. Indien de bruto-participatiegraad stijgt en het volume van uitkeringen daalt, is het plausibel te veronderstellen dat er mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan het werk geholpen zijn.

Voor de realisering van beide doelstellingen is een voortvarende invoering van de in de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Arbeidsparticipatie genoemde maatregelen een voorwaarde. Daarnaast is het overleg met sociale partners en gemeenten een randvoorwaarde.

Tabel 42.1 Indicatoren algemene doelstelling

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2011

Bronnen: CPB, Macro-Economische Verkenning 2009

Budgettaire gevolgen van beleid

 
                 

Tabel 42.2 Begrotingsuitgaven artikel 42 (x € 1 000)

 

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen

24 802

34 213

24 481

9 000

12 045

15 401

15 401

Uitgaven

26487

37 413

26582

9 300

12 045

15 401

15 401

Programma uitgaven

9 334

17 833

6 016

9 300

12 045

15 401

15 401

waarvan juridisch verplicht

   

52%

12%

0%

0%

0%

Operationele Doelstelling 3

             

Stimulering Arbeidsparticipatie

6 367

17 833

6 016

9 300

12 045

15 401

15 401

Overig

2 967

00000

0

Apparaatsuitgaven

17 153

19 580

20 566

0

0

0

0

Personeel en materieel

17 153

19 580

20 566

0

0

0

0

Ontvangsten

19 431

23 045

18 898

18 985

18 985

18 985

18 985

Toelichting:

Stimulering arbeidsparticipatie

In aanvulling op en ter versterking van het algemene arbeidsmarktbeleid is besloten tot het uitvoeren van een aantal aanvullende acties. Hiervoor is in 2009 een budget van circa € 6 miljoen beschikbaar. Dit budget zal worden ingezet voor de instrumenten en activiteiten onder operationele doelstelling 3 en in het kader van het beleidsprogramma «Iedereen doet mee».

Ondanks de intensiveringen van het kabinet op het gebied van stimulering arbeidsparticipatie ligt het budget voor 2009 lager ten opzichte van 2008. Dit wordt veroorzaakt door het aflopen van de subsidieregeling leeftijdsbewust beleid en de no-risk polis voor jongeren. Hierbij geldt dat ter stimulering van de arbeidsparticipatie een groot aantal maatregelen worden getroffen die elders binnen deze begroting neerslaan (met name in artikel 46 en 47).

Tabel 42.3 Fiscale uitgaven artikel 42 (lopende prijzen x € 1

Artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Operationele doelstelling 2 Afdrachtvermindering onderwijs

219

225

231

242

249

261

272

Operationele doelstelling 3

Arbeidskorting voor ouderen

Doorwerkbonus

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

 

196

200

225

250

300

325

340

   

280

280

280

280

280

10

10

10

10

10

11

11

Bron: Ministerie van Financiën

Toelichting:

Hierboven is het budgettair beslag van de volledige afdrachtvermindering onderwijs gepresenteerd. De meeste onderdelen daarvan hebben

betrekking op het onderwijsterrein (duale opleidingen). De WVA-startkwalificatie, waarvoor SZW verantwoordelijk is, is een onderdeel van de afdrachtsvermindering onderwijs. Dit betreft een fiscale faciliteit voor werkgevers die voormalig werkloze werknemers van 23 jaar en ouder in dienst hebben van wie het loon in het desbetreffende tijdvak niet meer bedraagt dan het toetsloon voor dat tijdvak.

Voor ouderen vanaf 57 jaar geldt vanaf 2002 een hogere arbeidskorting dan de gebruikelijke arbeidskorting teneinde arbeidsparticipatie te stimuleren.

De doorwerkbonus voor mensen die langer doorwerken wordt vanaf 2009 vormgegeven als een korting op de te betalen belasting (heffingskorting) voor ouderen die werken. De systematiek is vergelijkbaar met de bestaande (verhoogde) arbeidskorting voor ouderen. Mensen die bij het begin van het kalenderjaar 61 jaar zijn en blijven werken, ontvangen de doorwerkbonus.

De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid stimuleert gedeeltelijk arbeidsongeschikten een eigen onderneming te starten en op deze wijze (gedeeltelijk) in het eigen inkomen te voorzien.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

 

90%-80%-

     
 

36%

 

70%-

     

60%-50%-

 
 

12%

 

40%-30%-20%-

 

52%

 

0%-

 

operationeel doel 3

 
 

D Juridisch verplicht Bestuurlijk gebonden

 

D Beleidsmatig gereserveerd Vrij

Toelichting:

Het budget van OD 3 is verplicht voor de projecten actieteam 45+, bijdrage poortwachterscentra, afrekening subsidie vluchtelingenwerk en de afrekeningen van de lopende tranches subsidieregeling leeftijdsbewust beleid. Daarnaast is er een bestuurlijke toezegging voor een bijdrage aan aan VWS en OCW voor pilots in de zorg en in het onderwijs. Ten slotte is er een budget bestemd voor activiteiten van het actieprogramma «Iedereen Doet Mee». Er zijn bedragen overgemaakt naar het ministerie van BZK in verband met het bevorderen van het diversiteitsbeleid binnen de Rijksoverheid.

Operationele doelstelling Motivering

1 Beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten

Om ervoor te zorgen dat onze economie innovatief, concurrerend en ondernemend blijft en ook bij toenemende internationale concurrentie de welvaart kan waarborgen, is een beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten van belang. Een indicatie hiervan geven de arbeidskosten per eenheid product in de industrie in vergelijking met de concurrenten in het eurogebied. Het streven is zoveel mogelijk gericht op het behoud van onze concurrentiepositie. Vooral door voorwaardenscheppend beleid draagt de overheid bij aan een beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten.

Instrumenten

Belastingen en premiedruk; Administratieve lasten arbeid.

Activiteiten

+ Beheersing van belastingen en premies ten laste van arbeidsinkomen; + Vermindering van administratieve lasten op arbeid.

Doelgroepen Indicatoren

De doelgroepen zijn zowel burgers als bedrijven.

De relatieve ontwikkeling van de arbeidskosten verbetert indien de arbeidskosten per eenheid product van de Nederlandse industrie minder stijgen of meer dalen dan die van de concurrenten in het eurogebied (zie ook tabel 42.5). De gemiddelde wig op het inkomen uit arbeid (het verschil tussen loonkosten en het netto loon als percentage van de loonkosten) is een goede indicator van de lastendruk zoals werkgevers en werknemers die ervaren. De veranderingen in het stelsel van belastingen en premies komen daarin goed traceerbaar tot uitdrukking. Het CPB gebruikt de indicator bij het opstellen van de loonramingen. De wig op het arbeidsinkomen neemt in 2008 toe tot 42,9%, waarna in 2009 een daling wordt voorzien tot 42,3%. Los van het participatiebevorderende effect (via verlaging van de marginale druk) van het voornemen om de Awf-premie voor werknemers tot nul terug te brengen en van de introductie van een inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) en inkomensafhankelijke verhoging van de arbeidskorting (IAK) beïnvloeden de maatregelen ook de wig in gunstige zin. In de ramingen van het CPB komt de verslechtering van onze concurrentiepositie in 2009 tot stilstand.

In het coalitieakkoord is voor de periode 2007 tot 2011 een nieuwe rijksbrede administratieve lastenverlichting van netto 25% voor het bedrijfsleven afgesproken. Er is nog geen departementale taakstelling vastgesteld. De taakstelling van 25% lastenvermindering voor burgers uit de voorgaande kabinetsperiode wordt doorgezet tot 2011.

Tabel 42.4 Indicatoren operationele doelstelling 1

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Ontwikkeling arbeidskosten t.o.v. eurogebied*

Omvang van wig inclusief werkgeverslasten (%)*

Door SZW gerealiseerde reductie van administratieve lasten voor

bedrijven ten opzichte van 1 maart 20071 (%)**

0,7 42,0

0,6

1,75 42,9

0 42,3

n.b.

Bronnen: CPB Macro Economische Verkenning 2009;

  • 1 maart 2007 is de nieuwe peildatum voor de reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

** Ministerie van Financiën, Financieel Jaarverslag van het Rijk

Kengetallen

De ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid product wordt in belangrijke mate bepaald door de contractlonen die de sociale partners in vrije loononderhandelingen overeenkomen.

 

Tabel 42.5 Kengetallen operationele doelstelling 1

 
 
 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Ontwikkeling arbeidskosten per eenheid product industrie

1     Nederland

2     Euroconcurrenten

0,2 -0,5

3,25 1,5

1 1

Bronnen: CPB Macro Economische Verkenning 2009

Operationele doelstelling Motivering

Instrumenten

Activiteiten

Doelgroepen Indicatoren

2 Stijging van het aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie

Om duurzame arbeidsparticipatie te bevorderen, is het van belang dat meer mensen een startkwalificatie behalen. Een startkwalificatie (MBO-2 of havo-vwo) is het minimale onderwijsniveau dat nodig is om kans te maken op duurzaam werk.

+ Fiscale faciliteiten voor werkgevers (WVA onderwijs waaronder WVA

startkwalificatie, zie toelichting bij tabel 42.3); + ESF regeling;

+ Tijdelijke stimuleringsregeling Leren & Werken; + Informatievoorziening (www.lerenenwerken.nl en publiekscampagne).

+ Bevorderen van regionale samenwerking tussen onderwijs, ondernemers en lokale overheid gericht op de uitvoering van duale en EVC-trajecten;

+ Bevorderen van de toegankelijkheid van scholing en EVC door het opzetten van een regionale infrastructuur (leerwerkloket) voor een Leven Lang Leren;

+ Conceptontwikkeling door de Denktank Leven Lang Leren.

De activiteiten worden gestimuleerd en gefaciliteerd door de projectdirectie Leren & Werken, een gezamenlijke directie van de ministeries van OCW en SZW. De middelen van de projectdirectie zijn opgenomen in de begroting van het ministerie van OCW.

Werkenden en werkzoekenden zonder startkwalificatie.

Het percentage geeft aan welk deel van de beroepsbevolking (25–65 jaar) een startkwalificatie heeft. Het streven is dat in 2010 meer dan 80% van de beroepsbevolking een startkwalificatie bezit.

 

Tabel 42.6 Indicatoren operationele doelstelling 2

 

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2010

Aandeel (%) in de beroepsbevolking (25–65 jaar) met startkwalificatie

78,3

78,9

79,5

> 80

Bronnen: CBS EBB Kernprogramma

Operationele doelstelling Motivering

Instrumenten

Activiteiten

Doelgroepen

3 Wegnemen van factoren die de arbeidsparticipatie van specifieke groepen belemmeren

Om te voorkomen dat de arbeidsparticipatie van specifieke groepen achterblijft (in aanvulling op en ter versterking van het algemene arbeidsmarktbeleid).

Instrumenten gericht op ouderen:

+ Tijdelijke subsidieregeling stimuleren leeftijdsbewust beleid (Kamerstukken II, 2003/2004, 27 046, nr. 5);

+ Actieplan terugdringen werkloosheid 45-plussers (Kamerstukken II, 2006/2007, 27 046, nr. 17).

Instrumenten gericht op jongeren:

+ Operatie Jong, bijdrage aan de Landelijke Jeugdmonitor t/m 2010

(Kamerstukken II, 2004/2005, 29 284, nr. 5); + Vierjarig subsidieproject jongeren (amendement Van Hijum begroting

2008).

Overige instrumenten:

+ Landelijk netwerk Diversiteitsmanagement (DIV) ter bevordering van etnische diversiteit in organisaties en bedrijven.

Activiteiten gericht op ouderen:

+ Actieteam Talent 45+ ter ondersteuning van uitvoerders Actieplan

terugdringen werkloosheid 45-plussers (Kamerstukken II, 2007/2008,

27 046, nr. 17); + Bevorderen van leeftijdsbewust beleid bij bedrijven en branches.

Activiteiten gericht op jongeren:

+ Bevordering uitvoering van banenplannen voor werkloze ongekwalificeerde jongeren door gemeenten.

Activiteiten gericht op etnische minderheden:

+ Uitvoering afspraken Participatietop inzake hoger opgeleide allochtonen;

+ Stimuleren van diversiteitsbeleid bij werkgevers, met focus op MKB-sectoren;

+ Stimuleren van etnisch ondernemerschap;

+ Faciliteren van organisaties betrokken bij naar werk bemiddelen van statushouders.

Activiteiten gericht op (allochtone) vrouwen:

+ Stimuleren van regionale partners in het begeleiden van allochtone

vrouwen naar werk in verlengde van het landelijke project «1001

kracht» (uitvoering motie Arib); + Bevorderen toepassing Leergang participatie allochtone vrouwen door

gemeenten.

Overige activiteiten:

+ Handhaven WAV door de Arbeidsinspectie in samenwerking met de Vreemdelingenpolitie en de Belastingdienst.

+   Ouderen;

+   Jongeren;

+   Etnische minderheden;

+   (Allochtone) vrouwen.

Kengetallen

De genoemde participatiecijfers betreffen de netto arbeidsparticipatie. Dit is het aandeel van mensen met een baan van minimaal 12 uur in de genoemde specifieke bevolkingsgroep. Het percentage werkloze jongeren is het aandeel van jongeren in de totale werkloosheidcijfers. Overtreding WAV is het percentage bedrijven dat zich niet houdt aan de regels van de Wet Arbeid Vreemdelingen.

 
         

Tabel 42.7 Kengetallen operationele doelstelling 3

 
 

Realisatie 2005

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Netto-arbeidsparticipatie 15–64 jaar1

63,2

64,5

66,1

Netto-arbeidsparticipatie van etnische minderheden1

46,9

46,7

51,8

Netto arbeidsparticipatie ouderen2

39,7

41,7

44,9

Netto-arbeidsparticipatie vrouwen1

54,1

55,8

57,7

Percentage werkloze jongeren (15–22 jaar)2

15,0

11,4

9,7

Percentage door AI bezochte bedrijven waarbij overtreding WAV is

     

vastgesteld3

25

23

18

Bronnen:

1      CBS Statline

2      CBS EBB Kernprogramma;

3      SZW/AI, jaarverslag

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

 

Tabel 42.8 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

 
   

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek AD/OD

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Evaluatieonderzoek ex ante

     

Beleidsdoorlichting

Zorgdragen voor een toename van AD

A. 2011

 
 

de arbeidsparticipatie

B. 2011

 

Effecten onderzoek ex post

     

Overig evaluatieonderzoek

     

Toelichting:

Vanwege het advies van de Commissie Arbeidsparticipatie en de op grond daarvan ontwikkelde beleidsvoorstellen, is de voor 2008 geplande beleidsdoorlichting van artikel 42 verschoven naar 2011.

Artikel

Algemene doelstelling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

Effectgegevens

43 Arbeidsverhoudingen

Zorgdragen voor een flexibel instrumentarium voor moderne arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

Om bij te dragen aan evenwichtige arbeidsverhoudingen, waarbij werknemers een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming wordt geboden dat in overeenstemming is met de maatschappelijke ontwikkelingen en dat sociale partners voldoende ruimte biedt voor eigen verantwoordelijkheid.

De minister is verantwoordelijk voor:

+ de vormgeving en het onderhoud van het wettelijke instrumentarium ten behoeve van de zelfregulering door sociale partners en van de structuur van het overleg met de sociale partners;

+ de vormgeving en het onderhoud van een basisniveau van wettelijke arbeidsrechtelijke bescherming en de bevordering van de naleving daarvan;

+ de vormgeving en werking van het wettelijke stelsel van verlofregelingen, met inbegrip van de levensloopregeling;

+ de vormgeving en het onderhoud van de wetgeving gericht op gelijke behandeling bij de arbeid en de bevordering van de naleving daarvan.

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

+ de toepassing van het wettelijke instrumentarium door werkgevers en werknemers;

+ maatschappelijk draagvlak voor de in de wetgeving neergelegde normen;

+ de beschikbaarheid van een voldoende effectief handhavingsinstru-mentarium voor hetzij werkgevers en werknemers, hetzij de overheid.

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

+ sociale partners stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen tot

stand brengen en ondernemingen goed functioneren door betrokkenheid van werknemers; + een verantwoorde ontwikkeling van collectief tussen sociale partners

afgesproken arbeidsvoorwaarden plaatsvindt; + een goede balans ontstaat tussen de rechten en plichten voortvloeiend

uit de arbeidsovereenkomst met inbegrip van een adequaat stelsel van

ontslagbescherming; + risico’s voor de gezondheid en veiligheid van werknemers voor zover

deze verband houden met de arbeids- en rusttijden verminderen; + werkenden in staat zijn arbeid te combineren met zorgtaken; + op de arbeidsmarkt minder ongerechtvaardigde verschillen in de

behandeling van werkzoekenden en van werknemers bestaan.

Budgettaire gevolgen van beleid

 
                 

Tabel 43.1 Begrotingsuitgaven Artikel 43 (x € 1 000)

 

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen

13 214

25 865

26 101

5 434

5 658

5 657

5 657

Uitgaven

12 972

25 017

26 428

5 700

5 658

5 657

5 657

Programma uitgaven

1 909

7 380

9 668

5 700

5 658

5 657

5 657

waarvan juridisch verplicht

   

46%

19%

15%

15%

15%

Algemene Doelstelling

             

Handhaving

0

624

646

644

644

644

644

Overig

0

2 896

2 891

2 907

2 729

2 729

2 729

Operationele Doelstelling 1

             

Subsidies

316

535

529

520

514

514

514

Overig

0

452

216

206

206

206

206

Operationele Doelstelling 3

             

Overig

27

1 596

4 606

656

631

631

631

Operationele Doelstelling 4

             

Subsidies

1 566

1 077

580

567

734

733

733

Overig

0

200

200

200

200

200

200

Apparaatsuitgaven

11 063

17 637

16 760

0

0

0

0

Personeel en materieel

11 063

17 637

16 760

0

0

0

0

Ontvangsten

998

1 107

1 228

1 228

1 228

1 228

1 228

Toelichting:

In de uitgaven onder Operationele Doelstelling 3 is het budget begrepen ten behoeve van de Taskforce DeeltijdPlus met een looptijd van twee jaar, gerekend vanaf 1 april 2008.

De afname van de subsidieuitgaven in 2009 bij Operationele Doelstelling 4 hangt mede samen met de afronding van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) in 2008.

 

Tabel 43.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 43 (x € 1 000)

           
       

Artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Uitgaven

891 000

905 213

950 536985 189

1 020 591

1 058 743

1 098 657

Programma uitgaven

891 000

905 213

912 057

911 218

909 913

909 628

909 628

Operationele doelstelling 3

             

Zwangerschaps-, bevallings- en adoptie-

             

verlof uitkeringslasten

875 000

891 961

899 445

899 445

899 445

899 445

899 445

Zwangerschaps-, bevallings- en adoptie-

             

verlof uitvoeringskosten

16 000

13 252

12 612

11 773

10 468

10 183

10 183

Nominaal

0

0

38 479

73 971

110 678

149 115

189 029

Ontvangsten

000000

0

Toelichting:

De ontwikkeling van de uitgaven voor zwangerschaps-, bevallings- en adoptieverlof houdt verband met de invoering per 4 juni 2008 van een recht op uitkering in verband met zwangerschap, bevalling en adoptie voor zelfstandigen.

 
               

Tabel 43.3 Fiscale uitgaven Artikel 43 (x € 1 mln)

 

artikelonderdeel

2007

2008

2009 2010

2011

2012

2013

Belastinguitgaven

372

451

506522

521

480

40

Operationele doelstelling 3

           

Levensloopregeling

372

451

428 432

431

390

370

w.v. spaarfaciliteit

353

423

428 432

431

390

370

w.v. ouderschapsverlofkorting

19

28

-

Ouderschapsverlofkorting

-

-

78 90

90

90

90

Bron: raming SZW, Financiën

Toelichting:

De verwachte stijging van de uitgaven in verband met de ouderschapsverlofkorting hangt samen met de voorgenomen verlenging van het ouderschapsverlof van 13 tot 26 weken en het loskoppelen van de ouderschapsverlofkorting van de levensloopregeling per 1 januari 2009.

Grafiek budgetflexibiliteit artikel 43

3%

 
       

6%

     
   

90%-

 
 

25%

 

10%

     

80%-70%-60%-50%-40%-

 
             
         

63%

 
 

36%

         
     

84%

     
             

30%-20%-10%-

   
             
 

36%

     

37%

 
             
 

1 1 operationeel doel 1 operationeel doel 3 operationeel doel 4

 

■  Juridisch verplicht Bestuurlijk gebonden

■   Beleidsmatig gereserveerd Vrij

Operationele doelstelling

Motivering

Instrumenten

Activiteiten

1 Het bevorderen van stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen

Om stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen te bevorderen wordt het recht op onderhandeling door sociale partners gewaarborgd en collectieve arbeidsvoorwaardenvorming geregeld.

Om het grondwettelijke recht op medezeggenschap door werknemers te regelen, te waarborgen en te bevorderen.

Om een adequate overlegstructuur tussen het kabinet en sociale partners in stand te houden ten behoeve van onderlinge beleidsafstemming, coördinatie op sociaal en sociaaleconomisch terrein en om zoveel mogelijk draagvlak te verkrijgen voor het kabinetsbeleid.

+ Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (Cao), Wet op het

Algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (AVV) en Wet op de loonvorming;

+ Wet op de bedrijfsorganisatie (WBO);

+ Wet op de ondernemingsraden (WOR), Wet op de Europese ondernemingsraden (WEOR) en Wet rol werknemers Europese vennootschap;

+ Overleg tussen werkgevers- en werknemersorganisaties en de

overheid, waaronder het voor- en najaarsoverleg tussen het kabinet en de Stichting van de Arbeid;

+ Subsidieregeling kwaliteit arbeidsverhoudingen.

+ Uitvoeren van de ministeriële taken op grond van de wet Cao en de wet AVV, waaronder:

– het registreren van Cao’s en bevestigen van de ontvangst van de melding van het sluiten, wijzigen of opzeggen van Cao’s;

– het verrichten van Cao-onderzoek en rapporteren van belangrijke Cao-ontwikkelingen, onder andere aan het parlement en sociale partners; – het voorbereiden van besluiten van algemeenverbindendverklaring (AVV) van (bepalingen van) Cao’s en het behandelen van tegen verzoeken tot AVV ingediende bedenkingen en dispensatieverzoe-ken aan de hand van het Toetsingskader AVV; Het onderhouden van een adequate overlegstructuur tussen kabinet en sociale partners en het voeren van overleg met sociale partners in het bijzonder op centraal niveau, maar ook op decentraal niveau; Het volgen van de naleving van de code Tabaksblat door topbestuurders;

Het evalueren van het Toetsingskader AVV. Op 1 januari 2007 is het nieuwe Toetsingkader AVV in werking getreden. Hierbij is opgenomen dat in het derde jaar na inwerkingtreding de wijzingen zullen worden geëvalueerd;

In 2009 aan de Tweede Kamer overzicht geven van de stand van zaken met betrekking tot de Wet op de Ondernemingsraden (WOR); Stimuleren van de kwaliteit van de medezeggenschap; Het implementeren van de nieuwe Wet op de bedrijfsorganisatie (WBO);

Uitvoering subsidieregeling kwaliteit arbeidsverhoudingen, waarbij jaarlijks op medefinancieringsbasis (50%) circa 10 subsidies worden verleend aan innovatieve en concrete projecten die bijdragen aan daadwerkelijke veranderingen op het terrein van de arbeidsverhoudingen.

Doelgroepen

Sociale partners (werkgevers en werknemers) en hun organisaties; Ondernemingsraden en Europese ondernemingsraden; (Hoofd)product- en (hoofd)bedrijfschappen en de SER.

Indicatoren

Output en outcome zijn moeilijk objectief meetbaar. Het toepassen van het voor zelfregulering aangeboden instrumentarium ligt bij de sociale partners. Het overleg met sociale partners kent telkens wisselende onderwerpen. Er zijn daarom geen indicatoren geformuleerd.

Kengetallen

+ De kengetallen geven informatie over de mate van het gebruik van het aangeboden instrumentarium door sociale partners;

+ Meting van de naleving medezeggenschap vindt om de drie jaar plaats.

 

Tabel 43.4 Kengetallen operationele doelstelling 1

 
     
     

2006

2007

2008

Cao/AVV1

Aantal bedrijfstak-cao’s

Aantal direct gebonden werknemers

Aantal door AVV gebonden werknemers

Aantal ondernemingen-cao’s

Aantal gebonden werknemers

Totaal aantal Cao’s

Totaal aantal werknemers onder Cao’s

   

140

3 867 000 433 000

398

514 500

538

4 814 000

198

4 449 500 770 500

517

588 000

715

5 808 000

192

4 644 500 676 000

524

543 000

716

5 863 500

Medezeggenschap

   

2002

2005

2008

Percentage OR-plichtige ondernemingen

met

OR2

71

76

3

Bronnen:

(1) SZW, Voorjaarsrapportage cao-afspraken;

(2) RvB, onderzoek naleving WOR;

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen voor een goede balans tussen rechten en plichten van werkgevers en werknemers voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst

Motivering

Instrumenten

Activiteiten

Om de bescherming van werknemers te waarborgen, in evenwicht met de belangen van de onderneming en met inachtneming van de eigen rol en verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers.

Het arbeidsovereenkomstenrecht, inclusief het ontslagrecht; Het Buitengewoon Besluit arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) en de daarop gebaseerde regels betreffende ontslag en werktijdverkorting; De Wet melding collectief ontslag (WMCO);

De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) en daarop gebaseerde regels betreffende bestuurlijke handhaving van de WML; Het Besluit minimumjeugdloonregeling;

De Arbeidstijdenwet (ATW), het Arbeidstijdenbesluit, het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de Nadere regeling kinderarbeid; Voorlichting.

Het verlenen van ontslagvergunningen door de CWI ex artikel 6 BBA; Het verlenen van tijdelijke ontheffingen van het verbod om de arbeidstijd te verminderen ex artikel 8 BBA;

Het verlenen van goedkeuring als bedoeld in artikel 6 lid 4 van de WMCO;

Het handhaven van de WML door de Arbeidsinspectie door het opleggen van bestuurlijke boetes en lasten onder dwangsom bij onderbetaling;

Het handhaven van de ATW door de Arbeidsinspectie door het opleggen van bestuurlijke boetes bij overtreding van de ATW; Het beleid met betrekking tot de handhaving van de WML en de ATW; Het beleid met betrekking tot flexibilisering op de arbeidsmarkt; Het geven van uitvoering aan het advies van de Commissie Bakker; Het stimuleren en ondersteunen van initiatieven op het terrein van sociale innovatie;

Het beleid inzake prostitutie voorzover dat betrekking heeft op de arbeidsrelatie en de sociale positie van prostituees; Het beleid gericht op het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap;

Het bijdragen aan de totstandkoming, aanpassing en implementatie van internationale regelgeving en het rapporteren daarover.

Doelgroepen

Werknemers, werkgevers en hun vertegenwoordigers; Zelfstandigen in geval van veiligheidsrisico’s voor derden.

Indicatoren

Output en outcome zijn moeilijk objectief meetbaar. De doelstelling van het beleid is te komen tot een transparante regelgeving waarbij op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de bescherming van de werknemers en de vereisten van de onderneming. Voor dit evenwicht is geen objectieve indicator te geven.

Kengetallen

Op basis van de voorlopige realisaties over de eerste helft 2008 is het aantal ontslagaanvragen voor 2008 geraamd. Voor 2009 wordt uitgegaan van een gelijkblijvend niveau ten opzichte van 2008. Op basis van de ingediende verzoeken in de eerste vier maanden van 2007 is het aantal ontbindingszaken via de rechtbanken voor geheel 2008 geraamd. Voor 2009 wordt uitgegaan van een gelijkblijvend niveau ten opzichte van 2008.

Het aantal aanvragen werktijdverkorting is erg afhankelijk van incidenten en fluctueert daarmee sterk van jaar tot jaar. Voor 2008 is uitgegaan van de resultaten over de eerste helft 2008 met medeneming van de gemiddelden over een langere periode. Voor 2009 wordt uitgegaan van een gelijkblijvend niveau ten opzichte van 2008.

Ten aanzien van de WML zijn gegevens opgenomen over (de resultaten van) de handhavingsinspanningen van de Arbeidsinspectie, die gebaseerd zijn op de realisaties over de eerste helft van 2008. Het te verwachten hogere aantal controles en boetes WML in 2009 is gebaseerd op een uitbreiding van het aantal inspecteurs, dat is belast met handhaving WML.

 
   

Tabel 43.5 Kengetallen operationele doelstelling 2

 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Ontslagen1

     

Aantal ontslagaanvragen CWI

27 547

30 000

30 000

Waarvan via collectieve aanvraag (in %)

16

20

20

Aantal ontbindingsverzoeken rechtbanken

29 983

30 000

30 000

Totaal aantal aanvragen en verzoeken

57 530

60 000

60 000

Aanvragen WTV (werktijdverkorting)2

     

Aantal aanvragen

148

100

100

Aantal toegewezen

98

50

50

Handhaving WML3

     

Aantal controles

6 200

8 200

9 600

Aantal opgelegde boetes

n.v.t.

150

200

Bronnen:

(1) CWI, jaarverslag;

(2) SZW, onderzoeksrapport werktijdverkorting;

(3) intern onderzoek Arbeidsinspectie.

Operationele doelstelling Motivering

3 Bevorderen van het combineren van arbeid en zorg

Om werknemers in staat te stellen de arbeidsduur (tijdelijk) aan te passen in verband met zorgtaken.

Instrumenten

+   Wet arbeid en zorg;

+   Wet aanpassing arbeidsduur;

+   Levensloopregeling;

+   Ouderschapsverlofkorting.

Activiteiten

Werkzaamheden van de Taskforce DeeltijdPlus gericht op het wegnemen van belemmeringen voor een grotere arbeidsdeelname in uren van vrouwen;

Verlenging van het ouderschapsverlof van de huidige 13 tot 26 weken per 1 januari 2009;

Verkenning flexibilisering en harmonisering verlofregelingen en

arbeidstijden;

Conferentie gezinsvriendelijke bedrijven (samen met minister voor

Jeugd en Gezin en minister van OCW).

Doelgroepen

(Potentiële) werknemers; Werkgevers.

Indicatoren

De discrepantie tussen feitelijke en gewenste opname van verlof wordt gemeten als het aandeel werknemers (m/v) dat behoefte heeft aan verlof, maar dit (nog) niet gebruikt, op het totaal aantal werknemers (m/v) met behoefte aan verlof. De volgende vormen van verlof zijn meegenomen in de meting van de indicator: ouderschapsverlof, kortdurend zorgverlof en langdurend zorgverlof. De module Arbeid en zorg van de Enquête Beroepsbevolking wordt eenmaal per twee jaar uitgevoerd. Gegevens over 2007 komen in 2008 beschikbaar. Omdat er voor 2008 geen cijfers beschikbaar komen, is er voor dat jaar geen streefwaarde. De eerstvolgende streefwaarde is voor 2009.

Tabel 43.6 Indicatoren operationele

telling 3

Realisatie 2005

Realisatie 2007

Streven 2009

Discrepantie tussen feitelijke en gewenste opname van verlof (%)

45

34 (daling met een

kwart ten opzichte

45                       van 2005)

Bron: CBS, EBB-module arbeid en zorg

Kengetallen

De kengetallen over zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptieverlof, ouderschapsverlof en de levensloopregeling betreffen het gebruik (aantal toekenningen respectievelijk deelnemers). Vanaf 4 juni 2008 is er een recht op uitkering in verband met zwangerschap en bevalling, adoptie en opname van een pleegkind in het gezin voor zelfstandigen.

Het recht op ouderschapsverlof voor werknemers wordt in 2009 uitgebreid van 13 naar 26 weken. Dit leidt naar verwachting niet tot een stijging van het aantal werknemers dat ouderschapsverlof opneemt, maar wel tot een langere gemiddelde verlofduur. De ouderschapsverlofkorting wordt in 2009 losgekoppeld van de levensloopregeling. Dit leidt naar verwachting tot een stijging van het gebruik.

De cijfers over de deelname aan de levensloopregeling zijn afkomstig uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB) van het CBS. Analyseresultaten van het CBS wijzen op een overschatting in de EBB van het aantal deelnemers aan de levensloopregeling in vergelijking met andere bronnen. Vervolgonderzoek is noodzakelijk om een betere schatting te maken van de levensloopdeelname. Omdat er op dit moment geen eenduidige aanwijzingen zijn welke bron en welke meetmethode het beste resultaat oplevert houdt het CBS in zijn publicaties vooralsnog vast aan de EBB als bron voor cijfers over de levensloopdeelname.

 

Tabel 43.7 Kengetallen operationele doelstelling 3

 
 

Realisatie 2007

Raming

2008

Raming 2009

Zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x1000)

       

– aantal toekenningen werknemers1

131

 

129

128

– aantal toekenningen zelfstandigen1

0,1

 

2,9

5

Adoptieverlof (x1000)

       

– aantal toekenningen werknemers1

1,3

 

1,3

1,3

Ouderschapsverlof (x1000)

       

– aantal werknemers met ouderschapsverlof (betaald en onbetaald)2

80

 

80

80

– aantal ontvangers ouderschapsverlofkorting4

18

 

24

48

Levensloopregeling (x1000)

       

– aantal actieve deelnemers3

388

 

440

470

Bronnen:

(1) UWV, jaarverslag;

(2): CBS, EBB module Arbeid en zorg;

(3) CBS, EBB module Levensloop;

(4): raming SZW.

Operationele doelstelling

Motivering

4 Bevorderen van gelijke kansen op de arbeidsmarkt en toegang tot de arbeidsmarkt door bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling bij arbeid en beroep

Om werknemers en werkzoekenden bescherming te bieden tegen ongelijke behandeling en te waarborgen dat eenieder gelijke kansen heeft op het terrein van arbeid.

Instrumenten

Activiteiten

Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid;

Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen;

Wet verbod van onderscheid op grond van arbeidsduur;

Wet gelijke behandeling van tijdelijke en vaste werknemers;

Commissie gelijke behandeling;

Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen;

Subsidie aan Expertisecentrum LEEFtijd.

Integratie van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in de Algemene wet gelijke behandeling;

Het tegengaan van ongerechtvaardigd leeftijdsonderscheid door voorlichting, overleg met sociale partners, het volgen van jurisprudentie en overleg en samenwerking met het Expertisecentrum LEEFtijd; Het terugdringen van ongelijke beloning in strijd met de wet door voorlichting, onderzoek, ontwikkeling van instrumenten en overleg met sociale partners;

Het ondersteunen van werkgevers onder andere via de Quickscan gelijke beloning en de Managementtool gelijke beloning via de website www.gelijkloon.nl, de Handleiding sekseneutrale functiewaardering en de Leidraad aanstellingskeuringen. Bevorderen van een zorgvuldig werving- en selectiebeleid met name op grond van leeftijd en etniciteit door subsidie voor bewustwordingsactiviteiten; Het tegengaan van negatieve beeldvorming en discriminatie van etnische minderheden op de arbeidsmarkt via het project van de landelijke discriminatiemonitor; Het opnemen in de Arbeidsomstandighedenwet van een verplichting

voor werkgevers om een beleid te voeren gericht op het voorkomen van discriminatie als onderdeel van psychosociale arbeidsbelasting in de Arbowet.

Doelgroepen

+ Werkgevers, werknemers en hun vertegenwoordigers;

+ Relevante belangenorganisaties en organisaties van professionals.

Indicatoren

De ongecorrigeerde beloningsverschillen fungeren als indicator voor de stand van de emancipatie;

De gecorrigeerde beloningsverschillen geven het verschil tussen het gemiddelde mannen- en vrouwenloon (uitgedrukt in percentages van het mannenloon) weer dat resteert na correctie voor achtergrond-kenmerken zoals leeftijd, functieniveau en sector. Dit onverklaarde deel kan ongelijke beloning zijn in de zin van de gelijke behandelingswetgeving;

Het laatste jaar waarvoor realisaties van beloningsverschillen beschikbaar zijn is 2006.

 
   

Tabel 43.8 Indicatoren operationele doelstelling 4

 

Realisatie 20061

Streven 2008

Streven 2010

Streven 2012

Gecorrigeerde beloningsverschillen (%) Verschil man-vrouw bedrijfsleven Verschil man-vrouw overheid

Ongecorrigeerde beloningsverschillen (%) Verschil man-vrouw bedrijfsleven Verschil man-vrouw overheid

6,5 2,6

23

14

6 3

20 13

6 3

19,5 12,5

6 3

19,5 12,5

Bron: SZW, de arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006

1 Het betreft voorlopige cijfers; rapportage zal in oktober 2008 worden gepresenteerd.

Kengetallen

De gegevens van de Commissie gelijke behandeling en van de Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen betreffen het aantal ingediende klachten en/of oordelen ingediend bij respectievelijk uitgesproken door deze commissies. De ontwikkeling van het aantal oordelen van de Commissie gelijke behandeling is het gevolg van het in toenemende mate op een andere wijze afdoen van verzoeken (informeren, verwijzen, mediation, schikking en bemiddeling) in plaats van door een oordeel. Bij de Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen is de ontwikkeling het gevolg van de overgang van deze commissie naar de SER.

 

Tabel 43.9 Kengetallen operationele doelstelling 4

 
   

Realisatie 2005

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Commissie gelijke behandeling: Aantal oordelen op terreinvan arbeid1

     

Totaal aantal

 

194

228

159

waarvan op grond van (%):

       

– geslacht

 

22

18

12

– leeftijd

 

38

42

45

– handicap

 

12

8

13

– overig

 

28

32

30

Commissie klachtenbehandeling: aanstellingskeuringen2

       

Klachten

 

16

19

5

Vragen

 

143

158

68

Totaal

 

159

177

73

Bronnen:

1      Commissie Gelijke Behandeling, jaarverslag.

2      Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen, jaarverslag.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

 
           

Tabel 43.10 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van

beleid

   

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek AD/OD

 

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Evaluatieonderzoek ex ante

       

Beleidsdoorlichting

Artikel43 OD1,2 Artikel43 AD

en 4

A. 2007

B. 2008

A. 2012

B. 2013

 

Effecten onderzoek ex post

Evaluatie van het toetsingskader OD 1 AVV

 

A. 2009

B. 2009

 

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie vandeWet gelijke OD4 behandeling op grond van leeftijd bij arbeid

 

A. 2008

B. 2009

 

Artikel

Algemene doelstelling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

Effectgegevens

Indicatoren

44 Arbeidsomstandigheden en verzuim

Bevorderen van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en een goede verzuimaanpak

Om de veiligheid en gezondheid van werknemers te beschermen en arbeidsuitval te voorkomen is een goed arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid noodzakelijk. Dit is van belang voor het beperken van het beroep op de WIA en de gezondheidszorg en voor het in stand houden van de arbeidsproductiviteit.

Veilige en gezonde arbeidsomstandigheden dragen daarnaast bij aan het inperken van (bedrijfs)risico’s met ingrijpende effecten op de samenleving, bijvoorbeeld bij bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen.

De daadwerkelijke uitvoering van goed arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid is de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. SZW stimuleert het arbobeleid van bedrijven en ziet erop toe dat de arbeidsomstandighedenwet wordt nageleefd.

De minister is verantwoordelijk voor:

+ Het bevorderen dat werkgevers en werknemers veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en een goed verzuimbeleid in hun ondernemingen realiseren;

+ De handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet.

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

+ De mate waarin werkgevers en werknemers in bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen.

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

+ ongevallen en gezondheidsschade bij werkenden worden beperkt;

+ verzuim wordt beperkt en arbeidsgeschiktheid wordt bevorderd;

+ incidenten en gezondheidseffecten met een maatschappelijk ontwrichtend karakter worden beperkt;

+ de kosten van de WIA en van loondoorbetaling bij ziekte worden beperkt.

De gekozen prestatie-indicatoren zijn maatgevend voor de veiligheid en gezondheid van werknemers.

 

Tabel 44.1 Indicatoren algemene doelstelling

 
 

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2013

Percentage arbeidsongevallen onder werknemers m verzuim tot gevolg

Percentage werknemers dat verdere aanpassingen aan de werkplek of aan de werkzaamheden noodzakelijk acht in verband met zijn of haar gezondheid

et

3,2%

24,1

3,1% 24

3,0% 24

2,9% 22

Bron: CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden;

Toelichting indicatorpercentage arbeidsongevallen onder werknemers met verzuim tot gevolg:

Gelet op de realisaties in 2005, 2006 en 2007 wordt voor de komende jaren gestreefd naar een afname van het aantal ongevallen met letsel en verzuim met 1,5% per jaar.

Toelichting indicatorpercentage werknemers dat verdere aanpassingen aan de werkplek of aan de werkzaamheden noodzakelijk acht in verband met zijn of haar gezondheid:

Het kabinetsbeleid is gericht op het vergroten van de arbeidsdeelname van ouderen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten. De verwachting is dat met de toename van arbeidsdeelname de behoefte aan verdere aanpassingen de eerstkomende jaren ten minste gelijk blijft aan de realisatie 2007. Daarom wordt voor 2009 een gelijkblijvend percentage gemeld.

 
         

Tabel 44.2 Kengetal algemene doelstelling

 
 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen

4

3

3

Bron: SZW, verplichte melding van incidenten aan de EU

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 44.3 Begrotingsuitgaven Artikel 44 (x € 1 000)

           
       

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen Uitgaven

72 842 84 463

75 448 75 563

64 309 64 830

23 439 23 439

23 142 23 142

23 142 23 142

23 142 23 142

Programma uitgaven waarvan juridisch verplicht

33 059

33 400

24 126

48%

23 439

48%

23 142

48%

23 142

48%

23 142

48%

Operationele Doelstelling 1

Handhaving

Overig

Subsidies

529

6 034

26 496

319

6 426

26 655

300

4 396

19 430

300

4 366

18 773

0

4 366

18 776

0

4 366

18 776

0

4 366

18 776

Apparaatsuitgaven Personeel en materieel

51 404 51 404

42 163 42 163

40 704 40 704

0 0

0 0

0 0

0 0

Ontvangsten

5 251

7 532

5 132

5 132

5 132

5 132

5 132

Toelichting:

Afname subsidies:

De Subsidieregeling Totstandkoming Arbocatalogi (STA) loopt af op 1 januari 2010. In 2009 is ten opzichte van 2008 een geringer subsidiebedrag beschikbaar.

De Subsidieregeling Preventie van Arbeidsuitval (SPA) is per 1 januari 2008 beëindigd. De uitfinanciering van de nog lopende projecten duurt naar schatting nog enkele jaren.

Uitgaven en handhaving

De uitgaven handhaving lopen af naar € 0 in 2011, omdat het handhavings-project in 2010 afloopt.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

Operationele doelstelling

 

90%-80%-

     
 

36%

 

70%-

     

60%-50%-

 
 

16%

 
     

40%-

 

30%-20%-

 

48%

 
   

operationeel doel 1

 
 

Juridisch verplicht Bestuurlijk gebonden

 

Beleidsmatig gereserveerd Vrij

1 Bevorderen dat werkgevers en werknemers in bedrijven een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid voeren

Motivering

Om te bereiken dat werkgevers en werknemers in bedrijven een effectief en efficiënt arbeidsomstandighedenbeleid voeren, richt de overheidsinzet zich op het bevorderen dat werkgevers en werknemers de eigen verantwoordelijkheid hiervoor nemen. Met de herziene Arbeidsomstandighedenwet die per 1 januari 2007 van kracht is, krijgen werkgevers en werknemers immers de ruimte om, binnen de wettelijke begrenzing, arbeidsomstandighedenbeleid af te stemmen op de eigen onderneming. Ook is met de herziene Arbeidsomstandighedenwet de administratieve lastendruk voor ondernemingen verminderd. Dit verhoogt het draagvlak voor het arbeidsomstandighedenbeleid binnen de onderneming en maakt het meer kostenefficiënt. Hiermee wordt het arbeidsomstandighedenbeleid effectiever.

Ook winnen ondernemingen aan arbeidsproductiviteit door een adequate arbeidsomstandigheden- en verzuimaanpak.

De verantwoordelijkheid voor de vormgeving van het arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid ligt bij de sociale partners. Vandaar de overheids-inzet op het stimuleren en bevorderen van deze eigen verantwoordelijkheid. Door middel van het handhavingsbeleid van SZW wordt de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet bevorderd.

Instrumenten & Activiteiten

De herziene Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving; Het standpunt van Nederland met betrekking tot de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor de invulling van de arbeidsomstandigheden wordt ingebracht in EU werkgroepen en discussies;

+ Handhaving van wet- en regelgeving;

+ Het volgen en onderzoeken van maatschappelijke trends, ontwikkelingen, blootstelling aan arbeidsrisico’s, effecten van arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid en naleving van wet- en regelgeving;

+ Communicatie en voorlichting;

+ Subsidieverlening/regelingen, onder andere het tijdelijk subsidiëren van het opstellen van afspraken tussen sociale partners over de invulling van de eigen arbeidsomstandigheden (de arbocatalogi).

Doelgroepen

Werkgevers, werknemers, arboprofessionals (preventiemedewerkers, bedrijfsarts, veiligheidskundige etcetera).

Indicatoren

De gekozen indicatoren zijn maatgevend voor de werking van het overheidsbeleid op het terrein van arbeidsomstandigheden binnen bedrijven. De naleving van regelgeving wordt weergegeven door het percentage bedrijven met een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). De tweede indicator geeft aan welk percentage van de bedrijven na inzet van handhavingsinstrumenten door de Arbeidsinspectie bij hercontrole voldoet aan de Arbowet (volledige naleving op de geïnspecteerde punten).

De indicator «percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt» is gekoppeld aan de herziene Arbeidsomstandighedenwet die van kracht is geworden per 1 januari 2007.

 

Tabel 44.4 Indicatoren operationele doelstelling 1

       
   

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2013

Percentage bedrijven met een RI&E (naleving

regelgeving)1 48

Percentage bedrijven dat bij hercontrole voldoet aan

de Arbowet1 97

Percentage werknemers dat onder de werking van een

arbocatalogus valt2 < 1

56

> 95

25

60

> 95

50

75

> 95

80

Bronnen:

1      SZW/AI-monitor;

2      SZW/AI

Toelichting:

Met de indicator percentage werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt, wordt gemeten wat de reikwijdte van de arbocatalogi in Nederland is. Het percentage is in 2007 gesteld op < 1, omdat de herziene Arbowet op 1 januari 2007 is ingevoerd. Werkgevers en werknemers in de verschillende sectoren zijn vanaf 2007 gestart met het maken van arbocatalogi. In 2008 zal daarom het percentage werknemers dat onder de werking van de arbocatalogus valt oplopen naar 25% en in 2009 naar 50%.

 

Tabel 44.5 Kengetallen operationele doelstelling 1

 
 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Aantal actieve inspecties door de Arbeidsinspectie

19 579

20 000

20 000

Bron: SZW/AI

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

 

Tabel 44.6 Onderzoek naar

de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

   

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

AD/OD

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Evaluatieonderzoek ex ante

       

Beleidsdoorlichting

Arbeidsomstandigheden

AD

A: 2011 B: 2011

 

Effecten onderzoek ex post

       

Overig evaluatieonderzoek

ARIE*

OD1

A: 2007 B: 2007

Handelingen 2006–2007, Tweede Kamer, arbeidsomstandigheden, nr. 3 pag. 3–136. Het voornemen is om naar aanleiding van het evaluatierapport de SER advies te vragen.

 

VASt programma**

OD1

A: 2007 B: 2008

Kamerstukken 2007–2008 25 883, nr. 129

 

Subsidieregeling SPA***

OD1

A: 2008 B: 2009

zie www.senternovem.nl/spa

 

VAV programma****

OD1

A: 2007 B: 2008

Kamerstukken 2007–2008, 25 883, nr. 132

  • ARIE = Aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie.

** VASt = Versterking Arbobeleid voor Stoffen *** SPA = Subsidieregeling Preventie van Arbeidsuitval **** VAV = Versterking arbeidsveiligheid

Artikel

Algemene doelstelling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

45 Pensioenbeleid

Bevorderen en beschermen van arbeidspensioenen

Om werkgevers en werknemers te stimuleren afspraken te maken voor aanvullend pensioen en een waarborg te scheppen dat een pensioentoezegging van de werkgever aan zijn werknemers na pensionering gestand wordt gedaan.

De minister is verantwoordelijk voor:

+ een adequaat wettelijk kader voor arbeidspensioenen;

+ een op arbeidspensioenen toegesneden fiscaal kader, samen met de minister van Financiën;

+ de organisatie van het toezicht op de uitvoering van pensioenregelingen;

+ het overleg met sociale partners over een betaalbaar en duurzaam pensioenstelsel dat rekening houdt met maatschappelijke ontwikkelingen en anderen aspecten van sociaaleconomisch beleid.

Behalen van deze doelstelling hangt af van: + arbeidsvoorwaardenonderhandelingen; + een transparant beheer en bestuur van pensioenuitvoerders; + het pensioenbewustzijn in de samenleving; + (macro-)economische ontwikkelingen;

+ ruimte in EU-regelgeving voor handhaving van nationale kenmerken van pensioenstelsels.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

+ ouderen na pensionering over een adequate inkomensvoorziening

beschikken; + maatschappelijk vertrouwen bestaat in het pensioenstelsel waardoor

er een basis is voor een collectieve en solidaire financiering.

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 45.1 Begrotingsuitgaven Artikel 45

(x € 1 000)

 
   

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen

58 547 2

375

1 890

403

403

403

403

Uitgaven

86347 2

431

1 889

403

403

403

403

Programma uitgaven

85 000

491

402

403

403

403

403

waarvan juridisch verplicht

   

50%

50%

50%

50%

50%

Operationele Doelstelling 1

             

Eenmalige uitkering Wet Verevening

             

pensioen bij scheiding

85 000

00000

0

Overig

0

312

245

246

246

246

246

Operationele Doelstelling 2

             

Subsidies

0

179

157

157

157

157

157

Apparaatsuitgaven

1347 1

940

1 487

0

0

0

0

Personeel en materieel

1 347 1

940

1 487

0

0

0

0

Ontvangsten

000000

0

Grafiek budgetflexibiliteit artikel 45

 

90%-80%-70%-60%-

         
         
 

50%

 

50%

 
         
         

40%-30%-20%-10%-

         
         
 

50%

 

50%

 
         
         
 

operationeel doel 1

I

operationeel doel 2

 

Juridisch verplicht

D Beleidsmatig gereserveerd

Bestuurlijk gebonden 1 Vrij

Operationele doelstelling Motivering

Instrumenten

Activiteiten

Doelgroepen

1 Vergroten van de houdbaarheid en het bereik van het stelsel van aanvullende pensioenen

Om zoveel mogelijk werknemers in de gelegenheid te stellen op collectieve en solidaire wijze een aanvulling op de AOW te verkrijgen om na pensionering hun levensstandaard zo goed mogelijk te kunnen handhaven.

+   De Pensioenwet;

+   Wet verplichte Beroepspensioenregelingen;

+   Wet verplichtstelling bedrijfstakpensioenfondsen 2000;

+   Fiscale regelingen voor pensioenen.

+ Aanpassen van de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding

naar aanleiding van de evaluatie; + Doorvoeren van de modernisering van de mogelijkheden tot uitvoering van pensioenregelingen (Algemene Pensioeninstelling); + Overleggen met pensioenuitvoerders over verbeteringen in de praktijk

van de uitvoering van pensioenregelingen, waarbij de praktijk rond

waardeoverdracht bijzondere aandacht heeft; + Uitoefenen van toezicht door De Nederlandsche Bank en Autoriteit

Financiële Markten; + Overleggen in EU-verband om op Europees niveau de voorwaarden te

creëren, waarbinnen het Nederlands pensioenstelsel goed kan

functioneren.

+ Werkgevers;

+ Werknemers;

+ Pensioenuitvoerders.

Indicatoren

Aantal fondsen met een reservetekort: het aantal fondsen met een eigen vermogen kleiner dan het vereist eigen vermogen. In de dekkingsgraad wordt de verhouding tussen het vermogen en de verplichtingen van het pensioenfonds tot uitdrukking gebracht. Bij een dekkingsgraad kleiner dan 105% is bij een gemiddeld fonds sprake van onderdekking. Bij een dekkingsgraad kleiner dan 127% is bij een gemiddeld fonds sprake van een reservetekort. Door de gunstige beleggingsresultaten was het aantal fondsen met een reservetekort eind 2007 veel lager dan het geraamde aantal van 100. Deze situatie is begin 2008 echter weer sterk veranderd. Het streven blijft gericht op een structurele vermindering van het aantal fondsen met een reservetekort. Vanwege de fluctuaties op de beurs worden de streefwaarden uit de begroting 2008 daarom gehandhaafd.

 

Tabel 45.2 Indicatoren operationele doelstelling 1

 

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2013

Aantal fondsen met een reservetekort

7

90

80

50

Bronnen: DNB, kwartaalbericht juni 2008

Kengetallen

Mogelijkheid van vrijwillige voortzetting van deelname in de pensioenregeling naar percentage actieve deelnemers; Type regeling bij pensioenregelingen. De categorie «overig» heeft betrekking op combinaties van verschillende typen pensioenregeling.

 

Tabel 45.3 Kengetallen operationele doelstelling 1

 
 
 

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Aandeel actieve deelnemers met mogelijkheid tot vrijwillig

e voortzetting

   

(%)

     

bij vrijwillig ontslag

57

87

89

bij zorgverlof

22

86

91

bij ouderschapsverlof

23

91

92

bij sabbatical leave

20

86

91

bij educatief verlof

20

84

88

Aandeel actieve deelnemers (%)

     

Defined Benefit op basis van eindloon

10

4

1

Defined Benefit op basis van middelloon

76

90

89

Beschikbare premieregeling

4

4

5

Overig

10

2

5

Bron: DNB, Pensioenmonitor

Operationele doelstelling Motivering

2 Verbeteren van de betrokkenheid van deelnemers bij hun pensioenvoorziening

Om deelnemers te stimuleren kennis te nemen van hun pensioenregelingen en hun verantwoordelijkheid voor aanvullend pensioen te nemen.

Instrumenten

Pensioenwet, met name de bepalingen over voorlichting aan deelnemers en de bepalingen over medezeggenschap en de governance van pensioenuitvoerders.

Activiteiten

Ondersteunen van projecten van de Stichting Pensioenkijker ten behoeve van de bevordering van het pensioenbewustzijn onder Nederlanders;

Overleggen over de uitkomsten van de evaluatie van goed pensioenfondsbestuur en van de medezeggenschap door gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen en doorvoeren van verbeteringen daarin;

Overleggen met sociale partners, gepensioneerden en pensioenuitvoerders over verbetering van de kwaliteit van het besturen van pensioenuitvoerders;

Invoeren van het indexatielabel voor pensioenregelingen; Ondersteunen van de invoering van het Pensioenregister.

Doelgroepen Indicatoren

Deelnemers en gepensioneerden in pensioenregelingen.

De kennis van de pensioenregeling wordt gemeten als het percentage werkenden in de leeftijd van 20 tot 65 jaar dat aangeeft inzicht te hebben in de hoogte van het eigen aanvullend pensioen.

 

Tabel 45.4 Indicatoren operationele doelstelling 2

 
 

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2013

Inzicht in hoogte aanvullend pensioen (%)

54

66

68

75

Bron: Research voor Beleid, kennis van ouderdomspensioenen

Kengetallen

+ Opvattingen van werknemers tussen 20 en 65 jaar over de verantwoordelijkheid voor het regelen van een aanvullend pensioen;

+ Verwachtingen van werkenden met inzicht in de hoogte van het eigen aanvullend pensioen over het kunnen rondkomen van hun pensioen.

 

Tabel 45.5 Kengetallen operationele doelstelling 2

 

Realisatie 2006 Realisatie 2007

Deverantwoordelijkheid voor het regelen van een ouderdomspensioen ligt (%)

 

– bij mijzelf

52 52

– bij mijn werkgever

26 26

– bij de overheid

18 16

– overig/weet niet

46

Verwachtingen van werkenden met inzicht in de hoogte van het eigen aanvullend pensioen

 

over het kunnen rondkomen van hun pensioen (%)

 

Verwacht goed te kunnen rondkomen

54 54

Verwacht redelijk te kunnen rondkomen

35 35

Verwacht nauwelijks tot niet te kunnen rondkomen

10 10

Weet niet

11

Bron: Research voor Beleid, kennis van ouderdomspensioenen

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

 

Tabel 45.6 Onderzoek naar

de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

   

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek AD/OD

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Evaluatieonderzoek ex ante

     

Beleidsdoorlichting

 

A. 2012

B. 2012

 

Effecten onderzoek ex post

Inzicht in de praktijk van waarde-

A. 2008

 
 

overdracht

B. 2009

 

Overig evaluatieonderzoek

     

Artikel

Algemene doelstelling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Verantwoordelijkheid

46 Inkomensbescherming met activering

Zorgdragen voor adequate bescherming met activerende voorwaarden tegen financiële risico’s bij inkomensverlies

Om personen te beschermen tegen de financiële risico’s als gevolg van ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt hen een inspanningsverplichting opgelegd om betaalde arbeid te verkrijgen, dan wel maatschappelijk te participeren, en worden aan werkgevers, andere private partijen of gemeenten prikkels gegeven die aan preventie en activering bijdragen.

SZW creëert de voorwaarden voor het verlenen van de uitkeringen en zorgt voor de uitvoering door het laten verstrekken van uitkeringen door UWV, gemeenten of private partijen. SZW verstrekt hiertoe de financiële middelen of richt het regelgevend kader in zodat private arrangementen mogelijk en rechtszeker zijn.

De minister is verantwoordelijk voor:

+ Een adequate bescherming van personen tegen inkomensverlies;

+ De coördinatie van het rijksbeleid op het terrein van armoede en «sociale uitsluiting»;

+ De bepaling van de hoogte van het sociaal minimum en de algemene bijstandsniveaus;

+ De bepaling van de op te leggen verplichtingen aan de uitkeringsgerechtigden;

+ De vormgeving en werking van het wettelijke stelsel;

+ Sturing en toezicht op een rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de sociale verzekeringen door het UWV;

+ Monitoring van uitvoering door private partijen;

+ Het toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de bijstandswetten door gemeenten.

Externe factoren

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

+ Een effectieve uitvoering van de wetten door UWV en gemeenten;

+ Het naleven van de verplichtingen van de wet- en regelgeving door de

uitkeringsgerechtigden, werkgevers en private partijen; + De inspanning gericht op het verkrijgen van betaald werk van de

uitkeringsgerechtigden.

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

+ Er invulling is gegeven aan de grondwettelijke taak van de overheid

om te zorgen voor de «bestaanszekerheid der bevolking»; + Voorzien wordt in uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende,

noodzakelijke kosten van bestaan (bijzondere bijstand op grond van de

WWB); + Personen er weer in slagen zelfstandig in hun levensonderhoud te

voorzien; + Werknemers en jonggehandicapten adequaat worden beschermd

tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van werkloosheid,

ziekte of arbeidsongeschiktheid; + Werkgevers meer gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst

houden of nemen; + Personen niet onnodig in de uitkering verblijven.

Budgettaire gevolgen van beleid

 
                 

Tabel 46.1: Begrotingsuitgaven Artikel 46 (x € 1 000

)

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen

5 947 764

6445 410

6500 610

6357 337

6531 385

6651 848

6794 310

Uitgaven

6270 136

6462 177

6502 310

6357 337

6531 385

6651 848

6794 310

Programma uitgaven

6 260 279

6 451 201

6 492 147

6 357 337

6 531 385

6 651 848

6 794310

waarvan juridisch verplicht

   

100%

100%

100%

100%

100%

Operationele Doelstelling 3

             

Wajong Uitkeringslasten

1 928 009

2 145 715

2 355 807

2 502 451

2 645 094

2 782 738

2 904 495

Wajong Uitvoeringskosten

56 377

67 694

104 104

84 064

90 515

99 563

107 664

Operationele Doelstelling 4

             

BIA Uitkeringslasten

5 007

4 540

4 198

3 814

3 404

2 967

2 515

BIA Uitvoeringskosten

271

195

148

131

82

37

37

Tri uitkeringslasten

31 719

18 817

13 581

0

0

0

0

Tri Uitvoeringskosten

6 266

4 179

1 139

207

0

0

0

Operationele Doelstelling 5

             

WWB

3 943 592

3 855 279

3 706153

3 367 621

3 308 028

3 258 403

3 268 459

Bijzondere bijstand

             

Bijstand Buitenland

2 198

2 600

2 600

2 600

2 600

2 600

2 600

Bijstand Zelfstandigen

87 305

111 885

95 191

98 775

98 775

98 775

98 775

IOAW

112 199

97 436

108 625

126 971

154 031

169 909

169 909

IOAZ

31 625

32 027

29 402

30 950

30 950

30 950

30 950

WWIK Uitkeringslasten

26 148

23 000

23 000

23 000

23 000

23 000

23 000

WWIK Uitvoeringskosten

5 309

4 700

4 900

4 900

4 900

4 900

4 900

Vazalo

0

250

100

2 750

3 900

13 000

16 000

WIJ

0

0

16 700

83 600

133 700

133 700

133 700

Handhaving

7 695

8 720

6 647

6 619

15 332

15 332

15 332

Subsidies

000000

0

Overig

16 559

74 164

19 852

18 884

17 074

15 974

15 974

Apparaatsuitgaven

9 857

10 976

10 163

0

0

0

0

Personeel en materieel

9 857

10 976

10 163

0

0

0

0

Ontvangsten

98 317

53 100

0000

0

Maakt deel uit van de algemene uitkering. Via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds worden middelen verstrekt die het gemeenten mogelijk maken burgers ondersteuning te bieden vanwege uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Deze drukken niet op de begroting van SZW.

Binnen dit budget staan zogenaamde garantieverplichtingen uit in het kader van een experiment waarbij banken, onder borgstelling, kredieten aan startende ondernemers verstrekken. Op 30 juni 2008 stonden 68 kredieten open voor een totaal garantiebedrag van € 1 116 802.

Toelichting:

Wajong

De uitkeringslasten en de uitvoeringskosten van de Wajong stijgen als gevolg van een toenemend aantal uitkeringsgerechtigden. Voorts is de uitkering van 70 naar 75 procent van het wettelijk minimumloon voor volledig arbeidsongeschikten verhoogd (als uitvloeisel uit het coalitieakkoord). De piek in de uitvoeringskosten in 2009 is het gevolg van eenmalige implementatiekosten voor de nieuwe Wajong en de taakstelling voor het UWV/CWI uit het Coalitieakkoord die vanaf 2010 geldt. Het aantal mensen met een Wajong-uitkering blijft bij ongewijzigd beleid de komende jaren toenemen. Op 30 mei 2008 heeft het kabinet de nota «vergroting participatie jongeren met een beperking» aan de Tweede Kamer gezonden.

2

BIA

Dit betreffen de uitgaven voor de tijdelijke Wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA). Per 1 december 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de BIA vervallen.

TRI

Deze regeling is in het leven geroepen om de inkomensgevolgen als gevolg van de herbeoordelingen in het kader van de Wet wijziging systematiek herbeoordelingen te beperken. De TRI-uitgaven lopen af omdat de herbeoordelingsoperatie in 2009 wordt afgerond en de TRI voorziet in een tijdelijke aanvulling in vervolg op een herbeoordeling. In 2007 is, naar aanleiding van het Coalitieakkoord, de duur van de TRItegemoetkoming verlengd van zes naar twaalf maanden. Dit geldt voor zowel lopende en nieuwe gevallen als voor beëindigde gevallen.

WWB

Deze uitgaven hebben betrekking op het inkomensdeel van de Wet werk en bijstand (WWB). Het inkomensdeel is voor de periode 2008–2011 op basis van de afspraken over meerjarige budgetten vastgezet op basis van de meerjarenraming van het CPB. Wel worden de macrobudgetten nog gecorrigeerd voor de loonprijsbijstelling, wijzigingen in Rijksbeleid en effecten van de conjunctuur wanneer deze zich buiten een vastgestelde bandbreedte bevinden. Het werkdeel van de WWB (flexibel re-integratiebudget) is begroot op artikel 47. De gemeenten ontvangen een vergoeding voor de uitvoeringskosten via de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Beleidsvoornemens:

+ De verantwoordelijkheid en uitvoering van de aanvullende bijstand voor 65-jarigen en ouder wordt per 2010 integraal overgeheveld naar de SVB. Daartoe vindt een uitname plaats uit het macrobudget van het Inkomensdeel en volgend jaar een overheveling van middelen uit het gemeentefonds voor de uitvoeringskosten naar de SZW-begroting. Zie verder artikel 49. + De sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen tot vijf jaar wordt geschrapt per begin 2009. De maximale vrijstellingsperiode voor de sollicitatieplicht is zes jaar. Er komt daarnaast een scholingsplicht voor deze groep alleenstaande ouders, teneinde na de vrijstelling een baan te kunnen vinden. + In het coalitieakkoord is de afspraak opgenomen dat er een regeling komt die werken in deeltijd voor sollicitatieplichtige alleenstaande ouders financieel aantrekkelijk maakt. Begin 2009 start ter zake van deze regeling een experiment in het kader van het experimenteerartikel WWB. De uitkomsten van het experiment kunnen worden betrokken bij de keuzes rondom de Wet Vazalo. De voorgestelde duur van het experiment is twee jaar en de resultaten ervan zijn te verwachten in de eerste helft van 2011. + Er komt een Wetsvoorstel investeren in jongeren (Wij) voor jongeren tot 27 jaar met als doel een hogere en duurzame arbeidsparticipatie te bevorderen. Werken en/of leren voorkomt uitkeringsafhankelijkheid. Het recht op algemene bijstand komt voor jongeren tot 27 jaar te vervallen. De regeling voorziet primair in een recht op een werkleer-aanbod; alleen als van de jongere niet kan worden gevergd dat hij of zij zo’n aanbod uitvoert of als een aanbod te weinig inkomen genereert, kan recht bestaan op een inkomensvoorziening met een uitkeringshoogte zoals die van de WWB. Structureel leidt het wetsvoor-

stel tot een netto besparing van ongeveer € 140 mln omdat de maatregel er voor zorgt dat per saldo het aantal jongeren dat een uitkering ontvangt, afneemt.

Bijzondere bijstand

Gemeenten verstrekken bijzondere bijstand uit de algemene uitkering van het gemeentefonds op grond van artikel 35 WWB aan personen die niet over voldoende middelen beschikken om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten te voldoen. Deze bijstand wordt in de meeste gevallen om niet verstrekt. In een aantal situaties is het mogelijk om bijzondere bijstand in de vorm van een lening te verstrekken. Rijk en VNG zijn overeengekomen dat gemeenten grotere terughoudendheid betrachten bij het verlenen van leenbijstand. Gemeenten worden hierbij gestimuleerd om op inventieve wijze om te gaan met de mogelijkheid om de verplichting tot betaling van deze schuld kwijt te schelden, gekoppeld aan de inspanning van de cliënt op het gebied van re-integratie. Met ingang van 1 januari 2009 wordt de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. De langdurigheidstoeslag wordt dan een bijzondere vorm van categoriale bijzondere bijstand; gemeenten blijven de langdurigheidstoe-slag verstrekken. Hierdoor kunnen ook mensen met een baan die langdurig op het minimum leven en die geen uitzicht hebben op een hoger inkomen, en verder mensen die met een bijstandsuitkering gaan werken voor een minimuminkomen, in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag. De middelen voor de langdurigheidstoeslag worden uit het I-deel WWB overgeheveld naar het gemeentefonds.

Bijstand Buitenland

Sinds 1996 is geen nieuwe instroom meer mogelijk. De uitvoeringskosten stijgen door strengere beoordeling van aanvragen en controle. Het streven is de uitvoering van de regeling met ingang van 2009 onder te brengen bij de SVB.

Bijstand zelfstandigen en IOAW/IOAZ Algemeen

De cijfers per regeling betreffen optellingen per regeling van het budget-deel (25%) en het declaratiedeel (75%). Een vergoeding voor de uitvoeringskosten ontvangen gemeenten via de algemene uitkering uit het gemeentefonds.

Het voornemen is om per 2010 over te gaan tot verdergaande decentralisatie van deze uitkeringen (mogelijk wordt niet de gehele bijstand zelfstandigen gedecentraliseerd). Uitgangspunt is bundeling met het Inkomensdeel (100% budgettering) voor wat betreft de financiering en verantwoording van gemeenten, waarbij ten aanzien van de rechten en plichten van uitkeringsgerechtigden de afzonderlijke materiewetten blijven bestaan.

Bijstand zelfstandigen

Een betere conjunctuur vermindert het aantal ondernemers dat door financiële problemen een beroep moet doen op het Bbz en omgekeerd. Daarnaast ontstaat er de laatste jaren meer belangstelling voor het starten van een onderneming. Voor de komende jaren wordt een stijging van de uitgaven verwacht. Door middel van een experiment wordt bezien of kredietverlening aan starters via borgstelling kan worden overgelaten aan banken, opdat zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de normale ondernemerspraktijk. Het streven is om de kredietverstrekking aan starters vanuit een uitkeringssituatie op termijn in te bedden in een landelijk systeem van microfinanciering voor startende ondernemers. Dit zou op termijn tot verlaging van de uitgaven kunnen leiden.

IOAW/IOW/IOAZ

Vanaf 2009 wordt bij de IOAW een stijgende lijn verwacht van volume en

lasten vanwege de gevolgen van de duurverkorting WW. Voor 60-plussers

geldt per 1 december 2009 de IOW (SER-pakket).

In de IOAZ zijn weinig ontwikkelingen ten aanzien van volume en lasten te

verwachten.

WWIK

Dit betreft de uitkeringslasten en uitvoeringskosten van de WWIK die door 20 uitvoerende centrumgemeenten en de organisatie «Kunstenaars & CO» wordt uitgevoerd. Twee keer per jaar worden de bijstandsuitkeringen en de uitkeringen voor kunstenaars (WWIK) bijgesteld. De verhogingen hebben te maken met de stijging van het wettelijk minimumloon (WML) en wijziging van loonbelasting en verzekeringspremies. De kosten van de WWIK zijn 100% declarabel.

Het voornemen is over te gaan tot financiële decentralisatie per 2010. Uitgangspunt is bundeling met het Inkomensdeel WWB (100% budgettering).

Wet Vazalo

De Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders (Vazalo) is op 28 augustus 2007 gepubliceerd in het Staatsblad. Een experiment waarin de werking van Vazalo zou worden onderzocht heeft geen doorgang gevonden naar aanleiding van het advies van de Raad van State hieromtrent. In 2009 start een nieuw experiment op grond van artikel 83 WWB.

Handhaving

Uit deze middelen worden onder meer de uitvoeringskosten van het Inlichtingenbureau voor gemeenten en de maatregelen van het SZW-Handhavingsprogramma 2007–2010 gefinancierd.

In het kader van dit programma zijn middelen gereserveerd (€ 36,0 mln) voor het verankeren en borgen van het zogenoemde Programmatisch Handhaven in de gemeentelijke beleids- en uitvoeringspraktijk. Deze middelen zijn in 2007 eenmalig toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds.

Van de post «handhaving» is € 1,5 mln voor 2009 en 2010 overgeboekt naar artikel 98 ten behoeve van de post «verzameluitkering SZW». In het kader van het Handhavingsprogramma 2007–2010 en het Bestuurlijk Akkoord SZW en VNG zijn verder afspraken gemaakt die moeten leiden tot:

+ Het verkennen van mogelijkheden om gemeenten meer handhavings-ruimte te geven door het mogelijk maken van bestandskoppelingen; + Het zonodig wettelijk verankeren van het afleggen van huisbezoeken; + Het intensiveren van de aanpak van zwart werk door bijstandsgerechtigden; + Het waar mogelijk omzetten van zwart werk in reguliere werkgelegenheid. De thans beschikbare begrotingsmiddelen zijn mede bedoeld om bovengenoemde afspraken te realiseren.

Overig

Onder deze post zijn uitgaven aan armoede en schuldhulpverlening geplaatst. In de loop van 2008 is hiervoor via amendement Tang/Spekman € 50,0 mln aan extra middelen beschikbaar gekomen voor 2008. In het najaar van 2008 wordt bezien of deze € 50,0 mln via het gemeentefonds aan gemeenten beschikbaar wordt gesteld. In 2007 zijn op vergelijkbare wijze al eerder middelen via het gemeentefonds aan gemeenten beschik-

baar gesteld. Na overheveling van deze middelen aan het gemeentefonds resteert een beperkt (meerjarig) budget van € 1,0 mln voor ondersteunende activiteiten.

Onder «overig» valt het budget voor het onderhoud en de doorontwikkeling van de WWB, waaronder: het Innovatie Programma Werk en bijstand (IPW). Doelstelling daarvan is een meer integrale samenhangende dienstverlening door gemeenten aan de burger door het stimuleren van gemeenten en andere organisaties en door het stimuleren van een meer effectieve uitvoering en beleidsinnovatie door gemeenten om meer mensen aan het werk te krijgen/te laten participeren.

Daarnaast behoren onder «overig» de kosten van de bij de invoering van de wet ingestelde toetsingscommissie WWB voor het beoordelen van aanvragen voor aanvullende uitkeringen aan gemeenten met tekorten van meer dan 10% op het Inkomensdeel WWB.

 

Tabel 46.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 46 (x € 1 000)

           
       

Artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Uitgaven

14 391 089

14 103 041

14 318 653

14 020 475

13 724 101

13 648 800

13 766 926

Programmauitgaven

14 391 089

14 103 041

13 808 643

13 083 584

12 400 942

11 927 698

11 643 742

Operationele doelstelling 1

             

WW uitkeringslasten

2 832 000

2 654 730

2 695 847

2 513 850

2 367 106

2 329 731

2 331 676

WW uitvoeringskosten

468 880

378 860

391 399

340 626

304 372

292 092

286194

Operationele doelstelling 2

             

WAO uitkeringslasten

8 037 261

7 839 274

7 251 776

6 530 622

5 812 646

5 100 866

4 477 847

WAO uitvoeringskosten

441 379

367 276

303 246

236 414

179 641

148 308

137 100

IVA uitkeringslasten

128 000

220 642

384 953

584 587

788173

987 851

1 221 957

IVA uitvoeringskosten

46 000

61 677

57 283

55 751

58 674

62 415

62 415

WGA uitkeringslasten

316 129

558 859

754 131

931 502

1 092 749

1 250 172

1 402 124

WGA uitvoeringskosten

163 520

177 588

135 382

134 140

121 805

123 059

133 712

ZW uitkeringslasten

1 181 800

1 159 619

1 188 814

1 180 954

1 163 971

1 153179

1 148 612

ZW uitvoeringskosten

353 120

284 225

287 581

256 710

233 181

227 937

229 819

WAZ uitkeringslasten

393 000

371 000

332 836

295136

257 436

232 302

194 603

WAZ uitvoeringskosten

30 000

29 291

25 395

23 292

21 188

19 786

17 683

Nominaal

0

0

510 010

936 891

1 323 159

1 721 102

2 123 184

Ontvangsten

164 530

175 624

187 496

203 311

233 451

242 346

251 441

Toelichting:

WW

In 2009 vertaalt een afname in het aantal WW-uitkeringen zich nog niet in dalende uitkeringslasten als gevolg van een hogere prijs per uitkering. In de jaren daarna zet de dalende trend in de uitkeringslasten WW van de afgelopen jaren verder door. De gunstige volume-ontwikkeling die hieraan ten grondslag ligt, wordt mede veroorzaakt door structurele verbeteringen op de arbeidsmarkt en verschillende maatregelen die belemmeringen voor de arbeidsparticipatie van langdurig werklozen wegnemen. Hieronder valt aanscherping van de richtlijn passende arbeid per 1 juli 2008. In lijn met het advies van de commissie Arbeidsparticipatie worden de verplichtingen gericht op werkhervatting aangescherpt en intensiveert het WERKbedrijf UWV de bemiddeling van langdurig werklozen naar passende arbeid. Verder zal het UWV naar aanleiding van het advies de toepassing van sancties aanscherpen als werklozen zich onvoldoende

inspannen om weer aan het werk te komen. Als gevolg van het dalende WW-volume vertonen de uitvoeringskosten eveneens een dalende trend.

WAO

De uitkeringslasten en de uitvoeringskosten WAO dalen omdat er met de invoering van de WIA geen nieuwe WAO-uitkeringen meer worden verstrekt, uitgezonderd herlevingen. De WAO kent zodoende geen nieuwe instroom meer en alleen nog uitstroom. In de uitkeringslasten WAO zijn de effecten van de maatregelen uit het coalitieakkoord (waaronder verhoging van de uitkering naar 75%) verwerkt.

IVA

De uitkeringslasten IVA stijgen omdat deze uitkeringsregeling zich in de opbouwfase bevindt.

De uitvoeringskosten blijven redelijk gelijk, omdat enerzijds de implementatiekosten van de regeling afnemen, maar anderzijds de uitkeringen en bijbehorende uitvoeringskosten stijgen.

WGA

De uitkeringslasten WGA stijgen omdat deze uitkeringsregeling zich in de opbouwfase bevindt.

De uitvoeringskosten blijven redelijk gelijk, omdat enerzijds de implementatiekosten van de regeling afnemen, maar anderzijds de uitkeringen en bijbehorende uitvoeringskosten stijgen.

ZW

In 2009 zijn de uitkeringslasten ZW hoger dan die van 2008. Het effect van

een dalend WW-volume vindt zijn weerslag niet in de ZW. In 2009 blijft het

volume van de andere doelgroepen van de ZW ten opzichte van 2008 naar

verwachting gelijk.

De ontwikkeling van de uitvoeringskosten ZW in 2009 volgt uit de

ontwikkeling van de uitkeringslasten ZW.

WAZ

De toegang tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd. De uitkeringslasten en de uitvoeringskosten van de WAZ laten zodoende een dalende trend zien.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

 
           

1%

 

90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-

             
             
             
             
             
             
             
             
             
             
 

1 1 operationeel doel 3 operationeel doel 4 operationeel doel 5

 

□  Juridisch verplicht Bestuurlijk gebonden

□   Beleidsmatig gereserveerd Vrij

Toelichting:

De budgetten binnen OD5 voor de WWB, BB, IOAW, IOAZ, Bbz en WWIK zijn juridisch verplicht op grond van wettelijke bepalingen. De overige budgetten binnen OD 5 zijn bestuurlijk gebonden.

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat werknemers bij werkloosheid een tijdelijk loonvervangend inkomen ontvangen én tot werkhervatting worden gestimuleerd

Motivering

Om de tijdelijke inkomensbescherming van werknemers bij werkloosheid te waarborgen en hen te activeren tot werkhervatting.

Instrumenten

+ Werkloosheidswet (WW);

+ Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW);

+ Bijdrage uitvoeringskosten aan het UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

+ Instandhouden en onderhouden van een toekomstbestendige en

activerende wettelijke verzekering tegen werkloosheid; + Toezien op een doelmatige en rechtmatige wetsuitvoering; + Voorlichting.

Activiteiten van UWV:

+ Uitvoering van de wettelijke verzekering;

+ Handhaving.

Doelgroepen

+ Verzekerden (werknemers);

+ WW-gerechtigden, IOW-gerechtigden;

+ Premiebetalers (werkgevers en werknemers).

Indicatoren

Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van ouderen verhogen, onder meer door het beroep van oudere werknemers op de WW terug te dringen. De eerste indicator geeft de verhouding weer van de instroom van mensen van 55 jaar en ouder in de WW tot de gemiddelde instroom voor de totale populatie;

De tweede indicator geeft weer hoeveel WW-gerechtigden binnen een jaar na aanvang van hun uitkering, vanwege werkhervatting zijn uitgestroomd. Dit gegeven wordt apart vermeld voor de WW-gerechtig-den die bij instroom in de WW 55 jaar of ouder waren. Deze indicator biedt een aanwijzing voor de activerende werking van de WW; Het beoogde maatschappelijke effect van handhaving (derde indicator) is dat onnodig gebruik van WW-uitkeringen wordt tegengegaan en misbruik wordt voorkomen. De nalevingsindicatoren maken inzichtelijk in hoeverre de belangrijkste verplichtingen worden nagekomen; Ten slotte wordt als vierde indicator het totaal geconstateerde fraudebedrag en de afdoening als kengetal in beeld gebracht. Dat geldt ook voor de mate waarin kennis van regelgeving aanwezig is. Dit is van invloed op de mate waarin de uitkeringsgerechtigden zich aan de wet houden.

 
 

Tabel 46.3 Indicatoren operationele doelstelling 1

 
 

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2013

Instroomkans in de WW van de leeftijdscategorie 55

 

kleiner of gelijk

kleiner of gelijk

kleiner of gelijk

en ouder t.o.v. de gemiddelde instroomkans1

0,98

aan 1

aan 1

aan 1

Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van

       

WW-gerechtigden (%)2

51

52

53

54

Werkhervatting binnen 12 maanden na instroom van

       

WW-gerechtigden die bij instroom 55 jaar of ouder

       

waren (%)2

33

34

35

36

Nalevingsniveau van verplichtingen om (weer) werk te

       

vinden (%)3

       

Nalevingsniveau van opgave en inkomsten uit arbeid

       

(%)3

       

Bronnen:

1      SZW o.b.v. UWV Jaarverslag;

2      UWV administratie: voorlopige cijfers op basis van realisatiegegevens 1e halfjaar 2007;

3      Voorheen werden deze indicatoren berekend met Porosz. SZW is bezig een alternatief te ontwikkelen voor Porosz, aangezien deze methodiek te grote onzekerheidsmarges liet zien. In de begroting 2010 zullen voor het eerst cijfers o.b.v. dit alternatief gepresenteerd worden. Zie ook de Leeswijzer.

Kengetallen

Het volume van de ontslagwerkloosheid daalt in 2008 en 2009 tot naar verwachting 149,1 duizend uitkeringsjaren. De daling wordt wel minder groot dan in 2008, voornamelijk als gevolg van een afname in het aantal beëindigde uitkeringen. In 2007 werden er 58 duizend WW-uitkeringen meer beëindigd dan nieuwe verstrekt, in 2009 is dat verschil nog 12 duizend.

 

Tabel 46.4 Kengetallen operationele doelstelling 1

 
 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Volume ontslagwerkloosheid (x 1000 uitkeringsjaren)1 Aantal nieuwe WW-uitkeringen (x 1000)2 Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1000)2

Gemiddelde WW duur bij uitstroom (weken)3

182,5 253 311

55

150,3 225 256

149,1 224 236

 

Tabel 46.4 Kengetallen operationele doelstelling 1

 
 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Handhaving

Aantal signalen WW3

Totaal fraudebedrag (x € mln)3

% afdoening3

20 199

19,5

96

   

Bronnen:

1      SZW, financiële administratie;

2      UWV, fondsennota;

3      UWV, jaarverslag;

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor arbeidsongeschikte en zieke werknemers

Motivering

Om werknemers te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Instrumenten

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), bestaande uit de

IVA- en WGA-regelingen;

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);

Ziektewet (ZW);

Wet arbeidsongeschiktheidsuitkering zelfstandigen (WAZ) (beëindigd

per 1 augustus 2004);

Loondoorbetaling bij ziekte;

Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten;

Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW

+ Treffen van financiële maatregelen ter stimulering van gedeeltelijk

arbeidsgeschikten om arbeid te verrichten; + Treffen van financiële maatregelen ter stimulering van werkgevers om

gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst te houden of te

nemen; + In stand houden en onderhouden van een toekomstbestendige en

activerende wettelijke verzekering tegen verlies van inkomen door

arbeidsongeschiktheid; + Handhaving van wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV

+ Verstrekken van IVA-, WGA-, WAO-, ZW- en WAZ-uitkeringen;

+ Herbeoordelen bestaande uitkeringsgerechtigden.

Doelgroepen

+ Werknemers;

+ Zelfstandigen, voorzover uitkeringsgerechtigd voor augustus 2005.

Indicatoren

Beperking van de instroom van volledige en duurzaam arbeidsongeschikten tot maximaal 25 000 per jaar;

Het beoogde maatschappelijke effect van handhaving is dat onnodig gebruik van uitkeringen wordt tegengegaan en misbruik wordt voorkomen. De nalevingsindicatoren maken inzichtelijk in hoeverre de belangrijkste verplichtingen worden nagekomen.

 

Tabel 46.5 Indicatoren operationele doelstelling 2

 
 

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2013

Instroom van volledige en duurzaam arbeidsonge-schikten1

Nalevingsniveau van verplichtingen om (weer) werk te

vinden (%)2

Nalevingsniveau van opgave en inkomsten uit arbeid

(%)2

4 300

< 25 000

< 25 000

< 25 000

bronnen:

1      UWV, jaarverslag;

2      Zie opmerking 3 onder tabel 46.3.

Kengetallen

Sinds 2006 komen nieuwe uitkeringsgerechtigden in de IVA en WGA. Niettemin is er ook dan nog instroom in de WAO van zogenaamde herlevingen (mensen die eerder al een WAO-recht gehad hebben). In 2007 en 2008 ligt de structureel dalende instroom in de WAO tijdelijk iets hoger als gevolg van het afschaffen van de maximering van het maatmanloon en de aanpassing van de herbeoordelingen voor 45–50-jarigen. In 2009 zal naar verwachting de instroom in de WAO dalen naar 3 400. Om een goed beeld van de ontwikkeling van het aantal (geheel en gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers te krijgen, moet gekeken worden naar het totaal van WAO en WIA. De totale instroom komt in 2007 en 2008 op circa 34 000 personen. In 2009 zal dit als gevolg van de lagere instroom in de WAO dalen naar circa 30 000. De afnemende instroom heeft ook effect op het percentage werkende WAO/IVA/WGA’ers. Dit zal naar verwachting licht dalen van 22% in 2008 naar 21% in 2009. De uitstroom uit de WAO ligt in 2008 nog op een relatief hoog niveau (57 600) als gevolg van de herbeoordelingsoperatie. In 2009 wanneer de herbeoordelingsoperatie zal worden afgerond zal de uitstroom dalen naar 51 700. De uitstroom uit de IVA en WGA is nog relatief laag, deze zal in de loop van de tijd toenemen naarmate het aantal uitkeringsgerechtigden hoger wordt. Vooral als gevolg van de gedaalde instroom neemt het totaal aantal uitkeringen van WIA en WAO samen af van circa 634 duizend in 2007 naar circa 577 duizend in 2009.

 

Tabel 46.6 Kengetallen operationele doelstelling 2

 
 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

WAO + IVA + WGA

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

634

605

577

– waarvan WAO

596

547

499

– waarvan IVA

8

15

25

– waarvan WGA

30

43

54

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

9,1

8,6

8,2

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

34

32,1

30,3

– waarvan WAO

11,7

8,3

3,4

– waarvan IVA

4,3

4,3

6,6

– waarvan WGA

17,9

19,5

20,3

Instroomkans

0,49

0,46

0,43

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

57,7

62,3

57,4

– waarvan WAO

54,7

57,6

51,7

– waarvan IVA

0,7

1,0

1,5

– waarvan WGA

2,3

3,7

4,2

Uitstroomkans naar werk WAO + WIA

47

47

45

Uitstroomkans WGA naar werk UWV

35

36

37

Uitstroomkans WGA naar werk eigenrisicodragers

40

41

42

Aandeel werkende WAO/IVA/WGA’ers

22

22

21

Aandeel instroom WIA uit ZW

39

43

43

Handhaving

     

Aantal signalen (alle wetten excl ZW)

9 985

   

Totaal schadebedrag (x € 1 mln)1

12,7

   

Afdoeningspercentage1

93,4

   

WAZ

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

43,0

38

33

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

1,2

0,4

0,0

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

5,5

5,1

5,0

ZW

     

Bestand in uitkeringen (gemiddeld, x 1 000)

139

125

125

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

621

   

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

553

   

Handhaving

     

Aantal signalen

13 251

   

Totaal schadebedrag (x € 1 mln)

1,4

   

Afdoeningspercentage inlichtingenplicht

97,7

   

1 Inclusief Wajong Bronnen: UWV jaarverslag

Operationele doelstelling

3 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor jonggehandicapten

Motivering

Om jonggehandicapten te beschermen tegen het risico van gebrek aan inkomen als gevolg van arbeidsongeschiktheid.

Instrumenten

+ Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

(WAJONG); + Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Activiteiten SZW

+ Instandhouden en onderhouden van een toekomstbestendige en

activerende wettelijke voorziening voor jonggehandicapten; + Toezien op een rechtmatige en doelmatige wetsuitvoering; + Voorlichting.

Activiteiten

Activiteiten UWV

+ Verstrekken van WAJONG-uitkeringen;

+ Herbeoordelen bestaande jonggehandicapten.

Doelgroepen

Jonggehandicapten zoals jongeren, leerlingen en studenten van 18 jaar en ouder die geen arbeidsverleden hebben, arbeidsongeschikt zijn geworden en niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Vrijwel alle Wajong-gerechtigden zijn volledig arbeidsongeschikt. Het merendeel van de werkzame Wajong’ers werkt voor WSW-bedrijven

Indicatoren

Output/outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar dit is in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten in de huidige Wajong relatief kostbaar en tijdrovend. Naar aanleiding van de beleidsmaatregelen die dit kabinet voornemens is door te voeren ten aanzien van deze wet, wordt dit ten behoeve van de begroting 2010 opnieuw bezien.

Kengetallen

Het aantal Wajong-uitkeringen zal bij ongewijzigd beleid voorlopig blijven stijgen. De instroom ligt vanaf 2009 op een structureel niveau met nog slechts beperkte ontwikkelingen vanwege demografische factoren, terwijl de uitstroom relatief laag is. Het bestand Wajong’ers is nog relatief jong, waardoor de uitstroom vanwege het bereiken van de 65-jarige leeftijd op een laag niveau ligt.

Op 30 mei 2008 heeft het kabinet de nota «vergroting participatie jongeren met een beperking» (Kamerstukken 2007–2008, 31 224, nr. 25) aan de Tweede Kamer gezonden. Bij uitvoering van de in deze nota geschetste plannen verwacht het kabinet een beperking van het beroep op Wajong-uitkeringen.

 

Tabel 46.7 Kengetallen operationele doelstelling 3

 
 
 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Wajong

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1 000)

166,8

179,0

192,0

Waarvan volledig arbeidsongeschikt (%)

98,0

98,0

98,0

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

1,60

1,7

1,8

Instroom in uitkeringen (x 1 000)

15,3

17,0

18,4

Uitstroom in uitkeringen (x 1 000)

4,4

4,8

5,4

Aandeel werkende Wajong’ers (%)

25

25

25

Bron: UWV, jaarverslag

Operationele doelstelling

4 Zorgdragen voor een inkomensvoorziening voor bepaalde herkeurde arbeidsongeschikten

Motivering

Om oudere herkeurde arbeidsongeschikten die op grond van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) hun arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk hebben verloren, een inkomen op minimumniveau te bieden en hen te motiveren te gaan werken.

Om herbeoordeelde arbeidsongeschikten die een lagere uitkering of geen uitkering meer ontvangen, meer gelegenheid te geven om nieuw werk te zoeken.

Instrumenten

+ De tijdelijke Wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA);

+ Bijdrage uitvoeringskosten UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

+ toezien op een rechtmatige wetsuitvoering;

+ onderhouden van de wet- en regelgeving.

Activiteiten UWV:

+ beoordelen van recht op een uitkering;

+ verstrekken van uitkeringen.

Doelgroepen

+ Personen die op 1 augustus 1993 recht hadden op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en op die dag 45 jaar of ouder waren (na afloop van WW-periode);

+ Personen die op 31 december 1986 in de leeftijd van 35 jaar of ouder waren en zowel op die datum als ook op 31 juli 1993 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvingen (na afloop van WW-periode).

Indicatoren

Output/outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Het relevante instrument, de BIA, is een overgangsregeling voor een steeds kleiner wordende groep uitkeringsgerechtigden. Per 1 december 2016 zal het uitkeringsrecht op grond van de BIA vervallen.

Kengetallen

Het aantal BIA-uitkeringen loopt langzaam terug naar 0 in 2016. Bij een terugval in inkomen als gevolg van het aangepaste schattingsbesluit (aSB) bestaat het recht op een TRI-uitkering voor de duur van maximaal 12 maanden. In 2008 zijn de laatste nieuwe TRI-rechten ontstaan, waardoor deze regeling definitief zal aflopen in 2009.

Tabel 46.8 Kengetallen operationele doelstelling

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Aantal uitkeringsjaren BIA (x 1 000) Aantal uitkeringsjaren TRI (x 1 000) Aantal nieuwe TRI-uitkeringen (x 1 000) Aantal beëindigde TRI-uitkeringen (x 1 000) Gemiddelde duur TRI-uitkering in maanden

 

0,5

0,5

0,4

3,5

2,2

1,8

7,7

1,0

0

2,5

7,2

2,0

9,0

9,5

10,5

Bron: UWV, jaarverslag

Operationele doelstelling

5 Zorgdragen dat toereikende middelen worden verstrekt aan gemeenten voor inkomensaanvulling tot minimumniveau aan mensen die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud

Motivering

Om inkomensverlies tot onder het niveau van het sociaal minimum te voorkomen en om personen zo spoedig mogelijk zelfstandig in het eigen levensonderhoud te laten voorzien.

Om het gemeenten mogelijk te maken burgers financiële ondersteuning te bieden vanwege uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

Instrumenten                                           + DeWet werkenbijstand (WWB);

+ Het inkomensdeel van de WWB (het re-integratiebudget is toegelicht bij artikel 47);

+ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

+ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

+ Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz);

+ Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

+ Inlichtingenbureau gemeenten;

+ Middelen ter voorkoming en bestrijding van armoede en problematische schulden;

+ Middelen voor het Handhavingsprogramma 2007–2010;

+ Middelen voor bijzondere bijstand via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

Activiteiten                                               Activiteiten SZW:

+ Onderhouden van de wet- en regelgeving;

– Experiment werken in deeltijd voor sollicitatieplichtige alleenstaande ouders; – Schrappen sollicitatieplicht alleenstaande ouders met jonge

kinderen waarvoor een scholingsplicht in de plaats komt; – Het bepalen van het wettelijk kader voor bijzondere bijstandsverlening; + Verder optimaliseren van het systeem en de werking van de WWB door:

– Verder onderzoek naar aanleiding van de evaluatie verdeelmodel Inkomensdeel, treffen van oplossingen voor gemeenten met meerjarige tekorten op hun I-deel; – Stimuleren aanpak harde kern;

– Bevorderen dat bij het nieuwe dienstverleningsconcept voor de locaties werk en inkomen (LWI’s) de huidige sturingsrelatie Rijk-gemeenten van de WWB in acht wordt genomen; – Ondersteunen van de gemeenteraad en griffie bij het waarmaken

van hun kaderstellende en controlerende rol; – Resultaten tonen van de WWB en monitoren met het oog op

beleidsdoorlichting in 2011; – Gevolgen van EU-beleid en ervaringen voor nationaal beleid en

uitvoering verwerken; – Invoering van het Participatiebudget (is toegelicht bij artikel 47); + Monitoren ambities en afspraken Bestuurlijk Akkoord met gemeenten; + Ramen macrobudget WWB inkomensdeel en onderhouden verdelings-systematiek; + Toezien op een rechtmatige wetsuitvoering, in het licht van de

kabinetsreactie op het rapport Oosting waarin het specifieke toezicht-arrangement van de WWB wordt geschrapt; + Bestrijden van armoede en bevorderen dat kinderen en jongeren uit

problematische gezinnen – ondanks armoede – kunnen meedoen; + Tegengaan van niet-gebruik van inkomensvoorzieningen; + Aanpak van problematische schulden door het terugdringen van het

aantal personen met een problematische schuld met de helft; + Het vergroten van het bereik en het versterken van de minnelijke

schuldhulpverlening; + Het minimaliseren van de wachtlijsten;

+ Uitvoeren van de maatregelen van het Handhavingsprogramma 2007–2010.

Activiteiten gemeenten: + Beoordelen van recht op een uitkering; + Verstrekken van uitkeringen; + Uitvoeren van de bijzondere bijstand;

+ Uitvoeren van de maatregelen, met betrekking op de uitkering in het gemeentelijk domein, van het Handhavingsprogramma 2007–2010.

Doelgroepen

+ Mensen tot 65 jaar die niet zelf (volledig) kunnen voorzien in hun levensonderhoud (bijstand als aanvulling op een onvolledige AOW-uitkering komt aan de orde in artikel 49);

+ Mensen met een langdurig minimuminkomen en/of grote afstand tot de arbeidsmarkt;

+ Mensen in armoede of met een risico op armoede;

+ Mensen met problematische schulden;

+ Alleenstaande ouders en hun kinderen;

+ Beroepsmatig actieve kunstenaars die niet over voldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in hun levensonderhoud;

+ Academieverlaters kunstvakopleidingen;

+ Burgers met uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, zonder toereikende eigen middelen.

Indicatoren

Uitgangspunt is dat het macrobudget toereikend is. De minister van SZW is verantwoordelijk voor de uiteindelijke raming en vaststelling van het inkomensdeel macrobudget WWB, en monitort zodoende continu de systematiek. Mochten aanzienlijke en structurele discrepanties worden geconstateerd tussen het definitieve budget en de macrorealisatie, dan kan dit in het bestuurlijk of politiek overleg aan de orde komen.

In het Bestuurlijk Akkoord hebben SZW en VNG afgesproken dat via een set indicatoren inzicht zal worden gegeven in de effecten van het Akkoord. Als gevolg hiervan wordt de indicator «Bijstandslasten-reductie WWB», die eenmalig is onderzocht in het kader van de evaluatie WWB, vervangen door «Volumereductie WWB». Naar aanleiding van en in het verlengde van het Bestuurlijk Akkoord wordt een aantal indicatoren opgenomen: – Volumereductie WWB. De streefcijfers zijn in overleg met VNG

uitgewerkt (periodiek via CBA). – Aantal huishoudens met problematische schulden. De door SZW

gewenste reductie is 50% in 2011. De monitor (bron: EIM) komt

eind 2008 beschikbaar; – Aantal kinderen dat om financiële redenen niet participeert. De

door SZW gewenste reductie is 50% in 2011. De nulmeting (bron:

SCP) naar het aantal kinderen dat om financiële redenen niet

meedoet, komt begin 2009 gereed. Omdat nulwaarden van de laatste twee indicatoren nog niet bekend zijn, kunnen nog geen streefwaarden geformuleerd worden. De bevoegdheden op het terrein van de bijzondere bijstand zijn integraal bij gemeenten belegd. Er is daarom geen indicator over de omvang van de bijzondere bijstand opgenomen.

 

Tabel 46.9 Indicatoren operationele doelstelling 5

 
 

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2013

Volumereductie WWB1

Toereikendheid macrobudget WWB2

Aantal huishoudens met problematische schulden3

Aantal kinderen dat om financiële redenen niet

participeert4

274 000 toereikend

  • Zie toelichting
  • Zie toelichting

249 000

toereikend

n.v.t.

n.v.t.

237 000 toereikend

n.v.t. toereikend

Bronnen:

1      CBS: Bijstandsuitkeringenstatistiek (obv eindstanden);

2      SZW: Werkt de WWB? (december 2007);

3      Bron: EIM;

4      SCP: onderzoek kinderen, armoede en sociale uitsluiting.

Kengetallen                                              VNG en SZW hebben in overleg gezamenlijk afspraken gemaakt over

diverse kengetallen voor armoede en schuldhulpverlening. In de begroting worden de volgende kengetallen opgenomen: + Bedrag leenbijstand ten opzichte van totale bijzondere bijstand

(periodiek via CBS, afgesproken in Bestuurlijk Akkoord); + Aantal huishoudens met bijzondere bijstand ten opzichte van aantal huishoudens met een laag inkomen (periodiek via CBS, afgesproken in Bestuurlijk Akkoord); + Beperken wachtlijsten schuldhulpverlening (onderzoeksbureau Hiemstra de Vries, juli 2008: enqueteonderzoek effectiviteit schuldhulpverlening, afgesproken in Bestuurlijk Akkoord); + Uitgaven van gemeenten aan bijzondere bijstand, exclusief bijzondere bijstand voor bedrijfsdoeleinden (periodiek via CBS, statistiek bijzondere bijstand).

Omdat instroom in de IOW pas zal plaatsvinden vanaf december 2009, zullen de kengetallen met betrekking tot deze regeling pas vanaf de begroting 2010 worden opgenomen. De verwachte instroom bedraagt in de structurele situatie 500 personen per jaar (zie ook OD1).

Als kengetallen voor het Wetsvoorstel investeren in jongeren worden de aantallen werkleeraanbiedingen (zie artikel 42) en inkomensvoorzieningen opgenomen. Over de precieze meting vindt nog overleg met CBS plaats.

 

Tabel 46.10 Kengetallen operationele doelstelling 5

 

Realisatie 2007 Raming 2008

Raming 2009

Volume ontwikkelingen

   

Volume WWB thuiswonenden, periodiek < 65 jaar (x 1 000)1

288 269

265

Volume WWB thuiswonenden, periodiek ≥ 65 jaar (x 1 000)1

30 32

36

Volume IOAW (x 1 000)1

6 8 10

Volume IOAZ (x 1 000)1

22

2

Volume bijstand buitenland (x 1 000)2

<1 <1

<1

Volume Bbz (x 1 000)1

22

2

Volume WWIK (x 1 000)1

22

2

Bijzondere bijstand (x 1 mln)4

196

-

Aantal werkleeraanbiedingen en inkomensvoorzieningen

  • Zie toelichting
 

Armoede en schuldhulpverlening

   

Bedrag leenbijstand t.o.v. totale bijzondere bijstand (%)4

12

 

Aantal huishoudens met bijzondere bijstand t.o.v. aantal huishoudens met

   

een laag inkomen (%)6

37

 

Beperken wachtlijsten schuldhulpverlening5

  • Zie toelichting
 

Handhaving

   

Bekendheid met regels (%)

n.b. –

-

Aantal geconstateerde fraudegevallen3

32 520

-

Totaal fraudebedrag (€ mln)3

122

-

% afdoening3

n.b. –

-

Incassoratio %3

13

-

Nalevingsniveau van de opgaven van inkomsten (%)

n.b. –

-

Wetsvoorstel investeren in jongeren

   

Inkomensvoorzieningen Wetsvoorstel investeren in jongeren

  • Zie toelichting
 

Bronnen:

CBS, Bijstandsuitkeringsstatistiek (jaargemiddelden); SZW administratie;

CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek; CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek (jaartotalen); Onderzoeksbureau Hiemstra de Vries: juli 2008.

2

3

4

5

 

Tabel 46.11 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

 

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

AD/OD

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Evaluatieonderzoek ex ante

       

Beleidsdoorlichting

Inkomensaanvulling tot minimumniveau en activering

AD

A. 2011

B. 2011

 

Effecten onderzoek ex post

Evaluatie verdeelmodel Inkomens-

 

A. 2007

Kamerstukken II, 2007/2008,

 

deel WWB

 

B. 2008

29 674, nr. 22

 

Effectiviteit minnelijke schuld-

 

A. 2007

 
 

hulpverlening

 

B. 2008

 
 

Pilots borgstellingsregeling

 

A. 2008

 
 

starterskredieten

 

B. 2009

 
 

Tijdelijke ondersteuning kunstenaars

 

A. 2009

 
 

(wettelijke evaluatie WWIK)

 

B. 2009

 

Overig evaluatieonderzoek

Experiment bevordering arbeidsinschakeling alleenstaande ouders Aantal huishoudens met (risico op) problematische schulden Kinderen, armoede en sociale uitsluiting 0-meting aantal kinderen

Achtergronden

Langetermijneffect

Nameting aantal kinderen

Effecten Bestuurlijk Akkoord met

gemeenten

Evaluatie WGA

 

A. 2009

B. 2011

A. 2008

B. 2009

A. 2008

B. 2009

A. 2008

B. 2010

A. 2009

B. 2010

A. 2010

B. 2011

A. 2010

B. 2011

A. 2010

B. 2011

 

Artikel

Algemene doelstelling

47 Aan het Werk: Bemiddeling en Re-integratie

Arbeidsinpassing in regulier werk voor uitkeringsgerechtigden en werklozen

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om mensen met of zonder uitkering te laten deelnemen aan het verrichten van betaald werk en, waar dat nog niet mogelijk is, mensen tot andere vormen van maatschappelijke participatie te brengen. Dit is in het belang van de mensen zelf en draagt bij aan de sociale cohesie én het bevorderen van de arbeidsparticipatie. SZW schept de voorwaarden zodat UWV en gemeenten personen met een sociale zekerheidsuitkering en niet-uitkeringsgerechtigden kunnen re-integreren in reguliere arbeid. Enerzijds aan de aanbodkant: onder andere via het wegnemen van (persoonlijke) barrières voor re-integratie en via het handhaven van de naleving van de sociale zekerheidsregelgeving waar die een relatie heeft met re-integratie-(verplichtingen) van uitkeringsontvangers. Anderzijds aan de vraagkant: door het bedienen en beïnvloeden van de vraag van werkgevers en hen actief te benaderen.

Bemiddeling en de inzet van re-integratieondersteuning richt zich op het verkleinen van de afstand tot regulier werk, opdat de kans op het verkrijgen van regulier werk wordt vergroot. Niet iedereen heeft re-integratieondersteuning nodig. Met behulp van diagnose-instrumenten bepalen UWV en gemeenten bij de intake wie ondersteuning nodig heeft en wat voor soort ondersteuning effectief is. De ondersteuning wordt geleverd via de Locaties Werk en Inkomen (LWI) die in ontwikkeling zijn. De LWI’s bieden basisdienstverlening voor iedereen. Voor personen met een afstand tot regulier werk wordt re-integratieondersteuning ingezet. Re-integratie richt zich op (uiteindelijk) arbeidsinpassing in regulier werk, waarmee wordt bijgedragen aan de vergroting van de netto arbeidsparticipatie en de vermindering van uitkeringsafhankelijkheid.

Met het tegelijkertijd met deze begroting aan de Tweede Kamer aangeboden Plan van Aanpak re-integratie geeft het kabinet inzicht in de wijze waarop het kabinet beoogt de inzet van re-integratiemiddelen meer vraaggericht en selectiever in te zetten. Dit moet bijdragen aan de verbetering van de resultaten van re-integratie. Selectiviteit vraagt nadrukkelijk ook van ketenpartners om beter zichtbaar te maken welke inzet van re-integratiemiddelen en -instrumenten zij plegen, mede opdat zij ook van elkaar kunnen leren. Het gaat dan over wat, voor wie, wanneer wordt ingezet en hoe het werkt. In het vergroten van de vraaggerichtheid spelen de LWI’s een belangrijke rol. Via de integrale dienstverlening aan zowel werkzoekenden als werkgevers zal deze gerealiseerd moeten worden.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

+ Wet- en regelgeving (medewetgever) in relatie tot bemiddeling,

re-integratie en handhaving; + Het realiseren van geïntegreerde dienstverlening in de Locaties Werk

en Inkomen door gemeenten en UWV op het terrein van bemiddeling,

re-integratie en de benadering van potentiële werkgevers; + De uitvoering van re-integratie-inspanningen door UWV en het toezicht

daarop; + Het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de WWB door

gemeenten (waaronder het flexibel re-integratiebudget); + De uitvoering van ESF en EQUAL programma’s.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

+ Effectieve uitvoering van de wetten door gemeenten en UWV op het gebied van re-integratie, werkgeversbenadering en handhaving;

+ Goede samenwerking tussen de uitvoerende instanties (ketensamen-werking);

+ Inspelen op conjuncturele ontwikkelingen door de uitvoerende instanties;

+ Optimale benutting van ESF en EQUAL programma’s;

+ Goede werking van de re-integratiemarkt;

+ Bereidheid van werkgevers om uitkeringsgerechtigden en werklozen in dienst te nemen;

+ Samenwerking binnen het regionale arbeidsmarktbeleid.

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

+ Meer personen, sneller aan het werk gaan in reguliere arbeid;

+ Meer personen een kleinere afstand tot regulier werk krijgen;

+ Minder personen afhankelijk zijn van een uitkering;

+ Langdurige werkloosheid wordt beperkt.

Budgettaire gevolgen van beleid

De totale budgettaire gevolgen van dit artikel worden in onderstaande tabellen weergegeven. De re-integratiebudgetten zijn vrij besteedbaar. Daarom wordt er in de budgettaire tabellen geen uitsplitsing gemaakt in operationele doelstellingen. Het doel is om in de verantwoording wel inzicht te verschaffen in de besteding van de middelen.

 

Tabel 47.1: Begrotingsuitgaven Artikel 47

(x € 1 000)

 
   

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen

2 009 678

2 250 581

2 313 152

2 473 536

2 217 663

2 172 533

2 158 533

Uitgaven

2 034 149

2 244 981

2 315 152

2 475 536

2 218 663

2 172 533

2 158 533

Programma uitgaven

2 025 248

2 231 216

2 301 799

2 467 169

2 209 846

2 163 716

2 149 716

waarvan juridisch verplicht

   

100%

10%

0%

0%

0%

Operationele Doelstelling 1

             

CWI/UWV

352 500

314 800

328 612

246 715

214 530

185 781

185 781

Bkwi

8 615

9 449

9 431

9 394

9 318

8 318

8 318

Ketensamenwerking

0

15 000

0000

0

Operationele Doelstelling2en 3

             

Flexibel Re-integratiebudget (vanaf 2009:

             

Participatiebudget

1 592 259

1 579 270

1 752 240

2 003 023

1 855 323

1 826140

1 801 140

Stimuleringsregeling Id-banen

5 852

3 000

6 000

0

0

0

0

Risicovoorziening ESF 3

0

190 000

95 000

95 000

0

0

0

Rwi/Svww

9 078

6 234

6 079

5 771

5 156

5 156

5 156

Re-integratie Wajong

43 219

94 362

86 987

89 779

109 125

123 097

134 097

Re-integratie Wajong Uitvoeringskosten

5 064

6 094

5 403

5 406

5 310

5 310

5 310

Handhaving

40 0 0 0 0 0

0

Subsidies

7 023

4 765

3 220

3 233

3 235

2 365

2 365

Beleidsondersteunende uitgaven

1 598

8 242

8 827

8 848

7 849

7 549

7 549

Apparaatsuitgaven

8 901

13 765

13 353

8 367

8 817

8817

8 817

Personeel en materieel

3 569

4 902

4 839

0

0

0

0

Agentschap SZW

5 332

8 863

8 514

8 367

8 817

8 817

8 817

Ontvangsten

198 244

67 100

223 470

574 253

526 553

497 370

472 370

In tabel 47.2 wordt een extra comptabel overzicht van het participatiebudget gegeven.

Toelichting Begrotingsuitgaven Artikel 47 (tabel 47.1):

Basisdienstverlening UWV

Met de fusie per 1 januari 2009 van CWI en UWV worden de activiteiten van beide organisaties gericht op werk samengebracht in één organisatieonderdeel van UWV, het WERKbedrijf. De programma-uitgaven Centrale organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) worden ingebracht in dit organisatieonderdeel. Deze middelen zijn onderdeel van de uitvoeringskosten van het WERKbedrijf ten behoeve van de basisdienstverlening. Het WERKbedrijf verzorgt hiervoor de dienstverlening aan werkzoekenden (voorkomen dan wel bekorten van de uitkeringssituatie door onder meer ondersteuning/bemiddeling/activering/re-integratie) en werkgevers (zorgdragen voor een actueel en toegankelijk CV-bestand en op verzoek een actieve bijdrage aan snelle vacaturevervulling; ontslag- en tewerkstellingsvergunningen). Hiertoe worden per 1 januari 2009 gezamenlijk met gemeenten Locaties Werk en Inkomen ingericht. Daarnaast voert het WERKbedrijf onder meer de Wsw-indicatiestelling uit die wordt verantwoord op artikel 48. Met het coalitieakkoord is in verband met efficiencyvoordelen als gevolg van de samenwerking tussen UWV, CWI en gemeenten een taakstelling ingeboekt. Voor CWI en UWV is deze taakstelling verwerkt in het budget voor het Werkbedrijf, oplopend naar een structureel bedrag van € 127 miljoen in 2012.

BKWI

Het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) vormt een verbindende schakel in de SUWI-keten en valt organisatorisch vooralsnog onder UWV als rechtsopvolger van het CWI waaronder het voorheen was geplaatst. Het BKWI verzorgt de voorzieningen en standaarden waarmee de SUWI-organisaties gegevens op een efficiënte en betrouwbare manier kunnen uitwisselen.

Ketensamenwerking

In verband met een subsidie aan het Algemeen Ketenoverleg om de invoering van LWI’s te stimuleren en ondersteunen is € 15 miljoen aan het budget ketensamenwerking in 2008 toegevoegd.

Participatiebudget

Onder voorbehoud van goedkeuring door het parlement worden met ingang van 1 januari 2009 het flexibel re-integratiebudget (WWB-werk-deel), de inburgeringsbudgetten voor zover deze betrekking hebben op de door gemeenten aan te bieden inburgeringsvoorzieningen en de middelen voor volwasseneneducatie gebundeld in het participatiebudget. Gemeenten kunnen uit dit budget participatievoorzieningen financieren, dat wil zeggen re-integratievoorzieningen, inburgeringsvoorzieningen, educatieopleidingen en combinaties ervan. Deze participatievoorzieningen kunnen worden aangeboden aan één breed geformuleerde doelgroep, namelijk aan iedere Nederlander van achttien jaar en ouder. Het doel van de bundeling van de drie specifieke uitkeringen in één specifieke uitkering voor gemeenten is ten eerste gemeenten meer ruimte bieden om maatwerk aan hun burgers te kunnen leveren en een samenhangende aanpak op het gebied van participatie te realiseren, en daarmee de effectiviteit van de bestedingen te verhogen, en ten tweede vermindering van administratieve lasten voor gemeenten.

De uitvoeringskosten worden niet gefinancierd uit het participatiebudget. De financiering daarvan loopt via het gemeentefonds. De minister van SZW wordt uitvoerder van het participatiebudget, dat wil zeggen: wordt verantwoordelijk voor de vaststelling van de individuele

gemeentelijke budgetten en voor de eventuele terugvordering van niet of onrechtmatig bestede gelden. De bijdrage van de minister voor WWI en de bijdrage van de minister van OCW aan het participatiebudget staan als ontvangsten op de begroting SZW.

 

Tabel 47.2 Extra comptabel overzic

ht Participatiebudget (x € 1 000)

         
   

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen (a)

 

1 752 240

2 003 023

1 855 323

1 826140

1 801 140

Uitgaven aan gemeenten

 

1 752 240

2 003 023

1 855 323

1 826140

1 801 140

flexibel re-integratiebudget

 

1 529 270

1 429 270

1 329 270

1 329 270

1 329 270

inburgering (WWI)

 

101 670

378 053

330 353

301 170

276170

educatie (OCW)

 

121 300

195 700

195 700

195 700

195 700

Ontvangsten

 

222 970

573 753

526 053

496 870

471 870

van WWI (Inburgering)*

 

101 670

378 053

330 353

301 170

276170

van OCW (Educatie)

 

121 300

195 700

195 700

195 700

195 700

  • In 2009 betreft dit alleen de Niet-G31 gemeenten. De G31 ontvangen in 2009 nog een uitkering via de Bdu Siv.
  • a. 
    De verplichtingen i.v.m. inburgering- en educatie-onderdelen van het participatiebudget zijn eveneens opgenomen in de begrotingen van OCW,

WWI en op een aanvullende post bij Financiën.

Beleidsmatig blijft de minister van SZW verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van een flexibel re-integratiebudget ter financiering van de ondersteuning bij arbeidsinschakeling van personen uit de gemeentelijke doelgroepen.

Naar aanleiding van het in 2007 tussen Rijk en gemeenten gesloten Bestuurlijk Akkoord is de omvang van het re-integratiebudget voor deze kabinetsperiode meerjarig vastgelegd. Met ingang van het Jaarverslag 2009 zal meer inzicht bestaan in de bestedingen op het terrein van re-integratie door een jaarlijkse uitvraag bij een steekproef van gemeenten.

Gemeenten hebben momenteel jaarlijks de mogelijkheid om hun budgetoverschot tot 75% van het beschikbaar gestelde re-integratiebudget mee te nemen naar een volgend jaar (meeneemregeling). Op grond van deze meeneemregeling hebben gemeenten in 2008 naast het beschikbare budget op de SZW-begroting de beschikking over circa € 830 mln. Het bedrag dat gemeenten op grond van de meeneemregeling overhouden in 2008 kan worden toegevoegd aan het participatiebudget 2009. Voor zover het maximum van de meeneemregeling is bereikt, vloeien niet bestede gelden terug naar het Rijk. Deze zijn opgenomen onder de ontvangsten in de begroting.

Stimuleringsregeling ID-banen

Uit dit budget wordt de uitfinanciering betaald van de stimuleringsregelingen «regulier maken ID-banen» en «leer-/werktrajecten». Deze (voor inschrijving gesloten) regelingen hebben als oogmerk om ID- of WIW-werknemers aan een reguliere baan/ regulier arbeidscontract te helpen.

Risicovoorziening ESF

In verband met verwachte overschrijdingen van het ESF budget is een voorziening getroffen van totaal € 380 mln. Deze voorziening is noodzakelijk geworden als gevolg van de loketsluiting in 2005 en de daaruit voortgekomen uitspraak in hoger beroep van januari 2007 over het moment van de loketsluiting. In verband hiermee zijn veel meer ESF-

subsidieaanvragen in behandeling genomen dan het door de Europese Commissie beschikbaar gestelde budget toelaat.

RWI

Het hier opgenomen bedrag betreft de apparaatskosten van de RWI.

Re-integratie Wajong

Dit betreft de totale rijksbijdrage aan het arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten voor de re-integratie van jonggehandicapten. Vanuit het project «Iedereen doet mee» worden extra middelen ingezet ter stimulering van de arbeidsparticipatie van Wajonggerechtigden. De uitgaven zijn in 2008 eenmalig hoger. Dit wordt grotendeels verklaard doordat de kosten voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten ten onrechte uit de premies werden gefinancierd. De daaruit voortvloeiende meevaller in het Aof is in het budgettaire beeld 2007 verwerkt. De extra kosten voor het Afj konden vanwege de kassluiting niet meer in

2007 worden verwerkt en vormden in 2008 extra uitgaven. Subsidies en voorzieningen die vóór 1 januari 2006 zijn gestart, worden uit het re-integratiefonds betaald. Trajecten die vanaf 1 januari 2006 zijn ingezet, worden rechtstreeks gefinancierd vanuit het arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten. Voor de volledigheid wordt gemeld dat jonggehandicapten ook gebruik kunnen maken van voorzieningen die in de WIA zijn geregeld en uit premiegelden worden gefinancierd.

Het kabinet beoogt de verantwoordelijkheid voor de verstrekking van onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap die nu ten laste van het Wajongfonds komen, met ingang van 2009 over te hevelen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Een wetsvoorstel hiervoor is in juni

2008 naar de Eerste Kamer gestuurd.

Handhaving

De middelen voor handhaving zijn in de uitvoeringsbudgetten van de

uitvoerders verwerkt.

Subsidies

Het budget subsidies wordt ingezet voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen op dit artikel, zoals het stimuleren en ondersteunen van projecten voor specifieke groepen als jongeren, allochtone vrouwen en ouderen.

Beleidsondersteunende uitgaven

Uit dit budget worden, naast de kosten voor onderzoek en ondersteuning

van het primaire proces, de vacatiegelden voor het monitorcomité ESF

betaald.

Apparaatsuitgaven AgentschapSZW

Voor de programmaperiode 2007–2013 wordt ESF 2 door het Agentschap SZW uitgevoerd. Hier wordt verantwoord het deel van de uitvoeringskosten dat de opdrachtgever hiervoor inzet. De Europese subsidie voor de uitvoering is niet in de rijksbegroting opgenomen.

Ontvangsten

Zie de toelichting bij Participatiebudget (tabel 47.2) voor de € 223,0 mln

ontvangsten van OCW en WWI in 2009. Het restant heeft betrekking op

verwachte ontvangsten die verband houden met de afrekening op eerdere

jaren.

 

Tabel 47.3 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 47 (x € 1 000)

 

Artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Uitgaven

521 136

504 313

544 710

565 226

560 355

515 167

489 272

Programmauitgaven

521 136

504 313

526 807

534 022

517 318

464 169

429 084

Operationele doelstelling2en 3

             

Re-integratie WAZ/WAO/WIA

201 200

179 514

172 076

165 553

148 228

134 275

128 721

Re-integratie WW

142 000

125 046

152 726

166 141

166 316

138 120

109 589

Uitvoeringskosten re-integratie WAZ/

             

WAO/WIA

79 936

94 715

89 074

89 348

88 780

87 680

87 580

Uitvoeringskosten re-integratie WW

98 000

105 038

112 931

112 980

113 994

104 094

103 194

Nominaal

0

0

17 903

31 204

43 037

50 998

60 188

Ontvangsten

000000

0

Toelichting Premiegefinancierde uitgaven (tabel 47.3):

Re-integratie WAZ/WAO/WIA

Dit betreft de totale uitgaven voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de premiegefinancierde arbeidsongeschiktheidsregelingen WAZ, WAO en WIA. Deze uitgaven dalen vanwege het aflopen van de herbeoordelingsoperatie en vanwege de lage WIA-instroom, waarbij bovendien voor een deel van de instroom (in de WGA) de

re-integratieverantwoordelijkheid bij private verzekeraars ligt. De uitgaven worden met name gedaan aan inkoop van re-integratietrajecten en aan voorzieningen. De werknemersvoorzieningen bestaan uit de meeneem-bare werkplekvoorzieningen en de vervoersvoorzieningen leef-werk, intermediairs visueel/auditief en persoonlijke ondersteuning (zie ook tabel 47.4). Doel van deze instrumenten is om belemmeringen bij re-integratie weg te nemen en werkgevers zo te stimuleren om gedeeltelijk arbeids(on-)geschikten in dienst te nemen of te houden en om de werknemers en gedeeltelijk arbeidsongeschikten zelf te stimuleren om (aangepast) werk te blijven doen of te aanvaarden. Behalve door de uitgaven in dit artikel wordt de re-integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten bevorderd door een korting op de Aof- en Awf-premie. Daarnaast zijn er re-integratieinstrumenten waarbij uitkeringen worden ingezet om mensen te laten werken. Dit zijn bijvoorbeeld loondispensatie, loon- en inkomens-suppletie en de no risk polis. De kosten van deze instrumenten zijn onderdeel van de totale uitgaven aan uitkeringen in artikel 46.

Re-integratie WW

Re-integratiemiddelen voor de WW moeten selectief en vraaggericht worden ingezet op basis van de afstand tot de arbeidsmarkt. Een belangrijk deel van de WW’ers heeft niet of nauwelijks ondersteuning nodig om weer aan de slag te komen. Voor WW’ers met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt zet UWV passende ondersteuning bij re-integratie in. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit een kleine ondersteunende dienst, scholing, een re-integratietraject of IRO. Naast de uitgaven aan re-integratietrajecten voor WW-gerechtigden wordt de re-integratie van oudere WW-gerechtigden bevorderd door een premiekortingsregeling gedurende 3 jaar bij het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder. Werkgevers die een werknemer van 62 jaar of ouder in dienst houden, krijgen eveneens een premiekorting. Tevens komt er een

tijdelijke «no risk polis», die werkgevers tegemoet komt in de kosten van loonderving bij ziekte wanneer zij WW-ers van 55 jaar en ouder in dienst nemen. Tevens kunnen werkgevers gebruik maken van het instrument proefplaatsing. WW’ers kunnen daarnaast gedurende maximaal 6 maanden met behoud van het recht op de uitkering starten als zelfstandige. De raming uitvoeringskosten re-integratie WW voor 2007 en verder is gebaseerd op het aantal coaches ultimo 2007.

Totaaloverzicht re-integratiemiddelen UWV

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het totaal aan re-integratiemiddelen voor UWV (exclusief uitvoeringskosten). Ter bevordering van de selectieve inzet van re-integratie en een doelmatige besteding van middelen zijn in de meibrief aan UWV de bedragen voor de inkoop van trajecten voor mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering en voor de inkoop van trajecten voor WW’ers als richtbedrag opgenomen.

 

Tabel 47.4 Uitgaven re-integratie UWV (x € 1 mln, excl. uitvoeringskosten)

         
       
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Uitgaven WAZ/WAO/Wajong/WIA

           

Werknemersvoorzieningen

105

120

78

78

81

80

Inkoop trajecten inclusief scholing

105

106

84

78

78

77

Extra uitgaven re-integratie Wajong

3

14

32

34

48

64

Overig (onder meer werkgeversvoorzieningen,

           

REA-uitkeringen)

31

33

31

31

31

31

Subtotaal

244

273

225

221

237

253

Uitgaven WW

           

Inkoop trajecten (inclusief scholing)

142

125

124

111

111

110

Subtotaal

142

125

125

112

112

111

Loonkostensubsidies (inclusief Participatieplaatsen)

 

1

62

89

73

33

Totaal uitgaven

386399

411

422

421

39

Bron: SZW/UWV

Loonkostensubsidies en participatieplaatsen UWV

In het kader van de beleidsinzet van de Participatietop en de afspraak over brugbanen in het coalitieakkoord zijn er voor het UWV middelen gereserveerd om aan werkgevers een tijdelijke loonkostensubsidie te verstrekken in de jaren 2008–2010 (omdat de subsidies een jaar duren is er ook in 2011 een budgettair beslag). Doel van de loonkostensubsidie is om de kansen op regulier werk voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te bevorderen. De loonkostensubsidie stimuleert werkgevers hen in dienst te nemen. UWV heeft sinds eind februari 2008 de beschikking over het instrument loonkostensubsidie voor herbeoordeelden. Daarmee kan UWV werken aan de in het coalitieakkoord aangekondigde 10 000 brugbanen voor herbeoordeelden. Het kabinet is voornemens met ingang van 1 januari 2009 met het wetsvoorstel Stimulering Arbeidsparticipatie het instrument loonkostensubsidie voor de gehele UWV populatie mogelijk te maken. Met dit wetsvoorstel krijgt UWV tevens de mogelijkheid om participatieplaatsen in te zetten. Jonggehandicapten zijn hiervoor waarschijnlijk de belangrijkste doelgroep.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

100%

90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

100%

100%

operationeel doel 1

operationeel doel 2 en 3

■  Juridisch verplicht

■   Beleidsmatig gereserveerd

Bestuurlijk gebonden D Vrij

Operationele doelstelling Motivering

Instrumenten

Activiteiten

1 Dienstverlening voor uitkeringgerechtigden en werklozen die op eigen kracht regulier werk kunnen vinden

Niet iedereen heeft re-integratieondersteuning nodig. Een groot deel van de uitkeringsgerechtigden en werklozen komt op eigen kracht weer aan de slag. De basisdienstverlening van UWV is daarbij ondersteunend. Met deze doelstelling wordt inzichtelijk gemaakt welk deel van de instroom in een uitkering of werkloosheid zonder re-integratieondersteuning aan de slag komt.

+ Regelgeving (Wet SUWI);

+ Bijdrage aan UWV en Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen;

+ Totstandkoming van circa 100 Locaties Werk en Inkomen.

Activiteiten SZW:

+ Opstellen beleid en regelgeving met betrekking tot UWV;

+ Bevorderen van de ontwikkeling van integrale dienstverlening in de

Locaties Werk en Inkomen; + Voeren van bestuurlijk overleg en algemeen ketenoverleg (AKO); + Aansturen van en toezicht houden op UWV.

Activiteiten ketenpartners:

+ Totstandkoming van circa 100 Locaties Werk en Inkomen;

+ Activiteiten gericht op het voorkomen van een uitkering (preventie);

+ Uitvoeren van werkintake;

+ Bemiddeling van vraag (werkgevers) en aanbod (werkzoekenden);

+ Handhaving van de verplichtingen;

+ Onafhankelijke diagnose en indicatiestelling en het beoordelen van competenties van werkzoekenden;

+ Verstrekken van overdrachtsrapportages met arbeidsmarktkansenanalyse;

+ Dienst verlenen aan werkgevers.

Doelgroepen

+ Ingeschreven werkzoekenden + Werkgevers

Indicatoren

Het werkbedrijf UWV biedt via het internet en fysiek op de Locaties Werk en Inkomen basisdienstverlening aan. Werkzoekenden worden geholpen bij het op eigen kracht weer aan het werk komen. Werkgevers worden geholpen bij het vervullen van vacatures. De indicatoren in tabel 47.5 geven aan in welke mate werkgevers en werkzoekenden tevreden zijn over de aangeboden basisdienstverlening in de Locaties Werk en Inkomen.

Het uitgangspunt van UWV is het niveau van de dienstverlening verbeteren. Daartoe is het oordeel van de klanten een belangrijke stimulans. De ambitie voor 2009 is dat de klant werkzoekende de geïntegreerde dienstverlening waardeert met ten minste het rapportcijfers 6,8. De meting van de klantgerichtheid werkgevers staat nog in de kinderschoenen. UWV gaat – nu de eerste meting is afgerond – een nadere analyse uitvoeren op de klantprincipes. Het is in dit stadium te vroeg om een ambitieniveau af te geven.

Tabel 47.5 Indicatoren operationele doelstelling 1

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2012

Klanttevredenheid werkgevers Klanttevredenheid werkzoekenden

Niet bekend 6,4

Niet bekend 6,8

Bron: UWV begroting

Kengetallen

Het kengetal in tabel 47.6 geeft inzicht in de mate waarin personen zonder de inzet van re-integratieondersteuning de weg naar regulier werk vinden.

Tabel 47.6 Kengetallen operationele doelstelling 1 (aantallen x 1 000)

Totaal

AO

WW

Bijstand

Nug

Arbeidsinpassing van ketenpopulatie* naar werk in 2007 zonder inzet re-integratieondersteuning**

266

72

96

26

71

Bron: CBS Uitstroom naar Werk

  • De ketenpopulatie bestaat uit uitkeringsgerechtigden en ingeschreven niet-uitkeringsgerechtigden.

** De gehanteerde onderzoeksmethode leidt tot overschatting van NUG en onderschatting van overige groepen.

Operationele doelstelling

2 Bevorderen van arbeidsinpassing in regulier werk van uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen

Motivering

Het re-integratiebeleid is gericht op uitkeringsgerechtigden en werklozen met een afstand tot regulier werk, die met ondersteuning in een keer kunnen uitstromen naar regulier werk (arbeidsinpassing). Deze vorm van re-integratieondersteuning wordt selectief en vraaggericht ingezet voor die personen die ondersteuning nodig hebben. Hiertoe worden door gemeenten en UWV diagnose instrumenten ingezet. Tegelijkertijd met

deze begroting is aan de Tweede Kamer het Plan van Aanpak re-integratie aangeboden. Dit Plan van Aanpak geeft inzicht in de wijze waarop het kabinet streeft naar het meer vraaggericht en selectief inzetten van re-integratieondersteuning.

Instrumenten

Wet- en regelgeving (Wet SUWI, WWB)

Flexibel re-integratiebudget (gemeenten)

Prestatie-afspraken met ketenpartners

Bijdrage aan re-integratiebudgetten van het UWV

Bijdrage aan RWI

Bijdrage aan Agentschap SZW

Activiteiten

Beschikbaar stellen van instrumenten aan UWV en gemeenten ten behoeve van werkgevers, uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden: re-integratietrajecten, premiekorting, no-risk polis, loonkostensubsidie, werkgevers- en werknemersvoorzieningen Voeren van bestuurlijk overleg en algemeen ketenoverleg (AKO) Voeren van bestuurlijk overleg met belangenorganisatie gemeenten (VNG), UWV, RWI, en Boaborea

Bevorderen van de ontwikkeling van integrale dienstverlening in de Locaties Werk en Inkomen Kaders stellen voor de re-integratiemarkt Voorlichten en communiceren

Verrichten van onderzoek en het verspreiden van de resultaten hiervan Ontsluiten van goede praktijkvoorbeelden via onder andere www.inter-ventiesnaarwerk.nl Onderhouden wet- en regelgeving

Invoering van het Participatiebudget met ingang van 1 januari 2009. Daarin worden de gemeentelijke budgetten voor volwasseneneducatie (OCW), inburgering (WWI) en re-integratie (SZW) gebundeld en worden de schotten tussen deze budgetten weggenomen. Doelstellingen van het Participatiebudget zijn: – meer ruimte voor gemeenten om eigen beleidsafwegingen te

maken in de nadruk die ze op de verschillende doelen (bevordering van de arbeidsparticipatie, inburgering en maatschappelijke participatie door deelname aan volwasseneneducatie) willen leggen, om te bepalen wie in aanmerking komt voor een voorziening of opleiding, en om combinatietrajecten in te zetten. Het wordt daardoor voor gemeenten mogelijk om meer maatwerk aan hun inwoners te leveren, en daarmee de effectiviteit van de bestedingen te verhogen; – vermindering van administratieve lasten voor gemeenten. Invoering van het Wetsvoorstel investeren in jongeren (Wij) voor jongeren tot 27 jaar met ingang van 1 juli 2009. De doelgroep van het Wetsvoorstel investeren in jongeren zijn de jongeren die niet leren en niet werken en die een beroep doen op de gemeente. De gemeente is verplicht een aanbod te doen aan jongeren die zich melden (geen meldplicht). Het aanbod kan zijn een werkaanbod of een leeraanbod of een combinatie van beide. Bij het werkleerrecht bestaat het recht op een inkomensvoorziening alleen als de jongere het aanbod accepteert, tenzij de jongere niet in staat is om uitvoering te geven aan het aanbod. Doelstelling van het werkleerrecht:

– Activeren van jongeren en de bijstandsafhankelijkheid van jongeren tegen gaan. Door jongeren te activeren en te laten meedoen wordt beoogd de arbeidsparticipatie van deze jongeren te verhogen.

Doelgroepen

+ Bijstandsgerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt + Niet-uitkeringsgerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt + Anw-ers met een afstand tot de arbeidsmarkt + WW-ers met een afstand tot de arbeidsmarkt

+ Gedeeltelijk arbeids(on)geschikten (WAZ, Wajong, WAO, WIA) met een afstand tot de arbeidsmarkt

Indicatoren

Arbeidsinpassing in regulier werk binnen 24 maanden na start re-integratieondersteuning gericht op regulier werk.

Deze indicator is de opvolger van de indicator «Uitstroom naar regulier werk met re-integratieondersteuning». In tegenstelling tot de in de begroting 2008 aangekondigde indicator geeft de nieuwe indicator specifiek inzicht in het resultaat van alleen die re-integratieondersteuning die als oogmerk heeft arbeidsinpassing in regulier werk. Niet alle re-integratieondersteuning is direct gericht op arbeidsinpassing in regulier werk. Voorheen was hierin echter geen splitsing te maken.

Per 1 januari 2009 wordt de Statistiek Re-integratie Gemeenten uitgebreid en kan op basis van de registratie van gemeenten bepaald worden welk deel van de re-integratieondersteuning direct gericht is op uitstroom naar regulier werk. Voor het eerst bij het jaarverslag 2011 en de begroting 2013 kan op basis van deze registratie invulling gegeven worden aan deze indicator. Tot die tijd wordt in begroting en jaarverslag gerapporteerd over de oude indicator die geen onderscheid maakt tussen re-integratie gericht op arbeidsinpassing in regulier werk en re-integratie gericht op verbetering van de positie op de re-integratieladder, teneinde inzicht te verschaffen in de mate waarin re-integratieondersteuningen leiden tot uitstroom naar regulier werk.

Uit een eerste meting van CBS blijkt dat 56% van de re-integratieondersteuningen gestart in 2005 hebben geleid tot arbeidsaanpassing in regulier werk. Uit de laatste meting van CBS betreffende de 25%-doelstelling blijkt dat 50 procent van de re-integratieondersteuningen gestart in de eerste helft van 2005 binnen 24 maanden heeft geresulteerd in uitstroom naar regulier werk. Voor re-integratieondersteuningen gestart in 2004 was dit 41 procent. Ten opzichte van de nulmeting (re-integratieondersteuningen gestart in 2002) betreft dit een stijging van 43%, waardoor deze doelstelling ruimschoots gehaald is.

Uitstroom naar regulier werk na einde loonkostensubsidie Deze indicator geeft aan welk percentage van beëindigde loonkostensubsidies resulteert in niet-gesubsidieerd regulier werk. Met het wetsvoorstel STAP zet het kabinet in op een resultaat van 50%.

 
   
 
 

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2012

Arbeidsinpassing in regulier werk binnen 24 maanden na start re-integratieondersteuning gericht op regulier werk.*

Uitstroom naar regulier werk na einde loonkostensubsidie**

49%1

-

50%

Nog vast te stellen %

50%

Bron: CBS Uitstroom naar werk*, CBS Statistiek re-integratie door gemeenten** en UWV Jaarverslag**

1 Betreft alleen beëindigde loonkostensubsidie gemeenten incl. beëindigde ID/WIW-banen, UWV heeft sinds eind februari 2008 de beschikking over het instrument loonkostensubsidie voor herbeoordeelden.

Kengetallen                                              Niet iedereen heeft ondersteuning bij het vinden van werk nodig. UWV en

gemeenten gebruiken diagnose instrumenten om te bepalen welke personen wel ondersteuning bij arbeidsinpassing nodig hebben. Op basis van de kenmerken uit deze indicatie kan op basis van maatwerk re-integratie selectief worden ingezet.

Op dit moment ontbreekt de informatievoorziening om alle beoogde kengetallen van realisatiewaarden te voorzien. Per 1 januari 2009 wordt de Statistiek Re-integratie Gemeenten uitgebreid en kan op basis van de registratie van gemeenten bepaald worden welke re-integratieondersteuning direct gericht op arbeidsinpassing in regulier werk en welke re-integratieondersteuning gericht is op het verkleinen van de afstand tot regulier werk. Voor het eerst met het jaarverslag 2009 en begroting 2011 kunnen op basis van deze registratie alle beoogde kengetallen van realisatiewaarden worden voorzien. Ten behoeve van het jaarverslag 2008 en de begroting 2010 wordt specifiek onderzoek uitgevoerd om deze beweging inzichtelijk te maken.

De kengetallen in tabel 47.8 geven per uitkeringssituatie inzicht in de mate waarin re-integratieondersteuning gericht op arbeidsinpassing in regulier werk wordt ingezet en in welke mate personen met re-integratieondersteuning aan het werk gaan. Tevens wordt inzicht gegeven in welke mate de arbeidsinpassing duurzaam is. Het huidige onderzoek geeft inzicht in de mate waarin arbeidsinpassing voorafgegaan is door re-integratieondersteuning. Daarbij kan echter nog geen onderscheid worden gemaakt in re-integratieondersteuning direct gericht op arbeidsinpassing en re-integratieondersteuning gericht op het verkleinen van de afstand tot regulier werk.

Loonkostensubsidie (waaronder brugbanen)

Het kabinet heeft met het coalitieakkoord een doelstelling opgenomen om 10 000 herbeoordeelden met behulp van een loonkostensubsidie aan het werk te helpen. UWV heeft sinds eind februari 2008 de beschikking over het instrument loonkostensubsidie voor herbeoordeelden. Het aantal brugbanen wordt met dit kengetal zichtbaar gemaakt. Verder wordt inzichtelijk gemaakt in welke mate loonkostensubsidies na beëindiging resulteren in het voortzetten of doorstromen in een (ander) dienstverband.

Het kabinet is voornemens met ingang van 1 januari 2009 dit instrument voor de gehele UWV populatie mogelijk te maken. Gemeenten maken reeds gebruik van dit instrument. Met dit kengetal wordt de mate waarin dit instrument wordt ingezet en resulteert in arbeidsinpassing in reguliere arbeid zichtbaar gemaakt.

 

Tabel 47.8 Kengetallen operationele doelstelling 2 (aantallen

x 1 000)

 
 

Totaal

AO

WW

Bijstand

Nug

Aantal re-integratieondersteuningen gericht

         

op arbeidsinpassing in regulier werk in 2007

niet bekend

niet bekend

niet bekend

niet bekend

niet bekend

Arbeidsinpassing in 2007 van ketenpopulatie*

         

met re-integratieondersteuning gericht op

         

regulier werk**, ***, ****

203

80

73

16

35

Aandeel arbeidsinpassing in 2006 met

         

minimale duur van 6 maanden na

         

re-integratieondersteuning gericht op regulier

         

werk.

niet bekend

niet bekend

niet bekend

niet bekend

niet bekend

Aantal gestarte loonkostensubsidies in 2007

11 200

-

-

10 540

660

Beëindigde loonkostensubsidie in 2007*****

6 920

-

-

5 930

950

Wv arbeidsinpassing in reguliere arbeid*****

3 240

-

-

2 700

540

Bron: CBS Uitstroom naar Werk, CBS Statistiek re-integratie door gemeenten en UWV Jaarverslag *           De ketenpopulatie bestaat uit uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden.

**         Inclusief start met loonkostensubsidie

*** Deze cijfers betreffen alle ingezette re-integratieondersteuning (zie ook tekst motivatie kengetallen)

**** De gehanteerde onderzoeksmethode leidt tot overschatting voor NUG en tot onderschatting van de overige groepen. Dit wordt bij Jaarverslag 2008 herzien. ***** Door gehanteerde methode worden deze aantallen onderschat.

Afbouw gesubsidieerde arbeid

Gemeenten zetten een deel van het flexibel re-integratiebudget in voor de financiering van oude vormen van gesubsidieerde arbeid (WIW en ID). Sinds het stopzetten van de regelingen Instroom-Doorstroombanen en Wet inschakeling werkzoekenden bouwen gemeenten het aantal gesubsidieerde banen af. Met tabel 47.9 wordt inzicht gegeven in deze afbouw en de middelen die nog vastzitten in deze oude vormen van gesubsidieerde arbeid. In het kwartaalbericht Arbeidsmarkt en jaarverslag zal worden aangegeven wat de bestemming is van die personen die op een afgebouwde gesubsidieerde baan werkzaam waren.

Tabel 47.9 Afbo

gesubsidieerde

arbeid

2005

2006

2007

2008

Aantal personen met een oude gesubsidieerde baan (WIW/ID)* Geschatte uitgaven gesubsidieerde arbeid (x mln €)

39 500 790

31 500 630

25 500 510

Bron: CBS Statistiek re-integratie door gemeenten en SZW Financiële administratie * Meetmoment per 30 juni.

Operationele doelstelling

3 Ondersteuning bij het verkleinen van de afstand tot regulier werk aan die uitkeringsgerechtigden en werklozen die dat niet op eigen kracht kunnen

Motivering

Uitstroom naar regulier werk is niet altijd direct haalbaar. Soms is de afstand tot regulier werk zo groot dat er eerst re-integratieondersteuning moet worden ingezet om deze afstand tot regulier werk te verkleinen. Het directe doel is dan het zetten van een stap op de re-integratieladder, die veel gemeenten als hulpmiddel bij de uitvoering van het re-integratie-beleid gebruiken. Gemeenten en UWV/CWI hebben de verantwoordelijkheid en de middelen om via maatwerk een passende voorziening aan te

bieden om deze afstand te verkleinen. Hiertoe zetten zij onder andere participatieplaatsen en sociale activering in.

Met de invoering van het instrument participatieplaatsen streeft het kabinet naar een aanvulling op het instrumentarium van gemeenten en UWV om personen met een zeer grote afstand tot regulier werk stapjes te laten zetten.

Instrumenten

Activiteiten

+   Wet- en regelgeving (Wet SUWI, WWB)

+   Flexibel re-integratiebudget (gemeenten)

+   Prestatie-afspraken met ketenpartners

+   Bijdrage aan re-integratiebudgetten van UWV

+   Bijdrage aan RWI

+   Bijdrage aan Agentschap SZW

+ Beschikbaar stellen van instrumenten aan UWV en gemeenten ten behoeve van werkgevers, uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden: participatieplaatsen + Voeren van bestuurlijk overleg en algemeen ketenoverleg (AKO) + Voeren van bestuurlijk overleg met belangenorganisatie gemeente

(VNG), UWV, RWI, en Boaborea + Bevorderen van de ontwikkeling van integrale dienstverlening in de

Locaties Werk en Inkomen + Voorlichten en communiceren

+ Verrichten van onderzoek en verspreiden van de resultaten hiervan + Ontsluiten van goede praktijkvoorbeelden via o.a. www.interventies-naarwerk.nl + Onderhouden wet- en regelgeving

+ Invoering van het Participatiebudget met ingang van 1 januari 2009. Daarin worden de gemeentelijke budgetten voor volwasseneneducatie (OCW), inburgering (WWI) en re-integratie (SZW) gebundeld en worden de schotten tussen deze budgetten weggenomen. Doelstellingen Participatiebudget:

– bevordering van de arbeidsparticipatie, inburgering en maatschappelijke participatie door deelname aan volwasseneneducatie; – meer ruimte voor gemeenten om eigen beleidsafwegingen te maken in de nadruk die ze op de verschillende doelen willen leggen, om te bepalen wie in aanmerking komt voor een voorziening of opleiding en om combinatietrajecten in te zetten. Het wordt daardoor voor gemeenten mogelijk om meer maatwerk aan hun inwoners te leveren, en daarmee de effectiviteit van de bestedingen te verhogen; – vermindering van administratieve lasten voor gemeenten.

Doelgroepen

+ Bijstandsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt + Niet-uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt + Anw-ers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt + WW-ers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt + Gedeeltelijk arbeids(on)geschikten (WAZ, Wajong, WAO, WIA) met een grote afstand tot de arbeidsmarkt

Kengetallen

Op dit moment ontbreekt de informatievoorziening om de beoogde kengetallen van realisatiewaarden te voorzien.

Per 1 januari 2009 wordt de Statistiek Re-integratie Gemeenten uitgebreid met de positie op de re-integratieladder en kan op basis van de registratie van gemeenten bepaald worden in welke mate het bestand in beweging

is. Voor het eerst met het jaarverslag 2009 en begroting 2011 kan inzicht worden gegeven in de beweging op de re-integratieladder. Ten behoeve van het jaarverslag 2008 en de begroting 2010 wordt specifiek onderzoek uitgevoerd om deze (beweging van de) positie op de re-integratieladder inzichtelijk te maken.

De gepresenteerde kengetallen geven inzicht in de mate waarin instrumenten gericht op het maken van een stapje op de re-integratieladder worden ingezet en in welke mate deze leiden tot het daadwerkelijk zetten van een stapje in de richting van regulier werk. Met het kengetal «Doorstroom naar re-integratieondersteuning gericht op arbeidsinpassing in regulier werk in een kalenderjaar» wordt inzicht gegeven in welke mate personen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt bemiddelbaar worden richting regulier werk.

Tabel 47.10 Beoogde kengetallen operationele doelstelling 3 onderscheiden naar wetsdoelgroep

Aantal re-integratieondersteuningen gericht op verkleinen afstand tot de arbeidsmarkt in een kalenderjaar w.v. participatieplaatsen

Doorstroom naar re-integratieondersteuning gericht op arbeidsinpassing in regulier werk in een kalenderjaar Aantal bewegingen in het bestand in een kalenderjaar

Samenvattende tabel

 

Tabel 47.11 Uitgaven, trajecten en resultaten

re-integratie in

2007

     
   

Totaal

 

UWV

gemeenten

     

AO

WW

WWB Nug/Anw

uitgaven (x € 1 000)

 

1 774

244

80

1 450

wv aan LKS/gesubsidieerde Banen

   

-

-

ca 510

uitvoeringskosten

 

245

147

98

uit gemeentefonds

Totaal uitgaven

 

2 019

391

178

1 450

Re-integratieondersteuning (x 1 000)

         

gestart in 2007

 

160

32

37

88 3

lopend ultimo 2007

 

322

45

54

213 10

beëindigd in 2007

 

172

37

45

85 5

wv uitgestroomd naar werk

 

70

17

32

20 1

Bron: CBS Statistiek re-integratie door gemeenten, UWV Jaarverslag en SZW Financiële administratie

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Naar aanleiding van de Tweede Kamerbehandeling van de Beleids-doorlichting re-integratie zijn stappen gezet voor het verbeteren van de resultaten van het re-integratiebeleid. Deze stappen worden uitgebreid beschreven in het tegelijkertijd met deze begroting aan de Tweede Kamer aangeboden Plan van Aanpak re-integratie. Het gaat dan om het vraag-gerichter maken en selectiever inzetten van re-integratie ondersteuning, naast een grotere transparantie van de inzet van middelen en de bereikte resultaten. De komende jaren moeten hiervan de vruchten worden

geplukt. Uiterlijk bij de eerstvolgende Beleidsdoorlichting zal hiervan een integrale verantwoording worden afgelegd.

 

Tabel 47.12 Onderzoek naa

r de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

   

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek AD/OD

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Evaluatieonderzoek ex ante

     

Beleidsdoorlichting

Beleidsdoorlichting artikel 47 AD/OD

A 2012 B 2013

 

Effecten onderzoek ex post

     

Overig evaluatieonderzoek

     

Artikel

Algemene doelstelling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

48 Sociale werkvoorziening

Het faciliteren van de arbeidsparticipatie van personen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn

Om arbeidsparticipatie voor personen uit de doelgroep door het aanbieden van aangepaste arbeid mogelijk te maken. Arbeid die past bij hun capaciteiten en mogelijkheden en tevens een bijdrage levert aan het behouden en bevorderen van hun arbeidsbekwaamheid.

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

Effectgegevens

Kengetal

De minister is verantwoordelijk voor:

+ Het ter beschikking stellen en toekennen van de middelen ten behoeve van het realiseren van aangepaste arbeid voor personen uit de doelgroep welke past bij hun capaciteiten en mogelijkheden;

+ De wet- en regelgeving met betrekking tot de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), in zijn hoedanigheid van medewetgever;

+ Het toezicht op de uitvoering en handhaving van de naleving van de Wsw door gemeenten.

Behalen van deze doelstelling hangt mede af van:

+ De mate waarin personen een beroep doen op de Wsw;

+ De mate waarin gemeenten er in slagen aangepaste arbeid te

realiseren voor personen uit de doelgroep welke past bij hun capaciteiten en mogelijkheden.

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

+ Met het beschikbare budget voor zoveel mogelijk personen uit de

doelgroep aangepaste arbeid wordt gerealiseerd; + De individuele arbeidsbekwaamheid van personen uit de doelgroep

wordt vergroot door aangepaste arbeid te realiseren welke past bij hun

capaciteiten en mogelijkheden.

Als het aantal personen dat een beroep doet op de Wsw toeneemt in vergelijking tot de uitstroom uit het Wsw-werknemersbestand zal dit resulteren in groeiende wachtlijsten en een daling van het aantal personen in het Wsw-werknemersbestand in verhouding tot de totale doelgroep. Omdat mensen zich vrijwillig aanmelden voor de Wsw is de totale doelgroep niet te beïnvloeden. Hierdoor kunnen voor dit kengetal geen betrouwbare ramingen gemaakt worden.

De voortgaande groei van het beroep dat op de Wsw gedaan wordt in combinatie met een geringe uitstroom, resulteert in toenemende wachtlijsten. Derhalve heeft het kabinet de commissie Fundamentele Herbezinning Wsw gevraagd met een advies te komen over de vraag hoe de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidshandicap bevorderd kan worden. Daarbij is de commissie gevraagd de bestaande regelingen voor mensen met een arbeidsbeperking in onderlinge samenhang te bezien. Het advies van de commissie Fundamentele Herbezinning Wsw wordt begin oktober 2008 verwacht. Beleidsvoornemens van het kabinet naar aanleiding van het advies maken geen onderdeel uit van de nu voorliggende begroting.

Tabel 48.1 Kengetal algemene doelstelling

Realisatie 2007

Aantal personen in Wsw werknemersbestand tegenover de totale

doelgroep (%)                                                                                                                                83

Bron: Research voor Beleid, Wsw-statistiek

Budgettaire gevolgen van beleid

 
     
   

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen Uitgaven

2 417 603 2 335 882

2 435 897 2 435 897

2 436 693 2 436 693

2 437 615 2 437 615

2 437 204 2 437 204

2 438 466 2 438 466

2 438 466 2 438 466

Programma uitgaven waarvan juridisch verplicht

2 334 551

2 434 476

2 435 795

98%

2 437 615

98%

2 437 204

98%

2 438 466

98%

2 438 466

98%

Operationele Doelstelling 1 Wet Sociale Werkvoorziening Uitvoeringskosten Wsw indicatiestelling

2 306 551 28 000

2 409 271 25 205

2 410 542 25 253

2 410 523 27 092

2 410 592 26 612

2 410 592 27 874

2 410 592 27 874

Apparaatsuitgaven Personeel en materieel

1 331 1 331

1 421 1 421

8980 00 898 0 0 0

0 0

Ontvangsten

473 108

520 623

522 706

525 680

524 483

518 157

519 081

Toelichting

Programma-uitgaven operationele doelstelling 1

De programma-uitgaven zijn onderverdeeld in de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening en de uitvoering van de indicatiestelling Wsw. De uitgaven ten behoeve van de uitvoering van de Wsw zijn onderverdeeld

in: +

Een centraal budget van circa € 6 miljoen, dat is onderverdeeld in: – middelen bestemd voor de Stichting Beheer Collectieve Middelen

(circa € 3 miljoen) – middelen bestemd voor de implementatie van de wetswijziging

Wsw (circa € 3 miljoen) Een budget van circa € 2 404 miljoen voor het realiseren van aangepaste arbeid voor personen uit de doelgroep welke past bij hun capaciteiten en mogelijkheden is onderverdeeld in: – middelen bestemd voor het realiseren van een minimumaantal arbeidsplaatsen (€ 2 386 miljoen). Dit is de zogenaamde landelijke taakstelling, welke wordt uitgedrukt in arbeidsjaren. De landelijke taakstelling voor het jaar 2009 bedraagt 90 804 arbeidsjaren. – middelen bestemd voor de bonus begeleid werken (€ 18 miljoen).

Voor de uitvoering van de indicatiestelling Wsw door CWI is voor 2009 een bedrag van circa € 25 miljoen beschikbaar.

Ontvangsten

De ontvangsten bestaan jaarlijks grotendeels uit de anticumulatiebaten. Dit zijn uitkeringen Waz, Wao/Wia of Wajong van personen met een Wsw-dienstverband die worden «verrekend» met de Wsw-salarissen en daarom als ontvangsten worden verantwoord op de SZW-begroting. Voor 2009 gaat het naar verwachting om een bedrag van circa € 523 miljoen.

Daarnaast worden bij de vaststelling van het aan gemeenten toegekende Wsw-budget onder meer middelen teruggevorderd als zij de toegekende taakstelling niet hebben gerealiseerd.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

 
   

2%

 

90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-

     
     
     
     
     
 

98%

 
     
     
     
     
 

operationeel doel 1

 

□  Juridisch verplicht Bestuurlijk gebonden

□   Beleidsmatig gereserveerd Vrij

Operationele doelstelling

1 Het realiseren van aangepaste arbeid voor personen met een Wsw-indicatie, waar mogelijk in een zo regulier mogelijke werkomgeving

Motivering

Om arbeidsgehandicapten die willen deelnemen aan het arbeidsproces de mogelijkheid van arbeidsparticipatie te bieden wordt voor Wsw-geïndi-ceerden aangepaste arbeid gerealiseerd waar mogelijk in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving.

Met ingang van 1 januari 2008 is de Wsw gewijzigd. De wetswijziging was nodig om een aantal problemen in de uitvoering aan te pakken om daarmee het doel van de wet beter te kunnen realiseren: het creëren van arbeidsplaatsen voor de Wsw-doelgroep die passen bij hun mogelijkheden en capaciteiten, waar mogelijk bij een reguliere werkgever. Met de wetswijziging hebben gemeenten en Wsw-geïndiceerden zelf meer mogelijkheden gekregen om daarop te sturen. Tevens hebben gemeenten met de wetswijziging meer instrumenten in handen gekregen om de wachtlijsten aan te pakken door het opschonen van wachtlijsten en het activeren van Wsw-geïndiceerden op de wachtlijst zodat zij in afwachting van een Wsw-plaats alvast mee kunnen doen.

Instrumenten

Activiteiten

Indicatiestelling Wsw voor arbeidsgehandicapten die zich daarvoor vrijwillig aanmelden en periodieke herindicatie van Wsw-geïndiceer-den;

Toekenning van het Wsw-budget aan gemeenten voor het realiseren van aangepaste arbeid waar mogelijk in een zo regulier mogelijke arbeidsomgeving.

Uitvoeren indicatiestelling Wsw door CWI;

Toekennen aan gemeenten van het Wsw-budget en een bijbehorende

taakstelling;

Uitkeren van de bonus begeleid werken;

Toezien op en ondersteunen van de uitvoering;

Vaststellen van het toegekende Wsw-budget;

Voeren van Bestuurlijk Overleg met VNG.

Doelgroep

Indicatoren

Personen met een Wsw-indicatie (personen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen, die niet in staat zijn te re-integreren naar een reguliere arbeidsplaats en uitsluitend onder aangepaste omstandigheden regelmatige arbeid kunnen verrichten).

Gemeenten zijn verantwoordelijk om op zijn minst het minimumaantal arbeidsplaatsen te realiseren met het budget dat zij daarvoor hebben ontvangen, waar mogelijk in een zo reguliere mogelijke arbeidsomgeving. Drie werkvormen worden onderscheiden: in dienst van een reguliere werkgever (het zogenaamde begeleid werken), detachering bij een reguliere werkgever of beschut werk in een sw-bedrijf.

 

Tabel 48.3 Indicatoren operationele doelstelling 1

 
 
 

Realisatie 2007

Streven 2008

Streven 2009

Streven 2013

Realisatie van arbeidsplaatsen in relatie tot het aantal waarvoor subsidie is toegekend (%) Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (jaargemiddelde in %)

102 3

100 4

100 5

100 7

Bron: Research voor Beleid, Wsw statistiek

Kengetallen

Als het aantal personen dat deel uitmaakt van het werknemersbestand groter is dan het minimumaantal te realiseren arbeidsplaatsen waarvoor aan gemeenten budget is verstrekt, dan blijkt daaruit dat niet iedereen een dienstverband heeft waarbij een volledige werkweek wordt gewerkt. De afgelopen jaren neemt gemiddeld genomen het aantal uren dat per week contractueel gewerkt moet worden af. Hierdoor kunnen gemeenten met het budget dat zij ontvangen meer personen vanaf de wachtlijst plaatsen.

Als het aantal personen dat een beroep doet op de Wsw toeneemt in vergelijking tot de uitstroom uit het Wsw-werknemersbestand zal dit resulteren in groeiende wachtlijsten en een toename van de gemiddelde wachtduur.

Gemeenten zijn verantwoordelijk om voor Wsw-geïndiceerden aangepaste arbeid te realiseren, waar mogelijk in een zo reguliere mogelijke arbeidsomgeving. Is iemand niet in staat begeleid te werken

in dienst van een reguliere werkgever dan behoort detachering bij een reguliere werkgever dan wel het verrichten van beschut werk in het sw-bedrijf tot de mogelijkheden.

Vanwege het vrijwillige karakter van de Wsw zijn voor de weergegeven kengetallen geen betrouwbare ramingen te geven.

2007

Werknemersbestand (personen) (ultimostand)                                                             100 471

Wachtlijst (personen) (ultimostand)                                                                                   20573

Gemiddelde verblijfsduuropdewachtlijst (maanden)                                                      14,4 Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen

(ultimostand)                                                                                                                                 22

Bron: Research voor Beleid, Wsw statistiek

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 48.5 Onderzoek naar de doelmatigheid en do

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

AD/OD                 A.Start                Vindplaats

B. Afgerond

Evaluatieonderzoek ex ante Beleidsdoorlichting                       Artikel 48

Effecten onderzoek ex post Overig evaluatieonderzoek

AD

A. 2014

B. 2014

Artikel

Algemene doelstelling

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Verantwoordelijkheid

49 Overige inkomensbescherming

Zorgdragen voor adequate bescherming zonder activerende voorwaarden tegen de financiële risico’s bij inkomensverlies

Om inkomensbescherming op minimumniveau te bieden. SZW creëert de voorwaarden voor de toekenning van een uitkering of toeslag en SVB, gemeenten en UWV zijn verantwoordelijk voor de uitvoering hiervan.

De minister is verantwoordelijk voor:

+ de vaststelling van het niveau van de uitkering of toeslag op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw), Algemene ouderdomswet (AOW), Toeslagenwet (TW) en de Wet werk en bijstand (WWB);

+ de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving;

+ sturing en toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering door de SVB en UWV;

+ toezicht op een rechtmatige uitvoering door gemeenten.

Externe factoren

Effectgegevens

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

+ de effectieve uitvoering van de wetten door de uitvoeringsorganen

SVB, UWV en gemeenten; + de hoogte van het nalevingsniveau van wet- en regelgeving door

gerechtigden.

Behalen van deze doelstelling heeft als effect dat:

+ in Nederland inkomensbescherming op sociaal minimum niveau wordt geboden.

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 49.1 Begrotingsuitgaven Artikel 49 (x € 1 000)

           
       

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen Uitgaven

335 281 335 281

355 112 355 112

347 520 347 520

544 455 544 455

559 331 559 331

561 806 561 806

573 434 573 434

Programma uitgaven waarvan juridisch verplicht

334 516

354 174

346 110 100%

544 455 100%

559 331

100%

561 806

100%

573 434

100%

Operationele Doelstelling 2 Uitkeringslasten WWB 65+

0

0

0

207 100

229 700

244 000

260 300

Operationele Doelstelling 3 Toeslagenwet Uitkeringslasten Toeslagenwet Uitvoeringskosten

334 516 354 174 346 110 337 355 329 631 317 806 000000

313 134 0

Apparaatsuitgaven Personeel en materieel

765 765

938 938

1 410 1 410

0 0

0 0

0 0

0 0

Ontvangsten

1 866

2 300

0000

0

Toelichting:

De trend voor de komende jaren is daling van de uitkeringslasten Toeslagenwet in verband met afname van het volume in de moederwetten. In 2008 namen de uitkeringslasten van de Toeslagwet eenmalig

toe. Deze toename werd veroorzaakt door het verdisconteren van de kopjesregeling per 1 januari 2008 in de Toeslagenwet. Vanaf 2009 wordt een trend van dalende uitkeringslasten zichtbaar. Deze daling ontstaat door een dalend volume bij de moederwetten. Vanaf 2007 en latere jaren worden de uitvoeringskosten voor de Toeslagenwet gedragen door de fondsen van de betreffende moederwetten.

Bij brief van 4 juli 2008 (Kamerstukken Tweede Kamer, 2007/2008, 29 389, nr. 11) over onvolledige AOW kondigde de staatssecretaris aan dat met ingang van 2010 de verantwoordelijkheid voor en de uitvoering van de bijstand in aanvulling op de AOW overgeheveld wordt van gemeenten naar de SVB. Hiermee wordt beoogd het niet-gebruik van de aanvullende bijstand door ouderen terug te dringen. Verder is in de brief aangekondigd, dat voor personen van 65 jaar en ouder een vrijlating van inkomen uit arbeid wordt gecreëerd in de Wet Werk en Bijstand.

Tabel 49.2 Premiegefinancierde uitgaven Artikel 49 (x € 1 000)

Artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Uitgaven

Programmauitgaven Operationele doelstelling 1 ANW uitkeringslasten ANW tegemoetkoming ANW uitvoeringskosten Operationele doelstelling 2 AOW uitkeringslasten AOW tegemoetkoming AOW uitvoeringskosten

Nominaal

Ontvangsten

27 084 400     28 341 325     30 113 361      31 397 569     32 990 964     34 994 332       36 888 655

27 084 400     28 341325     29 493 570     30 006 364     30 765 114     31758 817      32 600 780

1264 523        1205 595       1132 903        1063 939          975 579          865 256            758 585

21399             21437             22 530             21316             19 720             17 710              15 765

30 651             28 831             27 336             26 834             21957             19 859              18 251

25 198 000     26 479 220     27 071496     27 626 633     28 439 317     29 502 847       30 412 864

438 606          488 030       1 118 673        1 144 119        1 195 717        1 241 900         1 281 372

131221           118212           120632           123523           112824           111245            113943

0                      0          619 791        1391205       2 225 850       3 235 515         4 287 875

000000                        0

Toelichting:

Algemene nabestaandenwet (ANW):

Het beroep op de ANW neemt af als gevolg van de beperkende voorwaarde dat de nabestaande geboren moet zijn voor 1 januari 1950. Deze voorwaarde is bij de omvorming per 1 juli 1996 van de AWW in de ANW van kracht geworden. Vanaf 2015, de nabestaanden geboren voor 1 januari 1950 zijn dan ouder dan 65 jaar, wordt een vrijwel constante reeks verwacht.

Zoals in de begroting van 2008 verwerkt, zal met ingang van 2009 de ANW-tegemoetkoming € 20 hoger zijn.

De totale uitvoeringskosten liggen in 2007 en 2008 iets hoger als gevolg van de investering in SVB Tien. Vanaf 2009 dalen ze weer wanneer de verwachte baten van SVB Tien effectueren.

Algemene Ouderdomswet(AOW):

Vanwege de toenemende vergrijzing – het aantal ouderen dat een beroep doet op de AOW wordt steeds groter – neemt het aantal gerechtigden, en daarmee ook de uitkeringslasten, toe.

De AOW-tegemoetkoming wordt vanaf 2009 met € 226 verhoogd.

Evenals bij de ANW liggen de uitvoeringskosten in 2007 en 2008 hoger als gevolg van de investering in SVB Tien. Ook hier dalen de uitvoeringskosten weer vanaf 2009. Na 2011, als de babyboomgeneratie 65 jaar is geworden, lopen de uitvoeringskosten weer op.

In de in de toelichting op tabel 49.1 genoemde brief van 4 juli 2008 over onvolledige AOW heeft de staatssecretaris verder voorstellen gedaan, in reactie op zijn toezeggingen tijdens het Algemeen Overleg van 17 januari 2008 over de positie van ouderen met een onvolledige AOW. De voorstellen betreffen onder andere aanpassing van de inkoopregeling AOW.

Het kabinet heeft besloten met een wetsvoorstel te komen waarin de keuzevrijheid ten aanzien van (gedeeltelijk) uitstel van de ingangsdatum AOW wordt geregeld. De Tweede Kamer wordt na de zomer hierover geïnformeerd. Tevens heeft het kabinet een wetsvoorstel dat voorziet in een participatiebonus bij langer doorwerken (m.i.v. 2009) en een AOW-heffing (m.i.v. 2011).

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

100%

90%-

80%-

70%-

60%-

50%-

40%-

30%-

20%-

10%-

0%

100%

100%

operationeel doel 2

operationeel doel 3

Operationele doelstelling

1 Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan alleenstaande nabestaanden, wezen of halfwezen voor wie het niet mogelijk is om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien

Motivering

Om personen die geconfronteerd zijn met het overlijden van een partner of ouders en die vanwege leeftijd, de zorg voor een jong kind, of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) een eigen inkomen kunnen verwerven, te voorzien van een minimuminkomen.

Instrumenten

+ Uitkeringen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw); + Bijdrage aan uitvoeringskosten SVB.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

+ Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

+ Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van uitkeringen aan

minimumloonontwikkeling; + Aansturen van en toezicht houden op de SVB.

Activiteiten SVB:

+ Beoordelen nieuwe aanvragen;

+ Verstrekken van uitkeringen;

+ Verwerken van mutatiemeldingen;

+ Handhaven van wet- en regelgeving.

Doelgroepen Indicatoren

Alleenstaande nabestaanden, wezen en halfwezen

Voor de Anw zijn prestatie-indicatoren ontwikkeld gericht op handhaving. De indicatoren geven het niveau weer waarin gerechtigden hun in de wet opgenomen informatieplicht naleven.

Tabel 49.3 Indicatoren operationele doelstelling 1

Realisatie 2007

Nalevingsniveau van het melden van het voeren van een gezamenlijke huishouding (%) Nalevingsniveau van opgave van inkomen en wijzigingen daarvan (%)

Voorheen werden deze indicatoren berekend met Porosz. SZW is bezig een alternatief te ontwikkelen voor Porosz, aangezien deze methodiek te grote onzekerheidsmarges liet zien. In de begroting 2010 zullen voor het eerst cijfers op basis van dit alternatief gepresenteerd worden. Zie ook de Leeswijzer.

Kengetallen

Voor handhaving zijn geen ramingen beschikbaar, zie de toelichting in de leeswijzer

 

Tabel 49.4 Kengetallen operationele doelstelling 1

 

Volume (x 1 000 uitkeringsjaren):

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Volume: Ingang recht voor 1 juli 1996

37

32

27

w.v. nabestaande + halfwezenuitkering

2

1

1

w.v. nabestaande uitkering

35

30

26

Volume: Ingang recht na 1 juli 1996

67

66

65

w.v. nabestaande + halfwezenuitkering

10

10

10

w.v. alleen nabestaandenuitkering

44

42

41

w.v. alleen halfwezenuitkering

13

14

14

Wezenuitkering

11

1

Totaal volume uitkeringsjaren

105

99

94

Totaal aantal uitkeringsgerechtigden (x 1 000 personen)

127

120

114

Handhaving:

     

Bekendheid met regels samenwonen (%)

92

   

Bekendheid met regels inkomen (%)

96

   

Aantal onderzochte fraudesignalen

916

   

Totaal schadebedrag fraude (x € 1 mln)

4,7

   

Afdoeningspercentage strafrechtelijk (alle wetten)

99

   

Bron: SVB, Jaarverslag.

Operationele doelstelling

2 Zorgdragen dat een minimuminkomen wordt verstrekt aan personen van 65 jaar en ouder

Motivering

Om personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt inkomens-bescherming te bieden.

Instrumenten

Ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet

(AOW);

AOW-toeslag ten behoeve van de partner jonger dan 65 jaar aan

personen die een ouderdomspensioen op grond van de AOW

ontvangen;

Aanvullende uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB)

indien een onvolledig AOW-pensioen wordt verstrekt in verband met

niet-verzekerde jaren en indien geen toereikende eigen middelen

aanwezig zijn;

Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

+ Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

+ Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van de uitkeringen aan

minimumloonontwikkeling; + Aansturen van en toezicht houden op de SVB.

Activiteiten SVB:

+ Beoordelen recht op AOW;

+ Verstrekken van uitkeringen;

+ Verwerken van mutatiemeldingen;

+ Handhaven van wet- en regelgeving.

Activiteiten gemeenten:

+ Beoordelen recht op aanvullende bijstand;

+ Verstrekken aanvullende bijstand.

Zoals in de toelichting op tabel 49.2 aangegeven stelt de staatssecretaris voor met ingang van 2010 de verantwoordelijkheid voor en uitvoering van de aanvullende bijstand over te hevelen naar de SVB.

Doelgroepen Indicatoren

Personen van 65 jaar en ouder

Voor de AOW zijn prestatie-indicatoren ontwikkeld gericht op handhaving. De indicatoren geven het niveau weer waarin gerechtigden hun in de wet opgenomen informatieplicht naleven.

Realisatie 2007

Nalevingsniveau melden van samenlevingsvorm en wijzigingen daarin (%) Nalevingsniveau melden inkomen jongere partner en wijzigingen daarin (%)

Voorheen werden deze indicatoren berekend met Porosz. SZW is bezig een alternatief te ontwikkelen voor Porosz, aangezien deze methodiek te grote onzekerheidsmarges liet zien. In de begroting 2010 zullen voor het eerst cijfers op basis van dit alternatief gepresenteerd worden. Zie ook de Leeswijzer.

Kengetallen

Voor handhaving zijn geen ramingen beschikbaar, zie de toelichting in de

leeswijzer.

Volgens het rapport AOW-partnertoeslag (Intomart GfK bv, 16 juli 2008) is

de bekendheid met de afschaffing in 2015 van de partnertoeslag AOW in

2008 21 %.

 
   
 

Volume uitkeringsjaren (x 1 000):

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

90% uitkering (alleenstaande met kind)

0,3

0,2

0,2

70% uitkering (totaal)

977

986

997

w.v. partner < 65 jaar

35

4

50% uitkering (totaal)

1 218

1 254

1 294

w.v. partner < 65 jaar

228

235

244

Totaal volume uitkeringsjaren (90%+70%+50%)

2 426

2 480

2 539

Volume (x 1000 personen)

2 635

2 701

2 775

Korting op de AOW-uitkering in verband met niet-verzekerde jarenen

   

bekendheid afschaffen partnertoeslag:

     

Aantal personen met korting (% van totaal)

16

20

22

Gemiddeld kortingspercentage (%)

49

45

45

Volume aanvullende WWB > 65 jaar (* 1000 personen)

30

32

36

Bekendheid met afschaffen partnertoeslag

-

-

-

Handhaving:

     

Bekendheid met regels samenwonen (%)

88

   

Bekendheid met regels inkomen (%)

81

   

Aantal onderzochte fraudesignalen

2 086

   

Totaal schadebedrag fraude (x € 1 mln)

3,1

   

Afdoeningspercentage strafrechtelijk (alle wetten) (%)

99

   

Bronnen: SVB, jaarverslag

Operationele doelstelling

3 Zorgdragen dat een aanvulling tot inkomen op minimumniveau wordt verstrekt aan zieke, arbeidsongeschikte en werkloze werknemers

Motivering

Om personen die een uitkering op grond van de WW, ZW, WAO, Wajong, WAMIL of loondoorbetaling in het tweede ziektejaar ontvangen, te voorzien van een minimuminkomen.

Met ingang van 1 december 2009 treedt de Wet Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) inwerking. Vanaf die datum kan dan ook een toeslag op grond van de TW worden toegekend aan de IOW-gerechtigde.

Instrumenten

+ Toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW); + Bijdrage uitvoeringskosten aan UWV.

Activiteiten

Activiteiten SZW:

+ Opstellen en onderhouden beleid, wet- en regelgeving;

+ Aanpassen tweemaal per jaar van het niveau van uitkeringen aan

minimumloonontwikkeling; + Aansturen van en toezicht houden op UWV.

Activiteiten UWV:

+ Beoordelen van recht, hoogte en duur toeslag;

+ Verstrekken van uitkeringen.

Doelgroepen

Personen die een loondervingsuitkering of loondoorbetaling ontvangen volgens de definitie van de TW en per dag een inkomen hebben dat lager is dan het relevante sociaal minimum.

Indicatoren

Output en outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar dit is in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Er is daarom geen indicator opgenomen. Recht op een toeslag uit hoofde van de TW is slechts aan de orde bovenop een ander uitkeringsrecht. Output en outcome worden gemeten bij de regeling waar de TW op aanvult.

Kengetallen

De gemiddelde TW-uitkering is ten opzichte van 2007 sterk afgenomen. Dit wordt veroorzaakt doordat de uitkeringslasten van de kopjesregeling voorheen aan de moederwetten werden toegerekend. Per 1 januari 2008 is de kopjesregeling in de Toeslagenwet verdisconteerd. Het bedrag van een «kopje» is fors lager dan de gemiddelde toeslag in 2007. De verdiscontering van de Kopjesregeling in de Toeslagenwet heeft geleid tot een groei van het volume, waardoor de gemiddelde toeslag sterk is gedaald.

 

Tabel 49.7 Kengetallen operationele doelstelling 3

 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Gemiddeld jaarvolume TW (* 1000 uitkeringsjaren)

Gemiddelde toeslag (x € 1)

Handhaving

Aantal fysieke controles

Totaal schadebedrag (x € 1 mln)

Afdoeningspercentage

80 4 181

4 050

6,8

93,4

177 1 954

175 1 923

Bronnen: UWV, jaarverslag

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 49.8 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van

beleid

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

AD/OD                 A.Start                Vindplaats

B. Afgerond

Evaluatieonderzoek ex ante Beleidsdoorlichting                       Artikel 49

Effecten onderzoek ex post Overig evaluatieonderzoek

AD/OD

A. 2008

B. 2009

Artikel

Algemene doelstelling

50 Tegemoetkoming specifieke kosten

Zorgdragen voor een tegemoetkoming in specifieke kosten alsmede maatschappelijke erkenning van het leed van asbestslachtoffers in werksituaties

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Verantwoordelijkheid

Externe factoren

Effectgegevens

Om bepaalde personen een financiële tegemoetkoming te verstrekken voor specifieke kosten of als maatschappelijke erkenning. SZW creëert de voorwaarden voor het toekennen van deze tegemoetkomingen en zorgt ervoor dat deze tegemoetkomingen door de SVB worden uitgekeerd.

De minister is verantwoordelijk voor:

+ De vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van

de regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende

gehandicapte kinderen (TOG) en de regeling Tegemoetkoming

Asbestslachtoffers (TAS); + De vormgeving van het stelsel wet- en regelgeving; + Sturing en toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende

uitvoering door de SVB. De minister van Jeugd en Gezin heeft medebetrokkenheid bij het beleid omtrent de TOG-regeling. De minister van VWS is verantwoordelijk voor de TOG-indicatiestellingen.

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

+ De effectieve uitvoering van wet- en regelgeving door SVB en IAS.

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

+ Ouders worden tegemoetgekomen in de extra kosten die voortvloeien uit het thuis verzorgen van een gehandicapt kind (TOG);

+ Ouders zich gewaardeerd voelen voor het thuis verzorgen van een gehandicapt kind (TOG);

+ (Ex-)werknemers of huisgenoten van (ex-)werknemers met arbeids-gerelateerde maligne mesothelioom, bij leven maatschappelijke erkenning krijgen van het leed (TAS).

Budgettaire gevolgen van beleid

 
                 

Tabel 50.1: Begrotingsuitgaven Artikel 50 (x € 1 000

)

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen

129 282

141 280

143 859

147 930

141 578

142 338

144 340

Uitgaven

129 316141 280

143 859

147 930

141 578

142 338

144 340

Programma uitgaven

128 143

140 150

142 915

147 930

141 578

142 338

144 340

waarvan juridisch verplicht

   

100%

100%

100%

100%

100%

Operationele Doelstelling 2

             

TOG Uitkeringslasten

49 373

54 034

59 920

64 431

68 144

71 448

74 537

TOG Uitvoeringskosten

2 357

2 770

2 815

2 890

2 975

3 055

3 064

AKW Uitvoeringskosten

73 043

76 225

73 642

74 072

63 922

61 298

60 202

Kinderregelingen uitvoeringskosten

0

3 586

2 924

2 924

2 924

2 924

2 924

Operationele Doelstelling 3

             

TAS uitkeringslasten

2 525

2 635

2 735

2 735

2 735

2 735

2 735

TAS uitvoeringskosten

845

900

879

878

878

878

878

Apparaatsuitgaven

1 173

1 130

944

0

0

0

0

Personeel en materieel

1 173

1 130

944 0 0 0

0

Ontvangsten

6018

900 0 0 0 0

0

Toelichting:

TOG Uitkeringslasten

De uitkeringslasten TOG stijgen naar verwachting in 2009 als gevolg van de stijging van het aantal TOG-klanten. Uit het in 2006 verrichte onderzoek naar de oorzaak van de groei van de TOG-doelgroep is naar voren gekomen dat de groei wordt veroorzaakt door drie factoren, te weten: 1. het feit dat de TOG in een opbouwfase verkeert, 2. groei van de deelcategorie kinderen met psychiatrische stoornissen en 3. toegenomen bekendheid met de regeling. Met zijn brief van 31 oktober 2006 (Kamerstuk 2006–2007, 24 170, nr. 73) heeft de staatssecretaris van SZW de Kamer de betreffende onderzoeksresultaten aangeboden. Ook in 2013 is volgens schattingen nog een stijging van de uitkeringslasten TOG waarneembaar.

De kosten voor de TOG-indicatiestellingen worden verantwoord op de begroting van het ministerie van VWS.

De uitvoeringskosten AKW liggen in 2007 en 2008 iets hoger als gevolg van de investeringen in SVB Tien. Vanaf 2009 dalen de uitvoeringskosten doordat de verwachte baten van SVB Tien effectueren. In 2011 bereikt daarnaast de taakstelling coalitieakkoord het structurele niveau.

De uitvoeringskosten AKW worden verantwoord op de SZW-begroting. De uitkeringslasten AKW worden verantwoord op de begroting van Jeugd en Gezin. SZW blijft voor de uitvoering van de AKW verantwoordelijk, omdat het wenselijk is dat de SVB door één departement wordt aangestuurd.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2009

100%

90%-

80%-

70%-

60%-

50%-

100%

100%

40%-

30%-

20%-

10%-

0%

operationeel doel 2

operationeel doel 3

■  Juridisch verplicht

■   Beleidsmatig gereserveerd

Bestuurlijk gebonden D Vrij

Operationele doelstelling

Motivering

1 Zorgdragen dat een extra financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen wordt verstrekt aan ouders of verzorgers

Om ouders of verzorgers van een thuiswonend gehandicapt kind meer financiële ruimte te bieden.

Instrumenten Activiteiten

Doelgroepen Indicatoren

Tegemoetkoming op grond van de TOG-regeling

Activiteiten SZW:

+ Opstellen en onderhouden van beleid en regelgeving;

+ Bijdrage uitvoeringskosten aan SVB.

Activiteiten SVB:

+ Beoordelen recht op TOG-tegemoetkomingen;

+ Verstrekken TOG-tegemoetkomingen;

+ Handhaven van wet- en regelgeving.

Ouders of verzorgers van gehandicapte kinderen van 3 tot 18 jaar.

Voor het recht op een tegemoetkoming is bepalend of een kind thuis woont en gehandicapt is. Deze voorwaarden worden op basis van GBA en medische indicatie getoetst. Omdat de criteria vast liggen kan niet worden gestuurd op het aantal rechthebbenden. Het gebruik van prestatie-indicatoren heeft daarom, naast de informatie die al uit de kengetallen naar voren komt, geen toegevoegde waarde.

Kengetallen

De stijgende lijn van het aantal TOG-klanten zet in ieder geval door tot in 2012. In dat jaar is de TOG-regeling naar verwachting volgroeid.

 

Tabel 50.2 Kengetallen operationele doelstelling 1

 
 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Volume

Aantal telkinderen TOG (x 1 000)

48

55

61

Bron: SZW, Voorschotaanvragen TOG

Operationele doelstelling

Motivering

2 Het zoveel mogelijk bij leven verstrekken van een eenmalige financiële tegemoetkoming in de immateriële schade aan werknemers, of huisgenoten van werknemers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling, die niet via de voormalige werkgever een schadevergoeding kunnen verkrijgen

Om uiting te geven aan de maatschappelijke betrokkenheid bij het leed van asbestslachtoffers.

Instrumenten Activiteiten

Tegemoetkoming op grond van de TAS-regeling

Activiteiten SZW

+ Opstellen en onderhouden van beleid en regelgeving;

+ Verstrekken van een bijdrage in de uitvoeringskosten SVB.

Activiteiten SVB

+ Verstrekken van (voorschotten op) tegemoetkomingen door de SVB op advies van het IAS.

Doelgroepen

Indicatoren

Kengetallen

+ (Ex-)werknemers met maligne mesothelioom door asbestblootstelling in het werk die volgens de procedures van het convenant asbestslachtoffers geen schadevergoeding van de werkgever kunnen krijgen;

+ Huisgenoten van werknemers die met asbest hebben gewerkt en die zelf maligne mesothelioom hebben gekregen.

Output en outcome zijn in beginsel wel meetbaar maar in verhouding tot de uitgaven en/of administratieve lasten relatief kostbaar en tijdrovend. Gezien het geringe aantal gerechtigden en het geringe uitkeringsbedrag zijn daarom geen indicatoren geformuleerd.

Het aantal terugontvangen voorschotten is afhankelijk van de vindbaarheid van de werkgevers, de medewerking van de werkgevers en juridische uitspraken.

Sinds 2003 kent de TAS een voorschotregeling. Tussen het verlenen van het voorschot door de SVB aan het slachtoffer en het terugontvangen van de werkgever zit korte of lange tijd, afhankelijk van de complexiteit van het geval. Dit is in de cijfers terug te zien. Zo bevat het cijfer over 2007 ook terugontvangen voorschotten die in de jaren daarvoor zijn verstrekt.

 

Tabel 50.3 Kengetallen operationele doelstelling 2

 
 

Realisatie 2007

Raming 2008

Raming 2009

Toekenningen voorschot

Toekenningen eenmalige uitkering

Aantal terugontvangen TAS voorschotten

Toekenningen bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen1

266 24

149 87

300

10

150

300

10

150

Bron: SVB Jaarverslag.

1 Van het aantal toekenningen bij leven ten opzichte van het totaal aantal toekenningen wordt door de Sociale Verzekeringsbank geen raming gemaakt.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

 
         

Tabel 50.4 Onderzoek naar

de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

   

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek AD/OD

A. Start

B. Afgerond

Vindplaats

Evaluatieonderzoek ex ante

N.v.t.

   

Beleidsdoorlichting

Artikel50 AD

A. 2010

 

Effecten onderzoek ex post

N.v.t.

   

Overig evaluatieonderzoek

N.v.t.

   

Artikel

Algemene doelstelling

51 Rijksbijdragen aan sociale fondsen en spaarfonds AOW

Borgen van voldoende dekking in sociale fondsen en spaarfonds AOW

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Verantwoordelijkheid

Om tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen te dekken.

Om tekorten in de fondsen van sociale verzekeringen te voorkomen indien

premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is.

Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020,

ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

De minister is verantwoordelijk voor:

+ De hoogte van de rijksbijdragen aan de betreffende sociale fondsen en

het Spaarfonds AOW; + Het betalen van de rijksbijdragen aan UWV, SVB en het Spaarfonds

AOW.

Externe factoren

Effectgegevens

In dit artikel wordt de algemene doelstelling behaald door middel van in de wet vastgelegde instrumenten. Er zijn daarom geen externe factoren die van invloed zijn op het behalen van de doelstelling.

Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:

+ De tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen worden gedekt;

+ Wordt voorkomen dat er, indien premieheffing niet wenselijk of

onmogelijk is, tekorten ontstaan in de fondsen van sociale verzekeringen.

Budgettaire gevolgen van beleid

 
                 

Tabel 51.1: Begrotingsuitgaven Artikel 51 (x € 1 000)

 

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen

12 022 106

10 137 858

13 087 833

13 512 420

14 066 534

14 980 600

15 702 135

Uitgaven

12 022 106

10 137 858

13 087 833

13 512 420

14 066 534

14 980 600

15 702 135

Programma uitgaven

12 021 256

10 136 922

13 086 955

13 512 420

14 066 534

14 980 600

15 702 135

waarvan juridisch verplicht

   

100%

100%

100%

100%

100%

Operationele Doelstelling 1

             

Bijdragen BIKK AOW

2 921 800

2 995 300

3 075 600

3 107 200

3 214 800

3 323 900

3 357 600

Bijdragen BIKK Anw

210 900

39 900

45 300

45 800

54 100

62 700

63 400

Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

5 457 100

3 490 600

5 428 800

5 689 300

5 968 700

6 611 900

7 151 700

Premiebijdragen gemoedsbezwaarden

20 0 0 0 0 0

0

Rijksbijdrage Aof

500

1 500

170 651

165 839

161 206

156 754

153 117

Rijksbijdrage tegemoetkoming AOW-

             

gerechtigden

437 119

488 030

1118 673

1 144 119

1 195 717

1 241 900

1 281 372

Rijksbijdrage tegemoetkoming ANW-

             

gerechtigden

21 557

21 437

22 530

21 316

19 720

17 710

15 765

Rijksbijdrage Spaarfonds Aow

2 972 260

3 085 705

3 199 151

3 312 596

3 426 041

3 539 486

3 652 931

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

0

14 450

26 250

26 250

26 250

26 250

26 250

Apparaatsuitgaven

850

936

878

0

0

0

0

Personeel en materieel

850

936

878 0 0 0

0

Ontvangsten

580 0 0 0 0 0

0

Toelichting:

Bijdragen BIKK AOW en Anw

Sinds 2001 worden de fondsen voor de volksverzekeringen gecompenseerd voor een daling van de premieopbrengst als gevolg van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit betekende dat het systeem van belastingvrije sommen werd vervangen door een systeem van heffingskortingen en het arbeidskostenforfait door een arbeidskorting, met als gevolg een lagere premieopbrengst. Deze compensatie is de zogeheten BIKK (Bijdrage in de Kosten van Kortingen). De hoogte hiervan wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belastingen premietarieven in de eerste schijf.

Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

Bij het Ouderdomsfonds is sprake van een exploitatietekort. Dit leidt jaarlijks tot een vermogenstekort van gelijke omvang. Dit vermogenstekort wordt aangevuld uit de rijksmiddelen waardoor een neutrale kaspositie voor het Ouderdomsfonds ontstaat. Deze rijksbijdrage belast het EMU-saldo niet, omdat daarin de saldi van de fondsen en het rijk integraal worden meegenomen. Op deze manier kan de AOW-premie ongewijzigd blijven, waardoor de lasten- en koopkrachtontwikkeling niet worden beïnvloed.

Rijksbijdrage Tegemoetkoming AOW en Anw

Deze rijksbijdragen zijn ter financiering van de in artikel 49 verantwoorde

tegemoetkoming AOW en Anw.

Rijksbijdrage Spaarfonds AOW

Door de voortschrijdende vergrijzing van de Nederlandse bevolking neemt de druk op de AOW toe. Het Spaarfonds AOW is in 1998 ingesteld om de financierbaarheid van de AOW-uitgaven op langere termijn zeker te stellen. Tegelijk met de instelling van het Spaarfonds is de te innen AOW-premie beperkt tot maximaal 18,25% waardoor de AOW-lasten meer worden gespreid. Vanaf 2020 kan het Ouderdomfonds een beroep doen op middelen uit het Spaarfonds om de toegenomen uitgaven aan AOW-uitkeringen zonder extra premieverhogingen te kunnen financieren. Het Spaarfonds AOW wordt beheerd door SZW. SZW draagt zorg voor voeding van het spaarfonds AOW door middel van rijksbijdragen. In de wet financiering sociale verzekeringen (WFSV) is vastgelegd dat de rijksbijdrage jaarlijks met ten minste € 113,4 miljoen stijgt. Naast de rijksbijdragen wordt het fonds ook gevoed door de jaarlijkse rentebijschrij-vingen.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

Met ingang van juni 2008 is de «Zelfstandig en Zwanger-regeling» (ZEZ-regeling) ingevoerd. De regeling voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling. De hoogte van de uitkering hangt af van de inkomsten van de zelfstandige in het jaar voordat de uitkering ingaat, met een maximum van het minimumloon. De regeling wordt uitgevoerd door UWV. De specifieke rijksbijdrage Aof (alfahulpen) wordt met ingang van 2009 samengevoegd met de rijksbijdrage ZEZ-regeling. Voor beide bijdragen geldt dat zij uit de algemene middelen worden gefinancierd en dat de rijksbijdragen in het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) worden gestort.

Grafiek budgetflexibiliteit per operationele doelstelling 2008

100%

90%-80%-70%-60%-50%-40%-30%-20%-10%-0%-

100%

operationeel doel 1

■  Juridisch verplicht

■   Beleidsmatig gereserveerd

Bestuurlijk gebonden D Vrij

Operationele doelstelling

Motivering

Instrumenten

Activiteiten

Doelgroepen Indicatoren/kengetallen

1 Het medebekostigen van de sociale verzekeringen uit de schatkist ter dekking of voorkoming van tekorten in de fondsen

Om tekorten in de fondsen van de volksverzekeringen te dekken of tekorten in de fondsen van sociale verzekeringen te voorkomen indien premieheffing niet wenselijk of onmogelijk is.

Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden.

Rijksbijdrage bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) voor de AOW

en de Anw;

Rijksbijdrage Ouderdomsfonds;

Rijksbijdrage tegemoetkomingen voor de AOW-ers en Anw-ers;

Rijksbijdrage Spaarfonds AOW;

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen.

Ter beschikking stellen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen; Zorgdragen voor de voeding van het Spaarfonds AOW.

De sociale fondsen en het Spaarfonds AOW.

Output en outcome zijn niet te vatten in zinvolle indicatoren of kengetallen. Wanneer de budgettaire overheveling van begroting naar fondsen is geschied, is het beoogde effect gerealiseerd. De vermogenspositie van de fondsen is dan verbeterd in de mate die was beoogd.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid

Tabel 51.2 Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van belei

Soort onderzoek

Onderwerp onderzoek

AD/OD                 A.Start                Vindplaats

B. Afgerond

Evaluatieonderzoek ex ante Beleidsdoorlichting                       Artikel 51

Effecten onderzoek ex post Overig evaluatieonderzoek

A. 2012

B. 2012

Artikel

HOOFDSTUK 4: NIET-BELEIDSARTIKELEN

97 Aflopende regelingen

Voor de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal afgesloten regelingen is in de begroting een aparte voorziening getroffen. Het gaat hier uitsluitend om nadeclaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 97.1 Begrotingsuitgaven Artikel 97 (x € 1 000)

 

artikelonderdeel

2007

2008 2009 2010 2011 2012

2013

Verplichtingen

13 823

8 444 1569 129 0

0

Uitgaven

8 854

8 626 338 191 129 0

0

Programma uitgaven

8 731

8551 307 191 129 0

0

Operationele Doelstelling 1

     

Afgesloten Regelingen

359 0 0 0 0 0

0

Regeling Ex-Mijnwerkers

182

182 182 182 0 0

0

Ondersteuning vorming BVG’en

118

884 125 9 129 0

0

Overig afwikkeling SUWI

000000

0

Agenda Voor De Toekomst

4 336

00000

0

Rsp

3 576

5 885 0 0 0 0

0

SZW Cofinanciering Equal

160

1 600 0 0 0 0

0

Praktijkscholing

000000

0

Apparaatsuitgaven

123

75 31 0 0 0

0

Personeel en materieel

18

20 19 0 0 0

0

Agentschap SZW

105

55 12 0 0 0

0

Ontvangsten

9 254

600 0 0 0 0

0

Toelichting:

Financiële afwikkeling afgesloten regelingen

Een aantal wetten en regelingen zijn financieel afgewikkeld. Er vinden nog

wel nabetalingen plaats. Het gaat dan uitsluitend om nadeclaraties of

vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken

(bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het

verleden.

Regeling ex-mijnwerkers

De Regeling vervroegde uittreding ex-mijnwerkers en de Silicoseregeling mijnwerkers zijn financieel afgewikkeld. Per 1 januari 2000 zijn alle rechthebbenden uitgestroomd, zodat uitsluitend nog nabetalingen worden verantwoord. Op deze voorziening wordt tevens de Rijksbijdrage aan het algemeen mijnwerkersfonds verantwoord.

Ondersteuning vorming Bedrijfsverzamelgebouwen (BVG-en) De tijdelijke stimuleringsregeling bedrijfsverzamelgebouwen bestaat uit twee subsidies, een startsubsidie en een vervolgsubsidie. De vaststelling van de startsubsidies en de verlening van de vervolgsubsidie zijn in 2004 afgerond. De vaststelling van de vervolgsubsidie, na opening van het

bedrijfsverzamelgebouw, wordt tot en met het jaar 2011 voorzien. De regeling wordt uitgevoerd door het Agentschap SZW.

Agenda voor de Toekomst, RSP, Cofinanciering Equal en Praktijkscholing Deze regelingen zijn afgewikkeld en voor het begrotingsjaar 2009 worden geen ramingen opgenomen. De financiële afwikkeling inclusief nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) worden op dit artikel verantwoord.

Artikel

98 Algemeen

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven toegelicht die niet direct kunnen worden toegerekend aan één van de andere beleidsartikelen. Op dit artikel worden de verzameluitkering SZW en de niet naar beleids-artikelen toe te rekenen posten Handhaving, Primair proces, Subsidies, Voorlichting en Onderzoek toegelicht.

Budgettaire gevolgen van beleid

 
     

Tabel 98.1: Begrotingsuitgaven Artikel 98 (x € 1 000):

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen

194 880

205 392

202 320

283 793

273 794

274 733

274 831

Uitgaven

187 634

205 437

201 768

283 793

273 794

274 733

274 831

Programma uitgaven

15 893

25 098

26 207

26 396

37 469

38 455

38 455

Operationele Doelstelling 1

             

Handhaving

2 124

8 820

12 823

13 003

25 848

26 848

26 848

Onderzoek & Beleidsinformatie

6 765

6 858

6 854

6 836

6 828

6 828

6 828

Subsidies

110

1 954

1 160

1 150

1 099

1 099

1 099

Verzameluitkering SZW

0

0

1 500

1 500

0

0

0

Overig

6 894

7 466

3 870

3 907

3 694

3 680

3 680

Apparaatsuitgaven

171 741

180 339

175 561

257 397

236 325

236 278

236 376

Automatisering

24 288

27 612

16 893

16 341

15 581

15 581

15 581

Huisvesting

31 222

30 548

30 728

29 851

28 099

28 099

28 099

Personeel en materieel

90 941

98 389

105 545

189 600

171 040

170 981

171 079

Bijdrage aan IWI

25 290

23 790

22 395

21 605

21 605

21 617

21 617

Ontvangsten

12 39

11 012

5 4965 4965 4965 49

5 49

Toelichting:

Programmauitgavenartikel 98

De programmauitgaven op dit artikel zijn Handhaving, Onderzoek & Beleidsinformatie, Subsidies, Overig (Voorlichting en Primair Proces) en de verzameluitkering SZW. Delen van deze beleidsuitgaven kunnen worden toegerekend naar beleidsartikelen en zullen daar worden verantwoord. Indien van toepassing zal voor het behoud van een totaaloverzicht per uitgavencategorie inzicht worden gegeven in de totale omvang van de budgetten.

Handhaving

Het beleidsbudget voor handhaving op de begroting bedraagt € 20,4 mln, verdeeld over de artikelen 43 (€ 0,7 mln), 44 (€ 0,3 mln), 46 (€ 6,6 mln) en 98 (€ 12,8 mln). Van het budget heeft € 6,0 mln betrekking op maatregelen uit het Handhavingsprogramma 2007–2010. De belangrijkste thema’s uit het Handhavingsprogramma zijn: + Sturen op naleving; + Gezondheid en veiligheid op het werk; + Internationale handhaving;

+ Sociale verzekeringen en activerende bijstandverlening; + Communicatie, voorlichting, samenwerking en informatieuitwisseling.

Subsidies

Het totale subsidiebudget van SZW bedraagt in 2009 € 25,0 mln. Hiervan wordt € 23,8 mln toegerekend aan beleidsartikelen en € 1,2 mln centraal geraamd op artikel 98. Een totaaloverzicht van alle SZW subsidiemiddelen is te vinden in de bijlage subsidies.

Overig

Dit bestaat voor het grootste deel uit voorlichting. Het totale budget voor voorlichting in 2009 bedraagt € 7,0 mln, waarvan € 3,0 mln centraal geraamd op artikel 98. De voorlichtingsuitgaven, die rechtstreeks aan een beleidsdoelstelling kunnen worden toegerekend, worden onder het desbetreffende beleidsartikel verantwoord.

Verzameluitkering SZW

Nieuw in de tabel is de Verzameluitkering SZW. De verzameluitkering kent haar wettelijke grondslag in de Financiële-verhoudingswet. Zij keert uit aan medeoverheden. In de verzameluitkering zijn de beleidsthema’s gebundeld die jaarlijks maximaal € 10 mln voor het totaal van de ontvangende medeoverheden beslaan. Aanleiding voor de invoering van de verzameluitkering is de behoefte aan een wijze van middelenverstrekking aan medeoverheden die ruimte biedt voor lokaal maatwerk en de administratieve lasten bij Rijk en medeoverheden voorkomt. De verzamel-uitkering SZW bevat het thema handhaving.

Apparaatsuitgaven

Het totale apparaatsuitgavenbudget in 2009 bedraagt € 253 mln (inclusief huisvesting en automatisering). Van het totale apparaatsbudget wordt € 99,6 mln toegerekend aan de beleidsartikelen. De toedeling naar de beleidsartikelen in 2009 is als volgt in de begrotingsstukken verwerkt:

 

Tabel 98.2 Toedeling personele en materiële budgetten naar artikelen (x

€ 1 000)

     

Beleidsartikel

Perso-

Materi-

Totaal

 

neel

eel

 
  • 41. 
    Inkomensbeleid

816

88

904

  • 42. 
    Arbeidsparticipatie

18 096

2 470

20 566

  • 43. 
    Arbeidsverhoudingen

14 918

1 842

16 760

  • 44. 
    Arbeidsomstandigheden

35 875

4 829

40 704

  • 45. 
    Pensioenbeleid

1 373

114

1 487

  • 46. 
    Inkomensbescherming met activering

9 772

391

10 163

  • 47. 
    Aan het werk: bemiddeling en re-integratie

4 638

201

4 839

  • 48. 
    Sociale werkvoorziening

856

42

898

  • 49. 
    Overige inkomensbescherming

1 337

73

1 410

  • 50. 
    Tegemoetkoming specifieke kosten

912

32

944

  • 51. 
    Rijksbijdragen sociale fondsen en spaarfonds
     

AOW

846

32

878

  • 97. 
    Aflopende regelingen

18

1

19

  • 98. 
    Algemeen – personeel en materieel

76 583

29 180

105 545

  • 98. 
    Algemeen – huisvesting
 

30 728

30 728

  • 98. 
    Algemeen – automatisering
 

16 893

16 893

Totaal apparaatsuitgaven

166040

86916

252 738

De bijdrage van het moederdepartement aan het Agentschap SZW van € 8,5 mln (artikel 47) en de bijdrage aan IWI van € 22,4 mln (artikel 98) zijn buiten deze berekening gehouden.

Bijdrage aan IWI

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) houdt onafhankelijk toezicht op de uitvoeringsinstanties die de werknemers- en volksverzekeringen uitvoeren en op de gemeentebesturen, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de sociale voorzieningen. De bijdrage in 2009 aan de baten-lasten-dienst IWI van € 22,4 mln is begroot op artikel 98.

In hoofdstuk 6 «Baten-lastendiensten» is de begroting van baten en lasten en het kasstroomoverzicht van IWI opgenomen.

Artikel

99 Nominaal en onvoorzien

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling.

Budgettaire gevolgen van beleid

 
     

Tabel 99.1: Begrotingsuitgaven Artikel 99 (x € 1 000):

artikelonderdeel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Verplichtingen Uitgaven

0 0

63 344 63 344

25 838 25 838

8 476 8 476

921 921

53 542 53 542

49 933 49 933

Programma uitgaven

0

63 344

25 838

8 476

921

53 542

49 933

Operationele Doelstelling 1 Loonbijstelling Onvoorzien Prijsbijstelling

0 0 0

0

6 707

56 637

25 838 8 476 0 39 609 0000 0 0 921 13 933

37 338

0

12 595

Ontvangsten

000000

0

Toelichting:

Loonbijstelling

Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en overige specifieke maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premies sociale zekerheid. Het artikel heeft het karakter van een «parkeer-artikel» totdat de loonbijstelling toegedeeld kan worden aan de relevante beleidsartikelen.

Onvoorzien

De grondslag ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid

bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen.

Prijsbijstelling

Op dit onderdeel worden de uit de aanvullende post prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt tot toerekening plaatsvindt aan prijsgevoelige begrotingsartikelen.

HOOFDSTUK 5: BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

SZW kleiner en beter

Met ingang van 1 januari 2009 heeft SZW een nieuwe hoofdstructuur. Deze bestaat uit: de SG-kolom, het DG Participatie en Inkomenswaarborg, het DG Werk, het DG Uitvoering en Handhaving, de Inspectie Werk en Inkomen en, tot uiterlijk 1 januari 2012, de pSG-kolom. Beoogd is nadere invulling te geven aan de ambities voor een «kleiner en beter» SZW. In de uitwerking van het plan van aanpak van SZW is primair gezocht naar maatregelen die de efficiency verhogen en het primaire proces zo veel mogelijk ontzien. Verbeteringen worden voor een deel gerealiseerd door de nieuwe hoofdstructuur (van drie naar twee beleidsDG-en, het op termijn vervallen van de pSG functie) en herschikking van taken, waardoor deze eenduidiger worden belegd en de coördinatielast wordt teruggedrongen.

Richtinggevend voor de invulling van de taakstelling binnen SZW is een kleinere organisatie met meer flexibiliteit, meer werken op basis van vertrouwen, meer ruimte en verantwoordelijkheid, minder bureaucratie en meer gedeelde kennis. Een uitdagende ambitie, omdat niet alleen zichtbaar moet worden hoe voldaan wordt aan de reductie-taakstelling, maar tegelijkertijd dit een antwoord moet geven op de vraag hoe de factoren die bijdragen aan de kwaliteitsbevordering van het werk verankerd worden in de organisatie.

Specifiek is bij de Arbeidsinspectie en het Agentschap SZW het streven erop gericht het primaire proces te ontzien. Dit resulteert in een concentratie van ondersteunende activiteiten en het sluiten van regiokantoren.

Als kernboodschap is uitvoering van bedrijfsvoering «door het Rijk tenzij....» afgegeven. Eén van de grote projecten daarbij is de oprichting van een directie Bedrijfsvoering. Deze directie is primair verantwoordelijk voor overblijvende taken op het gebied van bedrijfsvoering voor SZW. Dit leidt ertoe dat de pSG-kolom van acht directies wordt opgeheven en er een directie Bedrijfsvoering met de taken van vier voormalige directies wordt opgericht. De overige directies worden aan de SG-kolom toegevoegd. Daarnaast lopen er in het kader van interdepartementale samenwerking een aantal grote trajecten: het delen van de facilitaire taken met drie andere ministeries in 4 FM, het overhevelen van ICT-uitvoeringstaken naar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het overdragen van de personeels- en salarisadministratie aan het Shared Service Centrum P-direkt, interdepartementale samenwerking van auditdiensten en een bundeling van werkzaamheden bij de SIOD.

4FM

De ministeries van BZ, VROM, SZW en V&W willen een gezamenlijk bedrijf vormen voor facilitaire dienstverlening. 4 FM staat voor het beoogde samenwerkingsverband tussen een viertal ministeries op het gebied van facilitaire zaken. Dit bedrijf moet er uiterlijk 1 januari 2011 staan. Najaar 2008 vindt besluitvorming hierover plaats. Aansluitend start het veranderproces. Daarin wordt verder ook in beeld gebracht welke bijdrage dit traject voor SZW kan leveren in de taakstellingen.

Shared Service Organisatie-ICT V&W

In 2008 is een start gemaakt met een onderzoek naar mogelijkheden en wenselijkheden om de ICT van SZW over te hevelen naar de Shared Service Organisatie ICT van het ministerie van V&W. Het is de intentie om in het eerste kwartaal van 2009 deze overheveling te laten plaatsvinden.

P-Direkt

In 2009 worden de taken op het gebied van personeel- en salarisadministratie overgeheveld naar de P-direktorganisatie. In 2008 is daarvoor een programmamanager aangesteld die de onderscheiden activiteiten begeleidt.

In 2009 zullen activiteiten plaatsvinden om te komen tot procesoptimalisatie met de bedoeling de processen steeds meer te laten lijken op de processen zoals deze door P-direkt worden gehanteerd. Daarnaast wordt gekeken hoe de geautomatiseerde aansluiting met P-direkt zal plaatsvinden met daarbij een onderzoek naar de bestandsconversie. Ten slotte wordt nader onderzocht welke taken er ter ondersteuning van de klant achterblijven en welke medewerkers in het kader van de taakstelling worden begeleid van werk naar werk.

Samenwerking AD met de ministeries van LNV en EZ In 2009 zal een verder vervolg worden gegeven aan de samenwerking tussen de Auditdienst van SZW en de desbetreffende auditdiensten van het ministerie van LNV en het ministerie van EZ. Het betreft hier samenwerking op het gebied van de wettelijke controles.

SIOD

Voor 2009 streeft de SIOD naar een bundeling van een deel van de opsporing UWV en SVB bij de SIOD. Het gaat hierbij om capaciteit ten behoeve van het opsporen van UWV- en SVB fraudes waar bijzondere opsporingsbevoegdheden voor nodig zijn. Daarnaast wordt een zogenaamde «Black Box» ingericht en een risicoanalyse ontwikkeld ten behoeve van de Interventieteams, zodat noodzakelijke bestandskoppelingen kunnen worden gefaciliteerd.

Oplossen vijf onvolkomenheden gesignaleerd door de Algemene Rekenkamer

In het Rapport bij het jaarverslag SZW 2007 heeft de Algemene Rekenkamer vijf onvolkomenheden geconstateerd bij SZW. Het oplossen van deze onvolkomenheden staat centraal. Deze onvolkomenheden betroffen:

  • 1. 
    Financiële administratie in Hermes
  • 2. 
    Financieel beheer Agentschap SZW
  • 3. 
    Contractbeheer
  • 4. 
    Subsidiebeheer
  • 5. 
    Tijdige oplegging en behandeling bezwaar bestuurlijke boetes WAV.

Financiële administratie in Hermes

De verwachting is dat de toezeggingen van de Minister aan de Rekenkamer met betrekking tot het financieel beheer gestand kunnen worden gedaan. De toezeggingen hebben betrekking op de voorschottenadminis-tratie, het vorderingenbeheer, autorisatiebeheer en betalingenbeheer; de interne controle binnen de processen van de financiële administratie en de toetsing van het budgetverbruik en de beoordeling van posten die onderdeel uitmaken van de saldibalans.

Voor het begrotingsjaar 2009 voorziet SZW op twee punten acties die van belang zijn voor het niveau van het financieel beheer. Er vinden in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst verschuivingen plaats tussen verschillende directies waar het gaat om financiële verantwoordelijkheden ten aanzien van de begrotingsuitvoering. Ten tweede wordt de Single European Payments Area (SEPA) ingevoerd ten aanzien van het betaalverkeer. SZW heeft hiertoe de voorbereidingen getroffen en zal dat in 2009 afronden.

Financieel beheer Agentschap SZW

De Algemene Rekenkamer heeft de kwaliteit van het financieel beheer van het Agentschap SZW in 2007 nog als ontoereikend bestempeld. SZW wordt aanbevolen de financiële administratie op korte termijn te actualiseren naar de eindstanden die de auditdienst heeft goedgekeurd. Dit heeft geleid tot een Plan van Aanpak met verbetermaatregelen die ertoe moeten leiden dat de onvolkomenheid in 2009 is opgelost. Het Agentschap heeft al voldaan aan de aanbeveling om op korte termijn de financiële administratie te actualiseren.

Contractbeheer

De Algemene Rekenkamer constateert een onvolkomenheid in het contractbeheer, vooral voor het onvoldoende naleven van de Europese aanbestedingsregels. Er zijn maatregelen genomen om onrechtmatigheden bij nieuwe contracten te voorkomen en om het contractbeheer te verbeteren. Uitgangspunt is om door onder meer nauwgezette contractregistratie de toepassing en naleving van contractbeheer en aanbestedingsregels in 2009 zeker te stellen.

Subsidiebeheer

De Algemene Rekenkamer beschouwde het subsidiebeheer bij SZW in 2007 ondanks aanzienlijke verbeteringen als een onvolkomenheid. Vanaf medio 2008 worden alle nieuwe subsidieregelingen en individuele subsidies op grond van de Kaderwet SZW-subsidies, voor advies voorgelegd aan het Subsidie Expertise Centrum (SEC) van het ministerie. Het SEC is in het leven geroepen om de beleidsdirecties te ondersteunen bij de vormgeving daarvan. Doel daarvan is te komen tot meer uniformiteit en eenvoud, en mede daardoor te voorkomen dat zich (rechtmatig-heids)problemen voordoen. Een deel van de problemen bij het subsidie-beheer doet zich echter niet voor als gevolg van tekortkomingen in de opzet van de subsidieregelingen en -beschikkingen, maar is een gevolg van het niet consequent toepassen van de bestaande regels in de uitvoeringspraktijk. Het SEC kan daar zijdelings invloed op uitoefenen door consequent ook aandacht te vragen voor de uitvoeringspraktijk. Daarnaast zal, om de kwaliteit van (beheer van) bestaande subsidie instrumenten te verbeteren, ook vanuit het management meer en beter worden gestuurd op de kwaliteit van de uitvoering.

Tijdige oplegging en behandeling bezwaar bestuurlijke boetes WAV

SZW heeft in 2007 de wettelijke termijnen, waarbinnen boetes WAV

moeten zijn opgelegd en op bezwaarschriften WAV moet zijn beslist, niet

in voldoende mate kunnen halen.

Door verschuiven van personeel en inzet van extra capaciteit is in beide

gevallen de opgelopen achterstand van begin 2007 omgebogen in een

dalende trend. Dit heeft zich zodanig in 2008 doorgezet dat vóór eind 2008

de achterstanden volledig zullen zijn weggewerkt.

Hiermee zullen in 2009 geen extra maatregelen nodig zijn om de wettelijke

termijnen op beslissingen bestuurlijke boetes WAV te halen.

Duurzame inkoop

Het Ministerie van SZW draagt bij aan de realisatie van de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO) door de criteria uit het Duurzaam Inkopen beleid voor inkopen, zoals beschreven in de begroting van het ministerie van VROM, te implementeren.

HOOFDSTUK 6: BATEN-LASTENDIENSTEN AGENTSCHAP SZW

 

Tabel 6.1 Begroting baten en lasten Agentschap SZW (x € 1 000)

 
     
 

Realisatie

Raming

   
 

2007

2008

2009 2010 2011 2012

2013

Baten

       

Opbrengsten moederdepartement

16 148

17 215

13 400 10 200 9 300 9 000

9 000

Opbrengst overige departementen

Opbrengst derden

Rentebaten

365

1 000

1 000 800 700 500

500

142

100

––––

-

Buitengewone baten Exploitatiebijdrage

Totaal baten

418

1 760

1 400 400

-

17 073

20 075

15 800 11400 10 000 9 500

9 500

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

12 175

14 467

11 100 8 200 7 100 7 000

7 000

– materiële kosten

4 478

4 621

4 200 2 800 2 600 2 200

2 200

Rentelasten

29

45

-

Afschrijvingskosten

       

– Materieel

68

65

   

– Immaterieel

576

600

500 400 300 300

300

Dotaties voorzieningen

16

-

Buitengewone lasten

       

Totaal Lasten

17 342

19 798

15 800 11400 10 000 9 500

9 500

Saldo van baten en lasten

-269

277 0 0 0 0

0

Algemeen

Het Agentschap SZW voert subsidieregelingen uit op het terrein van het sociaal-economische beleid, in het bijzonder op het gebied van Werk en Inkomen. Het gaat hierbij om internationale en nationale subsidieregelingen. De bedrijfsvoering van het Agentschap SZW is zodanig georganiseerd dat de formatie en overhead kan worden aangepast aan de werkbelasting die voortvloeit uit de verkregen opdrachten. Aangezien het voor een aantal regelingen moeilijk te voorspellen is hoe de uitvoering hiervan zich zal ontwikkelen, is het moeilijk om een meerjarenraming van de baten en lasten te geven. In bovenstaande begroting is geen rekening gehouden met eventueel nieuw te acquireren subsidieregelingen. Op basis van de huidige inzichten is de inschatting dat in de komende jaren het aantal en de omvang van de subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert afnemen. Hierdoor is de verwachting dat de omvang van de organisatie op termijn gereduceerd wordt tot circa 60% van de omvang in 2007.

De kernactiviteiten van het Agentschap SZW zijn gericht op de uitvoering van de Europese subsidieregelingen (ESF).

In 2007 is de nieuwe programmaperiode ESF gestart die de periode 2007–2013 beslaat. Ten opzichte van de periode 2000–2006 zijn de ter beschikking gestelde middelen substantieel lager geworden. Dit is de voornaamste reden waarom een inkrimping van de organisatie wordt verwacht. Verhoudingsgewijs kost de uitvoering van ESF 2007–2013 meer tijd dan in de vorige programma-periode. Door de maximale looptijd van 1 jaar zijn er veel meer projecten te behandelen. Tevens is de behandeling

per project intensiever omdat de einddeclaratie niet meer door een externe registeraccountant wordt gecontroleerd. Het Agentschap SZW fungeert voor de uitvoering van ESF periode 2007–2013 als Management-autoriteit. De Certificeringsautoriteit is belegd bij de Dienst Regelingen van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

De uitvoering van de subsidiregelingen ESF en Equal van de programmaperiode 2000–2006 loopt nog door tot medio 2009. Daarna dient de eindafrekening ten behoeve van de Europese Commissie te worden opgesteld, die uiterlijk 31 maart 2010 moet worden ingediend.

Ook de uitvoering van een aantal nationale regelingen zal in de komende jaren afgerond worden of bij andere instanties worden ondergebracht. Deze mutaties zijn meegenomen voor zover deze nu al bekend zijn.

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst van het moederdepartement betreft grotendeels de uitvoering van de Europese subsidies, ESF doelstelling 3, Equal van de programmaperiode 2000–2006 en ESF 2007–2013. Daarnaast worden in opdracht van het moederministerie diverse nationale regelingen uitgevoerd met variërende looptijden.

Opbrengst overige departementen

Agentschap SZW voert de volgende subsidieregelingen in opdracht van

andere departementen uit:

– regeling Kinderopvang in opdracht van het ministerie van Onderwijs,

Cultuur en Wetenschap – bekostiging van de Wet Inburgering in opdracht van het ministerie van

Justitie – Helpdesk Inburgering in opdracht van het ministerie van VROM.

Rentebaten

De rentebaten worden ontvangen over de liquide middelen op de Rekening Courant bij het Ministerie van Financiën. Vanwege het indicatieve karakter van de begroting en de geringe omvang zijn de rentebaten vanaf het jaar 2009 niet begroot.

Buitengewone baten

De onttrekking aan de bestemmingsreserve is verantwoord onder de

buitengewone baten.

Het Agentschap SZW beschikt met instemming van het Ministerie van

Financiën (in 2007 verleend) tot en met 2010 over een geoormerkte

bestemmingsreserve. Deze reserve is bedoeld voor het opvangen van de

(benoemde) kosten voortvloeiend uit de krimp van de organisatie (afloop

ESF 2000–2006 en Equal en start ESF 2007–2013). De kosten die ten laste

van deze bestemmingsreserve kunnen worden gebracht zijn:

– de meerkosten van het inhuren van externe medewerkers

– kosten van employability

– kosten van innovatie om meer plaats- en tijdonafhankelijk werken

mogelijk te maken – kosten van flankerend beleid – kosten van herplaatsingskandidaten – de WW-lasten, voor zover zij voor eigen risico van het Agentschap

SZW komen.

Exploitatiebijdrage

Een exploitatiebijdrage van het moederministerie heeft (in de regel) een tijdelijk karakter. De verwachting is dat het Agentschap SZW in 2008 en volgende jaren geen exploitatiebijdrage zal ontvangen.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten vormen de belangrijkste kostenpost voor het Agentschap SZW. Het verloop van de regelingen en hiermee het aantal activiteiten bepaalt in hoge mate de ontwikkeling in de personele kosten. Het Agentschap SZW hanteert vanaf 1 januari 2007 voor haar organisatie een krimp- en groeimodel. Het huidige personeelbestand bestaat uit een kern van vast en tijdelijk ambtelijk personeel; daarnaast vindt noodzakelijke inhuur van externen plaats. Voor deze laatste categorie zijn voor diverse specialismen mantelcontracten afgesloten.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan uit personeelsgebonden kosten (reis-,

verblijf- en opleidingskosten), huisvestingskosten, automatiseringskosten,

kantoorkosten en de kosten van voorlichting & communicatie en advies &

onderzoek.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op nog lopende investeringsleningen. Vanwege het indicatieve karakter van de begroting en de geringe omvang zijn de rentebaten vanaf het jaar 2009 niet begroot.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen de materiële en immateriële activa. Investeringen die via de out of pocketkosten lopen, worden volledig afgeschreven in het jaar van aanschaf/ontwikkeling (maken ook geen onderdeel uit van de gehanteerde tarieven).

Buitengewone lasten

Het Agentschap SZW verwacht geen buitengewone lasten te realiseren.

Saldo van baten en lasten.

Het saldo van baten en lasten zal in het jaar van ontstaan opgenomen worden in het onverdeelde resultaat. In het jaar daarop wordt het resultaat verwerkt in overeenstemming met het besluit van de eigenaar.

Kasstroomoverzicht

 
       

Tabel 6.2 Kasstroomoverzicht Agentschap SZW (x € 1 000)

 

Realisatie

Raming

         
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

1 Rekening courant RHB 1 januari (incl.

             

deposito)

13 412

4 412

2 682

1 282

882

882

882

2 Totaal operationele kasstroom

-6947

  • 1 318
  • 1 300

-300

100

100

100

3a –/– Totaal investeringen

-748

  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100

3b +/+ totaal boekwaarde des-

             

investeringen

-

-

-

-

-

–-

 

3 Totaal investeringskasstroom

-748

  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100
  • 100

4a –/– eenmalige uitkering aan

             

moederdepartement

-924

   

-

   

-

4b +/+ eenmalige storting door

moederdepartement 4c –/– aflossingen op leningen

             

-381

-312

   

-

 

-

4d +/+ beroep op leenfaciliteit

-

           

4 Totaal financieringskasstroom

  • 1 305

-312 0 0 0 0

0

5 Rekening courant RHB 31 december

             

(incl. deposito)

4 412

2 682

1 282

882

882

882

882

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal. De operationele kasstroom is in de jaren 2008 tot en met 2010 negatief doordat de operationele kosten met betrekking tot de inkrimping en reorganisatie van het Agentschap SZW uit de bestemmingsreserve worden bekostigd (buitengewone baten).

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom wordt bepaald door de geschatte investeringen in materiële en immateriële activa. In het investeringsbedrag dat jaarlijks in het kasstroomoverzicht is opgenomen, zijn niet begrepen de investeringen ten behoeve van de uitvoering van specifieke subsidieregelingen. Deze investeringen blijven kasneutraal omdat deze ten laste van het boekjaar geheel afgeschreven en aan de opdrachtgever in rekening gebracht worden.

Financieringskasstroom

De eenmalige storting aan het moederdepartement komt ten laste van het Eigen Vermogen. De aflossing op leningen heeft betrekking op de aflossing van de lopende leningen.

Doelmatigheid

Het Agentschap SZW streeft naar het leveren van diensten en producten met hoge kwaliteit en optimaal gebruik (zo beperkt mogelijk) van de in te zetten middelen.

Het Agentschap SZW voert 19 verschillende subsidieregelingen uit. De uitvoering wordt afgerekend op basis van de gerealiseerde producten. Met de opdrachtgevers worden jaarlijks op basis van een offerteprocedure

afspraken gemaakt over de te leveren producten, het te verwachten aantal en de per product in rekening te brengen kostprijs. De kostprijs per product wordt jaarlijks berekend aan de hand van de norm voor het aantal aan een product te besteden uren. De normuren per product worden vermenigvuldigd met het door de eigenaar goedgekeurde integrale kostentarief.

Per subsidieregeling wordt een aantal producten geleverd. In algemene zin kunnen de volgende productgroepen worden onderscheiden:

  • a. 
    basislast (niet project-gerelateerd)
  • b. 
    intake en ontvankelijkheid subsidie-aanvragen
  • c. 
    afhandelen subsidie-aanvragen
  • d. 
    monitoren subsidie-projecten
  • e. 
    overig beheer (wel project-gerelateerd, overige activiteiten)
  • f. 
    afhandelen einddeclaraties
  • g. 
    afhandelen bezwaarprocedures h. afhandelen beroepsprocedures.

Afhankelijk van de complexiteit van de regelgeving varieert de product-prijs van deze producten per subsidieregeling aanzienlijk.

Er is voor gekozen om het integrale kostentarief per medewerker aan te merken als belangrijkste graadmeter voor de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van het Agentschap SZW. Het Agentschap levert namelijk een groot aantal verschillende producten, met een grote variatie van kostprijzen per product. Bovendien zijn de producten niet constant. Ingegeven door nationale of Europese regelgeving en door specifieke wensen van de verschillende opdrachtgevers zijn de normuren voor de verschillende producten aan verandering onderhevig. Hierdoor zijn de kostprijzen van de verschillende producten in de opeenvolgende jaren niet goed vergelijkbaar.

Uit onderstaande tabel blijkt de ontwikkeling op de relevante indicatoren met betrekking tot de doelmatigheid. De dalende uurtarieven en de toenemende productiviteit in combinatie met het gerealiseerde jaarresultaat in de afgelopen jaren duiden op een toename van de doelmatigheid.

 

Tabel 6.3 Kengetallen in verband met verbetering van de doelmatigheid

     
     

Doelstelling

Realisatie 2006

Realisatie 2007

Streefwaarden 2008 (jaarwerkplan)

  • 1. 
    Gem.tarief per medewerker per direct uur

€ 72,92

€ 75,90

€ 72,86

  • 2. 
    Verhouding directe /indirecte uren

76%:24%

76%:24%

74%:26%

  • 3. 
    Productiviteit (verh. dir./totale uren)

60%

60%

60%

  • 4. 
    Loonkosten per fte

€ 61 201

€ 67 495

€ 65 473

  • 5. 
    Materiële kosten per fte

€ 18 155

€ 17 400

€ 18 432

  • 6. 
    Omzet per fte

€ 83 244

€ 81 193

€ 83 652

  • 7. 
    Resultaat

€ 924 000

-€ 269 000

€ 0

Op dit moment is het niet mogelijk om een voorspelling te doen met betrekking tot de ontwikkeling in de komende jaren van de kengetallen in verband met de verbetering van de doelmatigheid na 2008. Ook de ontwikkeling van de omzet per productgroep is moeilijk te voorspellen. De reden hiervoor is dat:

– het Agentschap SZW te maken krijgt met een aanzienlijke daling van de workload doordat een aantal uitgevoerde subsidieregelingen aflopen. Hierdoor zal de omvang van het Agentschap SZW naar verwachting op termijn afnemen, waardoor verlies van schaalvoordeel zal optreden. Het is moeilijk te voorspellen welke consequenties dit heeft op de ontwikkeling van de integrale kostprijs;

– tevens is, anticiperend op de krimp van het Agentschap SZW, een reorganisatie in gang gezet.

Wel is, op verzoek van de eigenaar, een schatting gemaakt van het verwachte integrale kostentarief voor 2009. Voor 2009 is – in de tarieven-notitie 2008 – een verwacht integraal kostentarief van € 75,73 genoemd. Ten opzichte van 2008 is dit een stijging van 7,1%. De verklaring hiervoor is het verlies van schaalvoordelen vanaf 2009. Tevens is het tarief in 2008 kunstmatig laag gehouden door de inzet van de bestemmingsreserve voor externe inhuur.

INSPECTIE WERK EN INKOMEN

 

Tabel 6.4 Begroting baten

en lasten (x

€ 1

000)

   

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Baten

               

Opbrengst kerndepartement

 

22 861

22 401

21 984

21 194

21 194

21 206

21 206

Opbrengst overige departementen

     

-

   

-

Rentebaten Buitengewone baten Vrijval voorziening Exploitatiebijdrage

 

573

450

250

200

170

150

130

 

1 753

101

   

-

 

-

Totaal baten

 

25 187

22 952

22 234

21 394

21 364

21 356

21 336

Lasten

               

Apparaatskosten

               

– Personele kosten

 

17 087

16 010

16 500

15 360

15 360

15 360

15 360

– Materiële kosten

 

5 289

5 345

5 040

4 580

4 580

4 580

4 580

Rentelasten

 

206

120

80

60

40

30

20

Afschrijvingskosten

               

– Materieel – Immaterieel Dotaties voorzieningen Buitengewone lasten

 

151

60

60

60

60

60

60

 

97

167

   

-

 

-

Totaal lasten

 

22 830

21 702

21 680

20 060

20 040

20 030

20 020

Saldo van baten en lasten

 

2 357

1 250

554

1 334

1 324

1 3261 31

De kolom 2007 in de tabel bevat de cijfers uit de jaarrekening 2007 van de inspectie. De kolom 2008 bevat ramingen van de baten en lasten conform de 1e managementrapportage 2008 van IWI.

In deze begroting is rekening gehouden met de formatiereductie als gevolg van de taakstelling van het kabinet. De eventuele gevolgen van besluitvorming op het advies over interbestuurlijk toezicht van de Commissie Oosting is nog niet in deze begroting verwerkt.

Toelichting bij de begroting van baten en lasten

Baten

Opbrengst voor kerndepartement

De opbrengst kerndepartement voor de jaren 2009 tot en met 2013 is gebaseerd op het actuele budgettaire kader voor IWI, waarop enkele bijstellingen hebben plaatsgevonden, zoals de besparing op de huurkosten van het Rijksverzamelkantoor Beatrixkwartier ten opzichte van het CentreCourt, de bijdrage van de inspectie in de kosten van Europese aanbestedingen en de loonbijstelling voor 2008. De begrote opbrengst is derhalve in het loon- en prijsniveau van 2008.

Om bij te dragen aan de verbetering van beleid, de uitvoering en de

sturing maakt de inspectie verschillende producten:

– toezichtbaarheidstoetsen (T-toetsen) waarin de inspectie de minister of

de staatssecretaris informeert of het mogelijk is adequaat toezicht te

houden op nieuwe regelgeving; – monitors (of risicoanalyses) waarin de inspectie systematisch

gegevens verzamelt over de uitvoering. Monitoring is een instrument

om te bepalen waar zich de belangrijkste risico’s bevinden en op welk

moment een toezichtonderzoek nodig is; – rapporten en verkennende studies waarin de inspectie de resultaten

van onderzoek presenteert; – expertisebijdragen, in de vorm adviezen, signalen en informatie, die de

bewindslieden van SZW kunnen gebruiken voor verbetering van het

beleid en de uitvoering.

Om de medewerkers zo doelmatig mogelijk in te zetten voert de inspectie niet alleen risicoanalyses uit maar bepaalt zij ook vooraf hoe de onderzoekscapaciteit ingezet wordt op de diverse producten. De nu nog voorlopige planning voor 2009 leidt tot de volgende omzet per productgroep.

 

Tabel 6.5 Omzet per productgroep (x € 1 000)

 
 

T-toetsen

440

Monitoring

3 300

Expertise

660

Rapporten en verkennende studies

17 584

Totaal

21 984

Een deel van de rapporten en verkennende studies wordt geprogrammeerd in het openbare jaarplan, een deel volgt uit wettelijke verplichtingen (bijvoorbeeld het jaarverslag waarin IWI een oordeel geeft over de werking van het stelsel van sociale zekerheid) en een deel wordt in het jaar zelf geprogrammeerd om aan te sluiten bij de actualiteit (onvoorzien). Eind 2008 werkt IWI het jaarplan en de begroting uit in de tarievennota. Op dat moment wordt de planning verder ingevuld. De inspecteur-generaal bespreekt de tarievennota met de secretaris-generaal.

In de opbrengst kerndepartement voor de jaren 2007 en 2008 zijn tevens de (geraamde) mutaties in de omvang van het onderhanden werk aan het eind van het boekjaar verwerkt.

Rentebaten

De rentebaten hebben betrekking op de rekening courant en de depositorekeningen bij het Ministerie van Financiën. Het rentepercentage op de rekening courant is variabel en voor deposito’s afhankelijk van de looptijd.

Lasten

Algemeen

De lasten bestaan uit de apparaatskosten (personele en materiële kosten), de rentelasten, de afschrijving van materiële vaste activa en een dotatie aan de voorzieningen.

Apparaatskosten

Personele kosten

De personele kosten ad € 16,5 mln bestaan voor het overgrote deel uit kosten voor salarissen en sociale lasten. Daarnaast zijn bedragen opgenomen voor de inhuur van personeel en externe deskundigen, voor uit te besteden onderzoeken, rechtspositionele regelingen, opleidingen en overige personeelskosten.

Voor de uitvoering van het jaarplan 2009 gaat de inspectie uit van een formatie van 193,6 fte’s. Deze formatie is gebaseerd op het O&F-rapport van de in mei 2007 geïmplementeerde reorganisatie, rekening houdend met enkele mutaties zoals de overgang van 6,0 fte naar de Inspectie van het Onderwijs.

Voor enkele boventallige, veelal gedetacheerde medewerkers, is geen begrotingsvoorziening opgenomen. Deze worden gefinancierd uit de openstaande vacatureruimte. Bij huidig inzicht zal de formatie in 2010 verder worden verlaagd tot 178,6 fte.

Van de in het O&F-rapport opgenomen formatieplaatsen zijn 124,0 fte’s voor toezichtmedewerkers en 16,0 fte’s voor stafmedewerkers die een bijdrage leveren aan de externe producten van IWI.

De salariskosten zijn op het salarisniveau van 2008.

De formatie van de inspectie neemt tot 2010 fors af. Mede als gevolg van het mobiliteitsbeleid is de feitelijke bezetting thans lager dan de formatie. Ook zijn meerdere medewerkers buiten de inspectie gedetacheerd. Voor de uitvoering van projecten wordt daarom regelmatig externe capaciteit ingehuurd. Hiervoor is € 300 000 in de begroting opgenomen. De begrotingsposten voor de inhuur van externe deskundigen en uitbestede projecten zijn ieder verlaagd met € 100 000 tot respectievelijk € 700 000 en € 200 000. In de tweede helft van 2008 zal een nadere bezinning op de taken en organisatie van IWI plaatsvinden. Dit kan tot een aanpassing bij de voorjaarsnota 2009 leiden.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan voor € 1,1 mln uit kosten voor automatisering en ICT, € 2,76 mln voor huisvestingskosten en € 1,18 mln voor bureaukosten.

De automatiseringskosten komen hoger uit dan begroot voor 2008. Dit komt door de doorbelasting door de RGD van de kosten van de ICT-investeringen in het Rijksverzamelkantoor en het beheer van het netwerk. Daarnaast is voorzien in de kosten van de service level agreement (SLA) voor kantoorautomatisering die de inspectie heeft afgesloten met de

directie ICT Diensten van het kerndepartement. Voor de vervanging van het plannings- en tijdregistratiesysteem van IWI is een stelpost opgenomen.

In vergelijking met de begroting 2008 komen de huisvestingskosten hoger uit als gevolg van de kosten van facilitaire dienstverlening in het Rijks-verzamelkantoor. Door de afname van het personeelsbestand zal de behoefte aan kantoorruimte de komende jaren afnemen waardoor een besparing op de huisvestingskosten gerealiseerd kan worden.

De bureaukosten betreffen onder meer de kosten van kantoorbenodigdheden, telefoon, porti, voorlichting, dienstreizen en overige kosten. Na de verhuizing van de inspectie naar het Rijksverzamelkantoor zijn de kosten van kantoormachines en catering begrepen in de kosten van facilitaire dienstverlening. Hiertegenover staat dat in deze rubriek een stelpost is opgenomen voor facilitaire diensten buiten het standaardpakket. Per saldo komen de bureaukosten € 180 000 lager uit dan begroot voor 2008.

Rentelasten

De rentelasten betreffen een dotatie aan de voorziening voor wachtgeldverplichtingen en zijn gebaseerd op het gemiddelde saldo van de voorziening tegen een gemiddeld rentepercentage op deposito’s. Deze post zal de komende jaren geleidelijk afnemen, evenredig aan de afname van de omvang van de voorziening.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingstermijnen voor materiële vaste activa zijn afhankelijk van de economische levensduur van de activaposten 3, 5 of 8 jaar. In het Rijksverzamelkantoor huurt de inspectie kantoorruimte inclusief standaard werkplekmeubilair. Extra meubilair boven de standaard komt voor rekening van de inspectie en wordt in 8 jaar afgeschreven.

Saldo van baten en lasten

De begroting 2009 sluit met een positief saldo van baten en lasten ad

€ 554 000.

De (meerjaren-)begroting 2009 tot en met 2013 is geheel op het loon- en

prijsniveau van 2008. De voorlopige bestemming van de batige saldi is dat

deze zullen terugvloeien naar het kerndepartement.

De batige saldi zullen naar verwachting de komende jaren leiden tot een

lagere tariefstelling.

 

Tabel 6.6 Kasstroomoverzicht IWI (x € 1 000)

 
 

realisatie

     
 

2007

2008

2009 2010 2011 2012

2013

1 Rekening courant RIC 1 januari

16 150

16 030

13728 11680 11483 10721

10 392

2 Totaal operationele kasstroom

567

-/- 403

-/- 764 375 596 1015

1 115

-/– Totaal investeringen

-/- 26

-/- 120

––––

-

+/+ Totaal boekwaarde des-

       

investeringen

198

9----

-

3 Totaal investeringskasstroom

172

-/- 111

----

 

-/- Eenmalige uitkering aan kern-

       

departement

-/- 859

-/- 1 788

-/- 1 284 -/- 572 -/- 1 358 -/- 1 344

-/- 1 339

+/+ Eenmalige storting door kerndepartement

   

-/- Aflossing op leningen +/+ Beroep op leenfaciliteit

   

––––

4 Totaal financieringskosten

-/- 859

-/- 1 788

-/- 1 284 -/- 572 -/- 1 358 -/- 1 344

-/- 1 339

5 Rekening courant RIC 31 december

16 030

13 728

11680 11483 10 721 10 392

10 168

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit de mutaties op de verschillende

voorzieningen, de afschrijvingen en de begrote saldi van baten en lasten.

Investeringskasstroom

De investeringen 2008 betreffen voornamelijk de aanschaf van werkplekmeubilair (als aanvulling op het standaardwerkplekmeubilair) in het nieuwe kantoorpand.

Financieringskasstroom

De eenmalige uitkering aan het kerndepartement betreft de terugbetaling

van het geraamde positieve resultaat van het voorafgaande jaar.

Saldo rekening courant

In het saldo rekening courant is begrepen de dekking voor de voorzieningen voor wachtgeld en reorganisaties (buiten het tarief om) en de exploitatiereserve. Deze middelen, alsmede een deel van het werkkapitaal dat niet direct nodig is voor de bedrijfsvoering, worden tijdelijk weggezet op een depositorekening bij het Ministerie van Financiën.

Doelmatigheid

De hoofddoelstelling van de invoering van batenlastendiensten is het streven naar een grotere doelmatigheid. IWI streeft dan ook naar betere prestaties, bij een optimaal gebruik van de ingezette middelen. Als gevolg van de reductietaakstelling van het kabinet en de besluitvorming over het rapport van de Commissie Oosting zal de omvang van de inspectie de komende jaren afnemen.

 

Tabel 6.7 Doelmatigheidskengetallen

 
       

Prognose

     
 

Realisatie

   

/ norm

     
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Directe productiviteit toezicht-

             

medewerkers (%)

56

64

65

70

72,5

75

75

Voorcalculatorisch tarief per uur (€ op

             

loon- en prijsniveau 2008)

157

157

144

141

136

132

132

Binnen het afgesproken jaar afgeronde

             

producten (%)

79

83

87

98

100

100

100

Vanaf 2007 worden de direct productieve uren van stafmedewerkers toegerekend aan de producten van IWI. Mede hierdoor komt het uurtarief in 2007 lager uit dan in 2006.

Ook in 2009 zal IWI blijven streven naar een verdere verbetering van de directe productiviteit en verlaging van de indirecte kosten. Binnen het kader van de Inspectieraad werkt IWI samen met andere inspecties aan de vernieuwing van het toezicht met het doel het toezicht effectiever en efficiënter te maken. IWI hanteert de zes principes van goed toezicht uit de Kaderstellende Visie op Toezicht en sluit de inhoudelijke thema’s van het toezicht aan bij politieke en maatschappelijke ontwikkelingen.

Ondanks dat de inspectie geen kwaliteitskengetallen heeft, zijn de

afgelopen jaren belangrijke stappen gezet ter bevordering van de kwaliteit

van de prestaties, zoals:

– De invoering van programmamanagement. In haar zes toezicht-programma’s legt de inspectie meer nadruk op inhoudelijke samenhang, samenwerking en verbinding met de omgeving;

– Het programmamanagement is gericht op het bereiken van effecten van toezicht;

– De nieuwe werkwijze (actief luisteren en inspelen op ontwikkelingen) leidt tot een nieuwe productenmix. Meer interactieve bijeenkomsten zoals symposia, waarop kennis wordt uitgewisseld en minder rapporten;

– Het starten van een kenniskring op het gebied van methoden en

technieken van onderzoek, met als doel innovatie en kwaliteitsborging;

– Grote groepen medewerkers hebben opleidingen gevolgd, zoals

opleidingen politiek bestuurlijke gevoeligheden, sociale vaardigheden, helder rapporteren, intervisie, feedback en methoden en technieken van onderzoek.

Ter verdere bevordering van de kwaliteit worden in 2009 de volgende

stappen gezet:

– Het toezicht wordt langs de programmalijnen uitgevoerd;

– Binnen de programma’s wordt het projectmatig werken verder

aangescherpt met het uitgangspunt dat deadlines worden gehaald en gewenste output wordt opgeleverd;

– Implementatie van effectmeting:

– In elk project staat het beoogde effect centraal. Het behaalde effect wordt getoetst bij de externe partijen;

– Het opdoen van ervaring hoe het realiseren van effect ingepland kan worden;

– Het ontwikkelen van een methodiek voor het meten van klanttevredenheid (in I-Raad verband);

Ontwikkelen van een strategisch HRM-plan, waarin de ambities van de inspectie over de vernieuwing van het toezicht en de doelen voor wat betreft de formatie worden samengebracht. Dit HRM-plan is vooral gericht op het op koers houden van de organisatieontwikkeling. Aan de orde komen onder meer het opleidings- en mobilitietsbeleid, detacheringen en trainingen on the job.

Nadere invulling van het informatiebeleid met als speerpunten: kennisdeling, een nieuw digitaal archief en managementinformatiesysteem en verbetering van het intranet.

HOOFDSTUK 7: VERDIEPINGSBIJLAGE Artikel 41: Inkomensbeleid

 

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)

 
 
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

673

1 475

756

759

759

759

759

Nieuwe mutaties:

0

- 1

904

0

0

0

0

Operationele doelstelling 2

  • 1. 
    Budgettair neutrale herschikkingen 0

-1 0 0 0 0

0

Apparaatuitgaven

  • 2. 
    Toerekening Personeel
  • 3. 
    Toerekening Materieel

0 0

0 0

816 0 0 0 88 0 0 0

0 0

Stand ontwerpbegroting 2009

673

1 474

1 660

759

759

759

759

Nieuwe mutaties

  • 1. 
    Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

2 en 3. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Artikel 42: Arbeidsparticipatie

 

Artikel 42: Arbeidsparticipatie (x € 1 000)

 

Opbouw uitgaven

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

26 487

47 479

19 586

20 047

22 047

17 000

17 000

Mutatie 1e suppletore begroting

0

-9 185

  • 11 514

-8 702

-8 004

  • 2 000
  • 2 000

Nieuwe mutaties:

0

-881

18 510

-2 045

- 1 998

401

401

Operationele doelstelling 3

             
  • 1. 
    Loon- prijsbijstelling 2008

0

540

344

355

402

401

401

  • 2. 
    Naar Jeugd en Gezin

0

  • 668 0 0 0 0

0

  • 3. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

0

-753 0 0 0 0

0

3a. Diversiteitsbeleid

0

0

  • 2 400
  • 2 400
  • 2 400

0

0

Apparaatuitgaven

             
  • 4. 
    Toerekening Personeel

0

0

18 096

0

0

0

0

  • 5. 
    Toerekening Materieel

0

0

2 470

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2009

26487

37 413

26582

9 300

12 045

15 401

15 401

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling

2008.

2.

3.

4 en 5.

3a.

Voor de afwikkeling van oude verplichtingen van de campussen

worden middelen overgeboekt naar de programmabegroting

Jeugd en Gezin.

Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de

apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Overboeking naar BZK in verband met diversiteitsbeleid.

 

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)

 
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Hogere boeteopbrengsten WML

Stand ontwerpbegroting 2009

19 431

0 0

19 431

15 545

7 500 7 500

23 045

14 798

4 100 4 100

18 898

14 885

4 100 4 100

18 985

14 885

4 100 4 100

18 985

14 885

4 100 4 100

18 985

14 885

4 100 4 100

18 985

Nieuwe mutaties: 1.

De raming van de boeteopbrengsten WML is op basis van uitvoeringsgegevens aangepast.

Artikel 43: Arbeidsverhoudingen

 

Opbouw uitgaven (

Euro * 1 000)

           
   
 

2007

2008

2009 2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

12 972

23 339

5 680 6 676

10 677

11 677

18 677

Mutatie 1e suppletore begroting

0

1 274

3 975 - 39

  • 57
  • 58
  • 58

Nieuwe mutaties:

0

404

16 773 - 937

-4 962

- 5 962

- 12 962

Operationele doelstelling 1

  • 1. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 2. 
    Uitboeken ontslagvergoeding

0 0

12 0

12 12 0 - 1 000

12 - 5 000

12 - 6 000

12 - 13 000

Operationele doelstelling 3

  • 3. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 4. 
    kasschuif voorlichting TDP
  • 5. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

088888 0 0-25 25 0 0 0 250 0 0 0 0

8

0 0

Operationele doelstelling 4 6. Loonprijsbijstelling 2008

0

20

18 18

18

18

18

Operationele doelstelling 5

  • 7. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

0

114 0 0 0 0

0

Apparaatuitgaven

  • 8. 
    Toerekening Personeel
  • 9. 
    Toerekening Materieel

0 0

0 0

14918 0 1 842 0

0 0

0 0

0 0

Stand ontwerpbegroting 2009

12 972

25 017

26 428 5 700

5 658

5 657

5 657

Nieuwe mutaties:

1, 3 en 6. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

  • 2. 
    De gereserveerde middelen voor uitgaven in het kader van de ontslagvergoeding worden uitgeboekt.
  • 4. 
    Om aan te sluiten op de financiering van de voorlichtings-

campagne TDP dient een kasschuif te worden verwerkt.

5 en 7. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

8 en 9. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

 

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)

 
 
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Lagere boeteopbrengsten WAV

Stand ontwerpbegroting 2009

998

0 0

998

1 307 1 228 1 228 1 228 1 228

-200 0 0 0 0 - 200 0 0 0 0

1 107 1 228 1 228 1 228 1 228

1 228

0 0

1 228

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    De geraamde boeteopbrengsten zijn op basis van uitvoeringsge-

vens bijgesteld.

Artikel 44: Arbeidsomstandigheden en Verzuim

 
                 

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)

 
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

84 463

72 701

24 116

24 366

24 068

24 068

24 068

Mutatie 1e suppletore begroting

0

2 710

  • 632
  • 1 577
  • 1 576
  • 1 576
  • 1 576

Nieuwe mutaties:

0

152

41 346

650

650

650

650

Operationele doelstelling 1

  • 1. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 2. 
    van VWS preventie van valgevaar
  • 3. 
    naar VWS werkpr. Gezondheidsraad
  • 4. 
    naar LNV bijdrage CTB
  • 5. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

0 0 0 0 0

826 642 650 650 650 100 0 0 0 0

  • 854 0 0 0 0
  • 245 0 0 0 0 325 0 0 0 0

650 0 0 0 0

Apparaatuitgaven

  • 6. 
    Toerekening Personeel
  • 7. 
    Toerekening Materieel

0 0

0 0

35 875 4 829

0 0

0 0

0 0

0 0

Stand ontwerpbegroting 2009

84 463

75 563

64 830

23 439

23 142

23 142

23 142

Nieuwe mutaties: 1.

De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

  • 2. 
    Overboeking van VWS als bijdrage in de kosten van het interdepartementale letselpreventieproject «preventie van valgevaar».
  • 3. 
    Overboeking naar VWS als bijdrage in de kosten van het werkprogramma van de Gezondheidsraad.
  • 4. 
    Overboeking naar LNV als SZW-bijdrage in de kosten van de Commissie Toelatingsbeleid Bestrijdingsmiddelen (CTB).
  • 5. 
    Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting. 6 en 7. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de

apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

 

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000

)

 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

5 251

5 132

5 132

5 132

5 132

5 132

5 132

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Hogere boeteopbrengsten

2 400 2 400

0000                           0

0000                        0

Stand ontwerpbegroting 2009

5 251

7 532

5 132

5 132

5 132

5 132

5 132

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    De bestuurlijke boetes als gevolg van overtredingen op de

Arbowet zullen naar verwachting hoger zijn dan geraamd.

Artikel 45: Pensioenbeleid

 

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)

       
   
 

2007

2008 2009 2010 2011 2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

86 347

2 390 398 399 399 399

399

Mutatie 1e suppletore begroting

0

22 0 0 0 0

0

Nieuwe mutaties:

0

19 1491 4 4 4

4

Operationele doelstelling 1

     
  • 1. 
    Loonprijsbijstelling 2008

044444

4

  • 2. 
    Budgettair neurale herschikkingen

0

15 0 0 0 0

0

Apparaatuitgaven

     
  • 3. 
    Toerekening Personeel

0

0 1 373 0 0 0

0

  • 4. 
    Toerekening Materieel

0

0 114 0 0 0

0

Stand ontwerpbegroting 2009

86347

2 431 1 889 403 403 403

403

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.
  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting. 3 en 4. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de

apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Artikel 46: Inkomensbescherming met Activering

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008 Mutatie 1e suppletore begroting Nieuwe mutaties: Operationele doelstelling 3

Wajong uitkeringslasten

  • 1. 
    JuniNota UWV
  • 2. 
    Nieuwe Wajong
  • 3. 
    Tegemoetkoming AO
  • 4. 
    Loonprijsbijstelling 2008

Wajong uitvoeringskosten

  • 5. 
    juninota UWV
  • 6. 
    Herijking Lightmodel UWV
  • 7. 
    Nieuwe Wajong
  • 8. 
    Loonprijsbijstelling 2008

Operationele doelstelling 4

Tbiauitkeringslasten

  • 9. 
    Loonprijsbijstelling 2008

Tri uitkeringslasten

  • 10. 
    Juninota UWV
  • 11. 
    Loonprijsbijstelling 2008

Tbiauitvoeringskosten

  • 12. 
    Loonprijsbijstelling 2008

Tri uitvoeringskosten

  • 13. 
    Loonprijsbijstelling 2008

Operationele doelstelling 5

WWB

  • 14. 
    Uitvoering/conjunctuur WWB <65 jaar
  • 15. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 16. 
    Bijstellingen ivm Wij
  • 17. 
    Overboeking van aanvullende post Wij
  • 18. 
    Overboeking naar Wij
  • 19. 
    Uitvoering WWB> 65jaar
  • 20. 
    Overboeking naar artikel 49
  • 21. 
    Generaal pardon
  • 22. 
    Uitname langdurigheidstoeslag
  • 23. 
    Partneralimentatie
  • 24. 
    Vazalo

IOAW

  • 25. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 26. 
    Uitvoering IOAW
  • 27. 
    Nabetalingen

IOAZ

  • 28. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 29. 
    Uitvoering IOAZ
  • 30. 
    Nabetalingen

6 270 136 6 105 261 6 020 660 5 988 805 6 131680 6 182 524         6 280 073

0           129 010           168 608           227 231           259 817           288 162            346 917

0          227 906          313 042           141301           139 888           181162            167 320

 

0

15 689

18 610

19 994

21 380

22 764

24 033

0

0

0

-8 000

  • 20 000
  • 37 000
  • 57 000

0

0

63 061

67 197

71 331

75 467

79 258

0

72 142

76 088

81 588

87 723

92 903

97 719

0

0

59

59

-38

-38

  • 39

0

8 000

7 965

8 772

9 456

10 139

10 653

0

0

17 000

6 000

21 000

28 000

34 000

0

1 971

2017

1 724

1 429

1 467

1 494

161

0 517

150

138

124

107

5 000                      0                      0                      0

530                      0                      0                      0

065432

70

36                      7                      0                      0

91

 

0

0

0

0

0

  • 50 806
  • 50 580

0

119 254

113 430

110 000

110 216

103 485

104 159

0

0

53 000

70 900

35 700

42 000

42 000

0

0

4 000

17 400

50 700

138 400

138 400

0

0

  • 16 700
  • 83 600
  • 133 700
  • 133 700
  • 133 700

0

0

0

0

0

4 619

4619

0

0

0

  • 193 100
  • 208 200
  • 222 500
  • 238 800

0

  • 6 950
  • 5 620

-4 430

-3 880

  • 3 320

-3 320

0

0

  • 40 000
  • 40 000
  • 40 000
  • 40 000
  • 40 000

0

0

200

372

  • 154

-30

2 128

0

0

19 000

38 000

56 000

75 000

75 000

0

3 662

3 985

4 586

5 473

5 993

5 993

0

  • 25 379
  • 21 231
  • 22 464
  • 24 284
  • 25 352
  • 25 352

0

3 500

0000

0

0

1 132

1 135

1 138

1 142

1 143

1 143

0

-7 049

-7 584

  • 6 135
  • 6 258
  • 6 286
  • 6 286

0

2 200

0000

0

0

2

0

0

 

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)

 
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Bijstand zelfstandigen

  • 31. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 32. 
    Uitvoering BBZ
  • 33. 
    Nabetalingen

0 0 0

173 14 850 28 100

173 173 173 173

26 256 29 840 29 839 29 839

0000

173

29 839

0

VAZALO

  • 34. 
    Afboeken WWB-deel
  • 35. 
    Vazalo vanaf 1-1-2011

0 0

0 0

  • 19 000 0
  • 38 000 0
  • 56 000 0

-75 000 13 000

  • 75 000 16 000

Bijstand Overig

  • 36. 
    Toetsingscommissie 0
  • 37. 
    Budgettair neutrale herschikking 0

0 0 1 000 1 000 1 000 - 30 0 0 0 0

1 000 0

WWIK uitkeringslasten

  • 38. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 39. 
    Uitvoering WWIK

0 0

1 383 - 5 148

1 428 - 5 216

1 473 - 5 298

1 517 - 5 367

1 562 - 5 432

1 610 - 5 480

WWIK uitvoeringskosten

  • 40. 
    Loonprijsbijstelling 2008 0
  • 41. 
    Uitvoering WWIK uitvoeringskosten 0

167 - 522

167 -322

167 -322

167 - 322

167 - 322

167 -322

Wet investeren in jongeren 42. Inkomensvoorziening Wij

0

0

16 700

83 600

133 700

133 700

133 700

Handhaving

  • 43. 
    Overboeking Verzameluitk. SZW 0

0

  • 1 500
  • 1 500

0

0

0

Overig

  • 44. 
    Loonprijsbijstelling 2008 0
  • 45. 
    Budgettair neutrale herschikking 0

57 57 18 18 18 - 50 0 0 0 0

18 0

Apparaatuitgaven

  • 46. 
    Toerekening Personeel
  • 47. 
    Toerekening Materieel

0 0

0 0

9 772 0 0 0 391 0 0 0

0 0

Stand ontwerpbegroting 2009

6270 136

6462 177

6502 310

6357 337

6531 385

6651 848

6794 310

Nieuwe mutaties:

1, 5 en 10. De ramingen zijn aangepast op basis van uitvoeringsgegevens van het UWV.

2 en 7. De omslag van het beleid voor jonggehandicapten die een beroep doen op de Wajong van vaststelling van mate van arbeidsongeschiktheid naar het creëren van mogelijkheden om te participeren leidt enerzijds tot hogere uitvoeringskosten maar anderzijds tot lagere uitkeringslasten.

Beoogde invoeringsdatum van de nieuwe Wajong is 1 januari 2010, maar de meeste implementatiekosten worden in 2009 gemaakt.

  • 3. 
    Ter compensatie van de afschaffing van de buitengewone uitgaven (BU-regeling) ontvangen arbeidsongeschikten (waaronder Wajongers) met ingang van 2009 een tegemoetkoming.

4, 8, 9, 11, 12, 13, 15, 25, 28, 31, 38, 40 en 44. De ramingen zijn aangepast

voor de loon- en prijsbijstelling 2008

  • 6. 
    De herijking van het light model UWV leidt tot een herverdeling

over de uitvoeringskosten van de regelingen die het UWV uitvoert.

  • 14. 
    Het volume en de gemiddelde uitkering van de WWB zijn

bijgesteld op basis van uitvoeringsgegevens; het volume is ook aangepast op basis van nieuwe informatie over de conjunctuur.

  • 16. 
    De ramingen aangaande de Wij zijn aangepast; het betreft onder meer een verschuiving van de invoeringsdatum naar 1 juli 2009.
  • 17. 
    Op basis van het wetsvoorstel investeren in jongeren zijn de middelen van de betreffende aanvullende post verdeeld over OCW en SZW.

18 en 42. De middelen voor de inkomensvoorziening investeren in

jongeren zijn overgeboekt naar een apart sub-artikelonderdeel.

  • 19. 
    Op basis van uitvoeringsgegevens is de raming van het volume van de WWB 65-plus naar boven bijgesteld.
  • 20. 
    De SVB wordt vanaf 2010 verantwoordelijk voor de uitvoering van de WWB 65-plus. De geraamde middelen voor deze doelgroep worden daarom vanuit het macrobudget Inkomens-deel WWB overgeheveld naar art. 49.
  • 21. 
    De raming van het Generaal Pardon is aangepast conform de brief aan de Tweede Kamer van 1 april 2008.
  • 22. 
    De langdurigheidstoeslag wordt per 2009 gedecentraliseerd. Bijbehorende middelen worden overgeheveld naar het gemeentefonds.
  • 23. 
    Dit betreft een beperkte correctie van de ingeboekte bedragen voor de partneralimentatie.

24 en 34. Tegenboeking besparing bijstandslasten die zouden optreden als gevolg van wetsvoorstel Vazalo dat is uitgesteld naar aanleiding van nieuw experiment.

26, 29, 32, 39 en 41. Op basis van de meest recente uitvoeringsgegevens

zijn de ramingen bijgesteld.

27, 30 en 33. Er zijn nabetalingen gedaan over voorgaande jaren.

  • 35. 
    Dit betreft de verwachte kosten in verband met het wetsvoorstel Vazalo wanneer op basis van de uitkomsten van het experiment, wordt besloten tot invoering van Vazalo.
  • 36. 
    Een opwaartse bijstelling van de uitgaven naar aanleiding van uitvoeringsgegevens.

37 en 45. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting. 43.            Overboeking naar artikel 98 in verband met de invoering van de

«Verzameluitkering SZW» vanaf 2009. 46 en 47. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de

apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

 

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)

 
   

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

98 317

00000

Nieuwe mutaties: 1. Diverse restituties

53 100 53 100

0000                           0

0000                            0

Stand ontwerpbegroting 2009

98 317

53 100

0000

Nieuwe mutaties:

0

0

De restituties hebben betrekking op verrekeningen inzake betaalde rijksvergoedingen in voorgaande dienstjaren.

Artikel 47: Re-integratie

 
                 

Artikel 47: Re-integratie (x € 1 000)

 

Opbouw uitgaven

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

2 034 149

2 059 646

1 964 856

1 637 156

1 524 707

1 532 896

1 532 896

Mutatie 1e suppletore begroting

0

175 005

134 518

103 514

48 170

26 186

26 186

Nieuwe mutaties:

0

10 330

215 778

734 866

645 786

613 451

599 451

Operationele doelstelling 1

             

CWI

  • 1. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 2. 
    Schuif UWV naar CWI
  • 3. 
    Transformatieproblematiek CWI/UWV
  • 4. 
    Van Gemeentefonds besparing SUWI keten

0 0

0

0

6 003 - 1 341

0

0

5 574 - 5 807

35 000

25 000

5 160 -8 344

0

45 000

4 996 20 492

0

60 000

5 364 0

0

63 000

5 364 0

0

63 000

BKWI

  • 5. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 6. 
    Handhavingsprogramma werk-platform

0 0

266 1 000

266 1 000

266 1 000

266 1 000

266 0

266 0

Operationele doelstelling 2

             

Flexibel Re-integratiebudget

  • 7. 
    Participatiebudget inburgering WWI
  • 8. 
    Participatiebudget educatie OCW

0 0

0 0

101 670 121 300

378 053 195 700

330 353 195 700

301 170 195 700

276170 195 700

Cofinanciering Equal

  • 9. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

0

  • 1 485

0000

0

RWI/SVWW

  • 10. 
    Loonprijsbijstelling 2008

0

212

212

212

212

212

212

Risicovoorziening ESF

10a. Spreiding voorziening ESF

0

0

  • 95 000

95 000

0

0

0

Re-integratie Wajong

  • 11. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 12. 
    Nieuwe Wajong
  • 13. 
    Onderwijsvoorzieningen

0 0 0

4 262 0 0

3 087

18 000

0

3 179

19 000

0

3 625

27 000

1 500

3 597

42 000

1 500

3 597

53 000

1 500

Re-integratie Wajong uitvoeringskosten 14. Loonprijsbijstelling 2008

0

170

170

170

170

170

170

Subsidies

  • 15. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 16. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

0 0

53 1115

47 800

50 800

52 800

52

100

52

100

Overig

  • 17. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 18. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

0 0

23 23 24 24 24 773 0 0 0 0

24 0

Overige beleidsuitgaven ESF

  • 19. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 20. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

0 0

122 - 1 000

140 -700

140 700

140 - 700

140 0

140 0

Artikel 47: Re-integratie (x € 1 000)

 

Opbouw uitgaven

2007

2008

2009 2010 2011 2012

2013

Apparaatuitgaven

  • 21. 
    Toerekening Personeel
  • 22. 
    Toerekening Materieel
  • 23. 
    Loonprijsbijstelling 2008

Stand ontwerpbegroting 2009

0 0 0

2 034 149

0

0

157

2 244 981

4 638 0 0 0 201 0 0 0 157 156 156 156

2 315 152 2 475 536 2 218 663 2 172 533

0

0

156

2 158 533

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    6, 11, 12, 15, 16, 18, 20 en 24. De ramingen zijn aangepast voor de

loon- en prijsbijstelling 2008.

  • 2. 
    Budgetneutrale aanpassing tussen de budgetten van het CWI en UWV samenhangende met de fusie per 1 januari 2009.
  • 3. 
    Ten behoeve van de transformatieproblematiek UWV/CWI is in 2009 een budgettaire voorziening getroffen; inzet is afhankelijk van daadwerkelijke hoogte.
  • 4. 
    In eerste instantie was de gehele taakstelling «prestatieplannen CWI/UWV/Gemeenten» uit het Coalitieaccoord geparkeerd ten laste van het CWI budget.

Het gedeelte dat wordt ingevuld door gemeenten wordt door middel van een overboeking uit het Gemeentefonds weer aan het CWI budget toegevoegd.

  • 6. 
    Een overboeking uit het handhavingsbudget ten behoeve van

het BKWI handhavingsprogramma «Werkplatform».

7 en 8. SZW is de uitvoerder van het Participatiebudget. Om de

gemeenten één specifieke uitkering te kunnen betalen wordt het budget op de SZW-begroting verhoogd met de middelen van OCW en WWI. Deze departementen boeken hun middelen in de loop van het uitvoeringsjaar over naar SZW (zie ontvangsten 2 en 3).

9, 16, 18 Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begro-

en 20. 10a.

ting.

Omdat de slotdeclaratie ESF-3 begin 2010 bij de Europese Commissie wordt ingediend, worden de beschikbare middelen in de risicovoorziening ESF over een langere periode uitgespreid.

Met ingang van 2010 wordt de intensivering van re-integratie-middelen ten behoeve van de nieuwe Wajong van kracht. Vooruitlopend hierop worden ook al in 2009 extra middelen uitgetrokken voor het zittende Wajong-bestand. Een actualisatie van de bij Voorjaarsnota toegevoegde middelen voor onderwijsvoorzieningen voor Wajongers. 21 en 22. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

12.

13.

 

Artikel 47: Re-integratie (x € 1 000)

 

Opbouw ontvangsten

2007

2008

2009 2010 2011 2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

198 244

23 000

500 500 500 500

500

Mutatie 1e suppletore begroting

0

  • 18 500

0000

0

Nieuwe mutaties:

0

62 600

222 970 573 753 526 053 496 870

471 870

  • 1. 
    Restituties W-deel en AGVDT
  • 2. 
    Participatiebudget inburgering WWI
  • 3. 
    Participatiebudget educatie OCW

0 0 0

62 600 0 0

0000 101 670 378 053 330 353 301 170 121300 195 700 195 700 195 700

0 276170 195 700

Stand ontwerpbegroting 2009

198 244

67 100

223 470 574 253 526 553 497 370

472 370

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    De gerealiseerde restituties hebben betrekking op terugontvang-

sten W-deel € 60,0 miljoen, Agenda voor de Toekomst € 1,8 miljoen en Re-integratie Wajong € 0,8 miljoen.

2 en 3. Zie toelichting bij de uitgavenposten 7 en 8.

Artikel 48: Sociale Werkvoorziening

 

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)

 
 
 

2007

2008

2009 2010 2011 2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

2 335 882

2 349 053

2 344 833 2 350 676 2 350 277 2 351 502

2 351 502

Mutatie 1e suppletore begroting

000000

0

Nieuwe mutaties:

0

86 844

91 860 86 939 86 927 86 964

86 964

Operationele doelstelling 1

  • 1. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 2. 
    Herindicaties WSW door CWI

0 0

86 844 0

86 762 86 939 86 927 86 964 4 200 0 0 0

86 964 0

Apparaatuitgaven

  • 3. 
    Toerekening Personeel
  • 4. 
    Toerekening Materieel

0 0

0 0

856 0 0 0 42 0 0 0

0 0

Stand ontwerpbegroting 2009

2 335 882

2 435 897

2 436 693 2 437 615 2 437 204 2 438 466

2 438 466

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.
  • 2. 
    Naar verwachting zal het aantal herindicaties in 2009 hoger uitvallen dan werd voorzien.

3 en 4. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

 

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000

)

 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

473 108

450 898

450 898

450 898

450 898

450 898

450 898

Mutatie 1e suppletore begroting

0

55 378

56 378

58 378

56 378

49 378

49 378

Nieuwe mutaties:

0

14 347

15 430

16 404

17 207

17 881

18 805

  • 1. 
    Loonprijsbijstelling 2008

0

14 347

15 430

16 404

17 207

17 881

18 805

Stand ontwerpbegroting 2009

473 108

520 623

522 706

525 680

524 483

518 157

519 081

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling

2008.

Artikel 49: Overige Inkomensbescherming

 

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)

               
   
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

335 281

344 035

337 166

332 602

330 588

320 050

316 613

Mutatie 1e suppletore begroting

0

1 289

3 251

730

  • 1 063
  • 1 609
  • 2 340

Nieuwe mutaties:

0

9 788

7 103

211 123

229 806

243 365

259 161

Operationele doelstelling 2

  • 1. 
    WWB vrijlating arbeidsinkomsten 65-plus
  • 2. 
    WWB 65-plus naar SVB
  • 3. 
    WWB niet-gebruik onvolledige AOW

0 0 0

0 0 0

0 0 0

1 500

193 100

12 500

1 500

208 200

20 000

1 500

222 500

20 000

1 500

238 800

20 000

Operationele doelstelling 3

  • 4. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 5. 
    Effect WBB op TW
  • 6. 
    Autonoom WW
  • 7. 
    Aanpassingen TW nav Juninota

0 0 0 0

9 746

0

0

42

9 523

-3 874

0

44

9 254

-4 046

  • 1 658

473

9 079

  • 5 980

-3 317

324

8 768

  • 5 910
  • 3 316 - 177

8 651 - 5 930 -3 317

  • 543

Apparaatuitgaven

  • 8. 
    Toerekening Personeel
  • 9. 
    Toerekening Materieel

0 0

0 0

1 337 0 0 0 73 0 0 0

0 0

Stand ontwerpbegroting 2009

335 281

355 112

347 520

544 455

559 331

561 806

573 434

Nieuwe mutaties:

1.

2.

De introductie van een beperkte vrijlating van arbeidsinkomsten voor WWB 65-plus (zie verder toelichting bij mutatie 2). De SVB wordt vanaf 2010 verantwoordelijk voor de uitvoering van de WWB 65-plus. De geraamde middelen voor deze doelgroep worden daarom vanuit het macrobudget Inkomens-deel WWB (art. 46) overgeheveld naar art. 49.

3.

4.

  • 5. 
    6.

7.

8 en 9.

Door de uitvoering van de WWB 65-plus door de SVB wordt een

terugdringing van het niet-gebruik verwacht (zie verder

toelichting bij mutatie 2).

De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling

2008

Doorwerking als gevolg van bijstelling WBB.

Mutatie als gevolg van een aanpassing van de WW-raming

conform CPB.

De raming van de toeslagenwet is aangepast op basis van

uitvoeringsgegevens van het UWV.

De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de

apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

1 866

00000

Nieuwe mutaties: 1. Restituties TW

2 300 2 300

0000                        0

0000                        0

Stand ontwerpbegroting 2009

1 866

2 300

0000

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    De gerealiseerde ontvangsten hebben betrekking op afrekenin-

gen TW over voorgaande jaren.

0

0

Artikel 50: Tegemoetkomingen

 
                 

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)

 
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

129 316

139 055

133 734

125 435

119 866

123 546

126 069

Mutatie 1e suppletore begroting

0

1 800

1 900

1 900

1 900

500

500

Nieuwe mutaties:

0

425

11 030

20 595

19 812

18 292

17 771

Operationele doelstelling 2

             

TOG uitkeringslasten

             
  • 1. 
    Loonprijsbijstelling 2008

0

233

1 091

1 177

1 252

1 321

1 367

  • 2. 
    juni nota SVB

0

527

191

  • 10
  • 413
  • 882

-362

AKW uitvoeringskosten

             
  • 3. 
    Volumeontwikkelingen AKW

0

0

-981

  • 1 076
  • 1 168
  • 1 284
  • 1 357
  • 4. 
    Herverdeling taakstelling SVB

0

-96

2 217

6 084

12 364

12 364

12 364

  • 5. 
    SVB10 herrekening en herverdeling

0

  • 6 350

2 142

8 968

2 590

1 564

541

  • 6. 
    SVB bestemmingsreserve

0

0

  • 2 805

0

0

0

0

  • 7. 
    Loonprijsbijstelling 2008

0

2 597

2 226

1 876

1 558

1 555

1 555

TOG uitvoeringskosten

             
  • 8. 
    SVB10 herrekening en herverdeling

0

  • 147

97

396

427

435

435

  • 9. 
    Volumeontwikkelingen TOG

0

0

56

50

65

80

89

  • 10. 
    Loonprijsbijstelling 2008

0

93

85

78

79

81

81

Kinderregelingen uitvoeringskosten

             
  • 11. 
    Uitvkosten kinderregelingen

0

3 586

2 924

2 924

2 924

2 924

2 924

Operationele doelstelling 3

             

Tas uitvoeringskosten

             
  • 12. 
    SVB10 herrekening en herverdeling

0

-48

32

126

132

132

132

  • 13. 
    Loonprijsbijstelling 2008

0

30

28

24

24

24

24

  • 14. 
    Volumeontwikkelingen TAS

0

0

  • 22
  • 22
  • 22
  • 22
  • 22

Apparaatuitgaven

             
  • 15. 
    Toerekening Personeel

0

0

912 0 0 0

0

  • 16. 
    Toerekening Materieel

0

0

32 0 0 0

0

Stand ontwerpbegroting 2009

129 316141 280

143 859

147 930

141 578

142 338

144 340

Nieuwe mutaties:

1, 7, 10 en 13. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling

2008.

2, 3, 9 en 14. Onder andere op basis van uitvoeringsinformatie van de

SVB zijn de (volume)ramingen meerjarig aangepast.

  • 4. 
    De ombuigingstaakstelling SVB uit het Coalitieakkoord was in de begroting 2008 volledig ten laste van de uitvoeringskosten AKW geboekt. De taakstelling wordt door middel van een budgettair neutrale herverdeling naar rato verdeeld over de AKW, AOW en ANW.
  • 5. 
    8 en 12. Herberekening en herverdeling over de onderscheiden

regelingen van de baten en lasten van het veranderprogramma SVB Tien.

  • 6. 
    Benutting van de bestemmingsreserve baten verander-programma SVB Tien.
  • 11. 
    Met ingang van 2009 worden de uitvoeringskosten van de

kinderregelingen verantwoord op de SZW-begroting.

15 en 16. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

pbouw ontvangsten (Euro * 1 000)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

Nieuwe mutaties: 1. Restituties TOG

6 018

00000

90000                      00

900                      0                      0                      0                      0

Stand ontwerpbegroting 2009

6018

900                      0                      0                      0                      0

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    De gerealiseerde restituties hebben betrekking op afrekeningen

TOG over voorgaande jaren.

Artikel 51: Rijksbijdragen aan Sociale fondsen

 
                 

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)

 
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

12 022106

12 475186

14 788 587

14 055 764

14 021 639

14 240 041

14 425 705

Mutatie 1e suppletore begroting

0

  • 2 383 452
  • 2 722 787
  • 182 447
  • 187 325
  • 192 602
  • 195 292

Nieuwe mutaties:

0

46 124

1 022 033

- 360 897

232 220

933 161

1 471 722

  • 1. 
    Rijksbijdrage BIKK AOW

0

18 200

25 600

4 100

- 32 900

- 53 000

-71 600

  • 2. 
    Rijksbijdrage BIKK ANW

0

300

2 700

400

100

0

-300

  • 3. 
    Rijksbijdrage Aof

0

0

170 151

165 339

160 706

156 254

152 617

  • 4. 
    Rijksbijdrage tegemoetkoming AOW

0

13 068

346 724

351 799

371 626

381 078

394 084

  • 5. 
    Aanpassing tegemoetkoming AOW

0

0

229 619

234 841

245 433

254 912

263 014

  • 6. 
    Rijksbijdrage tegemoetkoming ANW

0

106

111

174

105

67

257

  • 7. 
    Rijksbijdrage Zwangere Zelfstandi-
             

gen

0

14 450

26 250

26 250

26 250

26 250

26 250

7a. Rijksbijdrage Ouderdomsfonds

0

0

220 000

  • 1 143 800
  • 539 100

167 600

707 400

Apparaatuitgaven

             
  • 8. 
    Toerekening Personeel

0

0

846 0 0 0

0

  • 9. 
    Toerekening Materieel

0

0

32 0 0 0

0

Stand ontwerpbegroting 2009

12 022 106

10 137 858

13 087 833

13 512 420

14 066 534

14 980 600

15 702 135

Nieuwe mutaties:

1 en 2.

3.

Bijstellingen BIKK-ramingen voor de AOW en ANW naar

aanleiding van de MEV. De heffingskortingen en premies zijn

bijgesteld.

Bijstellingen van de Rijksbijdrage aan het Aof in verband met de

compensatie voor arbeidsongeschikten vanwege afschaffing

van de BU.

0

0

4 en 6. Bijstellingen van de Rijksbijdragen tegemoetkomingen AOW en

ANW aan de prijsontwikkelingen 2008. 7.              Het opvoeren van de Rijksbijdrage zwangere en zelfstandige

vrouwen. 8 en 9. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de

apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen. 5.              Bijstelling van de rijksbijdrage in verband met aanpassing van

de tegemoetkoming AOW. 7a.            Bijstelling van de rijksbijdrage op grond van de actuele raming

van de inkomsten en uitgaven van het Ouderdomsfonds.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

Stand ontwerpbegroting 2009

580                      0                      0                      0                      0                      0

580                      0                      0                      0                      0                      0

Artikel 97: Aflopende Regelingen

 
   

Opbouw uitgaven (Euro * 1 000)

 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

8 854

7 927

322

192

322

182

182

Mutatie 1e suppletore begroting

0

699

-3

  • 1
  • 193
  • 182
  • 182

Nieuwe mutaties:

0

0

19

0

0

0

0

Apparaatuitgaven

             
  • 1. 
    Toerekening Personeel

0

0

18 0 0 0

0

  • 2. 
    Toerekening Materieel

001000

0

Stand ontwerpbegroting 2009

8 854

8 626

338

191

129

0

0

Nieuwe mutaties:

1 en 2. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    restituties/afrekeningen

9 254

00000

60000                      00

600                      0                      0                      0                      0

Stand ontwerpbegroting 2009

9 254

600                      0                      0                      0                      0

0

0

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Afrekeningen op afgesloten regelingen leiden tot terugontvang-

sten.

Artikel 98: Algemeen

 
                 

Artikel 98: Algemeen (x 1 000)

 

Opbouw uitgaven

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

187 634

187 116

282 607

270 612

260 984

261 018

261 116

Mutatie Nota van Wijziging

0

2000

2000

2000

2000

2000

2000

Mutatie 1e suppletore begroting

0

895

5 558

1 151

2 794

2 780

2 780

Nieuwe mutaties:

0

15 426

- 88 397

10 030

8 016

8 935

8 935

Handhaving

             
  • 1. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

0

- 1 475

  • 1 515

- 1 460

- 1 000

0

0

Primair proces

  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

Subsidies

  • 3. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 4. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

Voorlichting

  • 5. 
    Loonprijsbijstelling 2008
  • 6. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
  • 7. 
    Van VWS voorlichting KGB 2e fase

Onderzoek

  • 8. 
    Budgettair neutrale herschikkingen Verzameluitkering SZW
  • 9. 
    Verzameluitkering SZW

Personeel

  • 10. 
    Loonprijsbijstelling
  • 11. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
  • 12. 
    Sociaal flankerend beleid
  • 13. 
    Apparaatkostentoerekening

Materieel

  • 14. 
    Loonprijsbijstelling
  • 15. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
  • 16. 
    Apparaatkostentoerekening
  • 17. 
    Naar BZK huisvesting en facilitaire zaken
  • 18. 
    Naar Fin. Ontwikkel en Expertice centrum
  • 19. 
    Desaldering ontvangsten BRZO 19a.Bijdrage kosten Nationaal Bureau

Verbindingsbeveiliging

Huisvesting

  • 20. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
  • 21. 
    Naar VROM herschikking huisvesting

Automatisering

  • 22. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
  • 23. 
    Hogere automatiseringsuitgaven
  • 24. 
    Van VROM BRZO

140

32

305

305

305

305

 

040000 0 1386 -100 -100 -100 -100

0 - 100

0 0 0

24 0 0 0 0 325 0 -156 -300 -300 300 0 0 0 0

0

-300

0

0

-769 0 0 0 0

0

0

0

1 500

1 500

0

0

0

0

0 0

6 537

525

1 050

0

6 891 6 479 5 587 5 506

683 738 1 262 1 262

840 0 0 0

  • 89 457 0 0 0

5 506

1 262

0

0

0 0 0

3 000

905

0

3 000

53

  • 10 115

3 000

-95

0

3 000

  • 267

0

3 000

  • 267

0

3 000

  • 267

0

0

0

  • 149
  • 149
  • 149
  • 149
  • 149

0 0

  • 24 0 0 0 0 159 0 0 0 0

0 0

56

218

 

0

  • 158

0

  • 67

0

-418

0

3 200

0

560

158                      0                      0                      0                      0

  • 67                 - 67                 - 67                 - 67

75                    35               - 255               - 255

0000

150                      0                      0                      0

0 67

255 0 0

0

Artikel 98: Algemeen (x 1 000)

Opbouw uitgaven

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

7.

9.

1, 2, 4, 6, 8, 11, 15, 20, 22 en 26. Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

3, 5, 10, 14 en 25. De ramingen zijn aangepast voor de loon- en prijsbijstelling 2008.

Overboeking van het ministerie van VWS in verband met de kosten van de Voorlichtingscampagne Kindgebondenbudget 2e fase.

De wijziging van de Financiële verhoudingswet heeft mede geleid tot de invoering van de «Verzameluitkering SZW» vanaf 2009.

Vooralsnog is voor de jaren 2009 en 2010 een raming van € 1,5 miljoen opgenomen.

De toegekende middelen voor sociaal flankerend beleid zijn op het apparaatkostenbudget geparkeerd.

13 en 16. De mutaties hebben betrekking op de toerekening van de apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.

Een overboeking naar het ministerie van BZK in verband met de verdeling van de kosten Huisvesting en Facilitaire zaken. Een overboeking naar het ministerie van Financien als SZW-bijdrage in de kosten van het Ontwikkel en Expertise centrum. Voor opleidingen inspectiemethodiek Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) wordt een bijdrage ontvangen van derden. Deze ontvangen bijdrage wordt door middel van een desalde-ring aan het uitgavenbudget toegevoegd (zie ook ontvangsten). Bijdrage van SZW in de kosten van het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging.

Overboeking naar het ministerie van VROM in verband met de herschikking van de huisvestingsbudgetten. De overgang naar een nieuw besturingssysteem (Windows XP) inclusief bijbehorende hardware leidt tot hogere automatiseringsuitgaven.

Van het ministerie van VROM is een bijdrage ontvangen voor de door SZW gemaakte kosten in het kader van het Besluit Risico’s.

12.

17.

18.

19.

19a.

21.

23.

24.

 

Opbouw ontvangsten (Euro * 1 000

)

 

2007

2008

2009 2010 2011 2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

12 396

5 496

5 496 5 496 5 496 5 496

5 496

Mutatie 1e suppletore begroting

0

5 357

0000

0

Nieuwe mutaties:

0

159

00 00

0

  • 1. 
    Desaldering BRZO

0

159 0 0 0 0

0

Stand ontwerpbegroting 2009

12 396

11 012

5 4965 4965 4965 496

5 49

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Zie toelichting onder punt 19 bij de uitgaven.

Artikel 99: Nominaal en Onvoorzien

 

Artikel 99: Nominaal en Onvoorzien (x € 1 000)

Opbouw uitgaven

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Stand ontwerpbegroting 2008

0

44 361

47 622

47 333

45 683

44 991

44 991

Mutatie Nota van Wijziging

0

  • 2000
  • 2000
  • 2000
  • 2000
  • 2000
  • 2000

Mutatie 1e suppletore begroting

0

270 794

153 361

132 531

143 995

145 850

144 868

Nieuwe mutaties:

0

- 249 811

-173 145

- 169 388

- 186 757

- 135 299

- 137 926

Onvoorzien

             
  • 1. 
    Dekking uit LPO

0

- 83 000

0000

0

Loonbijstelling

             
  • 2. 
    Dekking uit LPO

0

  • 54 854
  • 19 153

- 19 384

-41 215

  • 2 512
  • 5 112
  • 3. 
    Loonprijsbijstelling 2008

0

  • 102 969
  • 101 510
  • 99 928

-98 124

  • 98 289

-98 310

Prijsbijstelling

             
  • 4. 
    Dekking uit LPO

0

  • 267
  • 44 572
  • 42 559
  • 40 000
  • 27 000
  • 27 000
  • 5. 
    Loonprijsbijstelling 2008

0

-8 721

-7 910

-7 517

-7 418

  • 7 498

-7 504

Stand ontwerpbegroting 2009

0

63 344

25 838

8 476

921

53 542

49 933

Nieuwe mutaties:

1, 2 en 4. Onvoorzien, loon- en prijsbijstelling 2008 zijn deels gebruikt ter

dekking van maatregelen. 3 en 5. Verdeling van de loon- en prijsbijstelling 2008 naar de

begrotingsartikelen.

HOOFDSTUK 8: BIJLAGEN

8.1 Bijlage Moties en toezeggingen

A. Moties

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

kamerstukken II, 2004/05, Motie-Verburg/Bussemaker over opnemen van Wordt betrokken bij het vervolg op de voorstel-29 804, nr. 5                                de factor investering scholing van de werkne- len van de Commissie Bakker. mer in het ontslagrecht.

 

Overzicht van door de Tweede

Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2005–2006

 
 

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

1

kamerstukken II, 2005/06,

Motie-Van de Sande c.s. over fictieve dienstbe-

Reactie wordt betrokken bij kabinetsstandpunt

 

30 300 XV, n r. 63

trekking niet meer van toepassing verklaren op

over het SER-advies Personenkring werk-

   

stagiairs en vrijgestelde stagevergoeding

nemersverzekeringen.

   

invoeren; een en ander concreet uitwerken en

Planning: januari 2009

   

implementeren.

 

2

kamerstukken II, 2005/06,

Motie-Van Gent c.s. over onderzoek naar groot

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

30 300 XV, n r. 65

aantal vrijstellingen van sollicitatieplicht dat

d.d. 31-08-2007 (kamerstukken II, 2006/07,

   

gemeenten verlenen.

24 515, nr. 118).

3

kamerstukken II, 2005/06,

Motie-Koser Kaya/Weekers: verzoek om te

 
 

29 738, nr. 27

rapporteren over mogelijkheden voor het verder beperken van het aantal pro forma ontslagzaken. Wordt betrokken bij het vervolg op de voorstellen van de Commissie Bakker.

 

4

kamerstukken II, 2005/06,

Motie-Noorman den Uyl c.s. over door of via

Deze Motie is mondeling afgewikkeld bij AO op

 

24 515, nr. 74

gemeenten te bewerkstelligen dat minnelijk

19-12-2007 vaste cies SZW/Fin met stas SZW en

   

traject van schuldhulpverlening vaker wordt

minister Fin over de brief d.d. 19-09-2007

   

gebruikt.

houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting (NSR) (27 813, nr. 28) (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125).

5

kamerstukken II, 2005/06,

Motie-Noorman den Uyl over effect beperking

De startnotitie is gereed voor het opvragen van

 

29 738/30 370, nr. 28

verwijtbaarheidstoets op ontslagkosten en

offertes.

   

administratieve lasten.

Planning: januari 2009.

Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2006–2007

 

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

1 kamerstukken II, 2006/07,

Motie-Aptroot over volledige openheid van

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

25 695, nr. 37

zaken in de financiële verslaglegging van de

d.d. 11-07-2007 (kamerstukken II, 2006/07,

 

schappen.

25 695, nr. 46).

2 kamerstukken II, 2006/07,

Motie-Douma/Van Dijk over een code voor

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

25 695, nr. 38

goed bestuur.

d.d. 11-07-2007 (kamerstukken II, 2006/2007, 25 695, nr. 46).

3 kamerstukken II, 2006/07,

Motie-Douma/Van Dijk over het handhavings-

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

25 695, nr. 39

instrumentarium van product- en bedrijfs-

d.d. 11-07-2007 (kamerstukken II, 2006/2007,

 

schappen.

25 695, nr. 46).

4 kamerstukken II, 2006/07,

Motie-Van Dijk/Douma over het voorkomen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

25 695, nr. 40

van dubbele heffingen.

d.d. 11-07-–2007 (kamerstukken II, 2006/2007, 25 695, nr. 46).

Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2006–200

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

5        kamerstukken II, 2006/07, 25 695, nr. 41

6        kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 73

7        kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 76

8        kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 78

9        kamerstukken II, 2006/07, 30 552, nr. 27

10 kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 74

11 kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 81

12      kamerstukken II, 2006/07, 30 413, nr. 80

13      kamerstukken II, 2006/07, 30 800 XV, nr. 48

14 kamerstukken II, 2006/07, 29 861, nr. 8

15      kamerstukken II, 2006/07,

30 800 XV, nr. 40

16      kamerstukken II, 2006/07,

31 070, nr. 16

17      kamerstukken II, 2006/07,

28 294, nr. 28

18      kamerstukken II, 2006/07,

29 407, nr. 69

19      kamerstukken II, 2006/07, 29 407, nr. 63

20      kamerstukken II, 2006/07, 28 333, nr. 88

21      kamerstukken II, 2006/07, 28 333, nr. 90

Motie-Van Dijk/Douma over het niet schrappen van de Schilthuiskorting.

Motie-Omtzigt/Verbeet: overleg sociale partners gericht op afspraken over een fatsoenlijke dekking voor nabestaandenpensioen. Resultaat overleg moet januari 2008 aan de Kamer worden aangeboden. Motie-Verbeet c.s. over een maatschappelijk debat over het tweedepijlerpensioen.

Motie-Bibi de Vries/Vendrik over verruiming van de mogelijkheden voor pensioenopbouw voor zelfstandigen binnen de tweede pijler. Motie-Koopmans/Stuurman over een werkprogramma wetenschappelijke grenswaarden.

Motie-Omtzigt c.s. over het voorkomen van een communautaire opzet van de overdraagbaarheid van Europese pensioenen binnen de EU (portability richtlijn). Motie-Huizinga-Heringa c.s. over royale overgangstermijnen voor emeritaatfondsen ten aanzien van vereiste dekkingsgraad.

Motie-Bibi de Vries c.s. over evaluatie van het

dubbel toezicht.

Motie-Van Gent/Verburg over een uitkering

voor zwangerschapsverlof voor ondernemers,

zelfstandigen, freelancers en meewerkende

partners.

Motie-Meijer/Visser over de doelstelling van de

Kennismigrantenregeling.

Motie-Verburg over structurele verhoging van de kinderbijslag.

Motie-Halsema over een wetsvoorstel inzake een uitkering voor zwangerschapsverlof voor vrouwelijke ondernemers. Motie-Omtzigt/Hamer over toezichtregimes op pensioenfondsen in de EER.

motie-Heerts/Van Gent over een notitie over een wettelijk recht voor werknemers om achterstallig loon te claimen bij hun inlener. Motie-Van Hijum c.s. over handhaving van het minimumloon en andere arbeidsvoorwaarden.

Motie-Heerts over inkomensverbetering ondanks een mogelijk verlies van het lang-durigheidspercentage. Motie-Heerts over bevordering van de arbeidsparticipatie van WAO-ers

Afgehandeld in het wetsvoorstel WBO dat op 10-04-2008 bij TK is ingediend (kamerstukken II, 2007/08, 31 419, nrs. 1–3. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d.10-03-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 108).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-03-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 108).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2007 (kamerstukken II, 2006/07

30 413, nr. 100).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-11-2007 Arbobalans en enige andere arbo-onderwerpen (kamerstukken II, 2007/08, 25 883, nr. 121).

Besproken in AO d.d. 03-06-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 21 501-31, nr. 151) en afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 21 501-31, nr. 152). De Nederlandsche Bank heeft in december 2007 een brief aan minister SZW gestuurd met de voorgenomen aanpak met betrekking tot emeritaatfondsen in het jaar 2008. Ultimo 2008 wordt de Kamer geïnformeerd. Planning: december 2008. IWI neem de evaluatie op zich. Planning: december 2008. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-09-2007 (kamerstukken II, 30 420, nr. 49). Betrokken bij wetsvoorstel zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen (31 366). Motie is door de staatssecretaris van Justitie afgehandeld met de toezending aan de Tweede Kamer van de «Blauwdruk Modern Migratiebeleid» d.d 24-06-2008 (kamerstukken II, 30 573, nr. 10).

Standpunt in voorbereiding. Deze motie is overgedragen aan J&G. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-06-2007 (kamerstukken II, 2006/07,

31 070, nr 23).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-08-2007 (kamerstukken II, 2006/07

28 294, nr. 30).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-08-2007 (kamerstukken II, 2006/07,

29 407, nr. 73).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-04-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 29 407, nr. 70).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2007 (kamerstukken II, 2006/07, 28 333, nr. 93).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-11-2007 (kamerstukken II, 2007/08, 28 333, nr. 98). En bij indiening Wetsvoorstel op 27-06-2008 (kamerstukken 31 520, nrs. 1–3).

Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2006–200

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

22 kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 108

23 kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 105

24 kamerstukken II, 2006/07, 24 515, nr. 111

25 kamerstukken II, 2006/07, 310 70, nr. 11

26 kamerstukken II, 2006/07, 30 545, nr. 25

27      kamerstukken II, 2006/07, 28 219, nr. 41

28      kamerstukken II, 2006/07, 30 909, nr. 12

29      kamerstukken II, 2006/07,

28 333, nr. 92

30      kamerstukken II, 2006/07, 30 970, nr. 15, was 12

31      kamerstukken II, 2006/07,

29 461, nr. 34

32 kamerstukken II, 2006/07, 29 461, nr. 31

Motie-Spekman c.s. over gerichte inkomensondersteuning

Motie-Spies c.s. over het beperken van mogelijkheden voor jongeren om rood te staan en het geven van voorrang bij schuldhulpverlening aan gezinnen met kinderen Motie-Ortega-Martijn c.s. over het aanbieden van een budgetteringscursus of een financiële coach

Motie-Tichelaar c.s. over het begeleiden van mensen die gebruikmaken van voedselbanken naar gemeentelijke loketten

Motie-Nicolaï-Spekman over een korting op de uitkering van sollicitanten die niet zijn aangenomen mede vanwege het dragen van een boerka.

Motie-Omtzigt/Heerts over het plan van aanpak over Polisadministratie

Motie-Van Hijum c.s. over het uitkeren van ziekengeld over de zaterdag en de zondag

Motie-Van Hijum/Heerts over het actief ondersteunen van de oprichting van regionale netwerken in de opstartfase. Motie-Omtzigt c.s. over het groeipad van de Wet eenmalige gegevensuitvraag.

Motie-Biskop c.s. over handhaving van de uitvoering van de onderwijsvoorzieningen door UWV.

Motie-Kraneveldt-van der Veen c.s. over een meerjarige prognose van de doelgroep van REA-scholingsinstituten.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-06-2008 Nota naar aanleiding van verslag bij wetsvoorstel langdurigheidstoeslag en bijzondere bijstand (kamerstukken II, 2007/08, 31 441, nr. 7).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-10-2007 over voorkoming overkredite-ring en schulden (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 119).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-10-2007 over voorkoming overkredite-ring en schulden (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 119)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-10-2007 over voorkoming overkredite-ring en schulden (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 119).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-09-2007 reactie op motie Nicolaï/ Spekman (kamerstukken II, 2007/08, 30 345, nr. 34).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-09-2007 (kamerstukken II 2007/08, 31 066, nr. 14).

Afgehandeld met brieven aan de Tweede Kamer d.d. 26-11-2007 (kamerstukken II, 2007/08, nr. 30 909, nr. 17) en 09–07–2008 (kamerstukken II, 2007/08, 18) en bij indiening van het wetsvoorstel in oktober 2008.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-12-2007 (kamerstukken II, 2007/08,

28 333, nr. 99).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2007 (kamerstukken II, 2007/08, 30 970, nr. 15).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-11-2007 (kamerstukken II, 2007/08,

29 461, nr. 37). Is meegenomen bij wetsvoorstel inzake de overheveling van voorzieningen (31 383).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-11-2007 (kamerstukken II, 2007/08, 29 461, nr. 38).

door de Tweede

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

kamerstukken II 2006/07, 30 800, nr. 13

2        kamerstukken II, 2007/08,

30 673, nr. 27

3        kamerstukken II, 2007/08,

31 200 VI, nr. 64

Motie-Verhagen/Rutte waarin de regering wordt uitgenodigd de premieheffing werknemersverzekeringen verder te vereenvoudigen.

Motie-Ortega-Martijn c.s. over actieve informatieverstrekking door de gemeenten.

Motie-Spekman c.s. over het wegnemen van belemmeringen voor statushouders bij het vinden van een baan.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-10-2007 (kamerstukken II, 2007/08, 31 236, nr. 1).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-07-2008 over de uitvoering van de moties (kamerstukken II, 2007/08, 30 673, nr. 30). Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-04-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 018, nr. 34).

Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2007–200

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

4 kamerstukken II, 2007/08, 30 420, nr. 87

5        kamerstukken II, 2007/08,

30 420, nr. 69

6        kamerstukken II, 2007/08,

31 224, nr. 16

7 kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 4

8 kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 7

9 kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 8

10 kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 9

11 kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 10

12 kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 12

13 kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 13

14 kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 15

15 Kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 17

Motie-Arib over bevordering van de deelname aan de arbeidsmarkt van allochtone vrouwen. Verzoek om voor 1 maart 2008 te komen met een uitgewerkt plan van aanpak waarin concrete en meetbare doelen en resultaten worden voorgesteld.

Motie-Koser Kaya c.s. over flexibiliseren van de arbeidsdag.

Motie-Heerts c.s. over Participatie van jongeren met een beperking; Motie over onderzoek naar verbetering dienstverlening door één nationale beoordelings- en indicatieorganisatie. Motie-van Hijum c.s. over concrete maatregelen gericht op het activeren van jonggehandicapten. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Motie-Van Hijum/Heerts over beperking van de administratieve lasten voor werkgevers die jongeren met functiebeperkingen in dienst nemen.

Motie-Van Hijum c.s. over het wegnemen van belemmeringen voor Wajongers die als zelfstandig ondernemer aan het werk willen gaan.

Motie-Leijten over voorstellen die leiden tot meer kansen op de arbeidsmarkt voor Wajongers.

Motie-Van Gent over het vergemakkelijken van de stap van Wajong-uitkering naar arbeidsmarkt.

Motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over het betrekken van jobcoaches bij de onderwijsfase van jongeren met een beperking op arbeidsgebied.

Motie-Blok over regelingen waarmee arbeidsgehandicapten geconfronteerd worden.

Motie-Heerts c.s. over de rol van gemeenten bij re-integratie van Wajong-gerechtigde.

Motie-Heerts/Van Hijum over loonkostensubsidie voor het verschil tussen het cao-functieloon en de loonwaarde.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-03-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 30 420, nr. 117).

Motie is overgedragen aan OCW.

Afgehandeld met een brief van VWS aan de Tweede Kamer d.d. 21-04-2008.

Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224 nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224 nr 25) en besproken in AO d.d 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25). Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong.

Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2007–200

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

16 kamerstukken II, 2007/08,. 31 224, nr. 18

17      kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 6

18      kamerstukken II, 2007/08,

30 673, nr. 26

19      kamerstukken II, 2007/08,

31 200 XV, nr. 40

20      kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 33

21 kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 32

22 kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 48

23 kamerstukken II, 2007/08, 31 226, nr. 30

24 kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 47

25      kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 36

26      kamerstukken II, 2007/08, 30 970, nr. 14

27 kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 30

28      kamerstukken II, 2007/08, 30 420, nr. 109

29      kamerstukken II, 2007/08, 29 549, nr. 17

30      kamerstukken II, 2007/08, 29 549, nr. 18

Motie-Heerts/Van Hijum over inkomensondersteuning die het beste past bij reactivering.

Motie-Van Hijum/Heerts over een meer effectieve en transparante re-integratiemarkt.

Motie-Spies/Ortega-Martijn over randvoorwaarden voor uitkering van de bonus voor begeleid werken.

Gewijzigde motie-Blok c.s over een heldere wettelijke afbakening van het begrip zzp’er Motie-Omtzigt/Hamer over een goed inzicht in de koopkracht na pensionering (bekendheid met afschaffing AOW-toeslag).

Motie-Van Hijum c.s. over de financiering van de REA-instituten

Motie-Ortega-Martijn c.s. over flexibilisering van de regeling voor pleegzorgverlof. In het najaar ontvangt de Kamer een algehele visie op verlofvormen.

Motie-Omtzigt verzoek overleg met STAR en pensioenkoepels voor oplossing van de bijbetalingsproblematiek bij waardeoverdracht van pensioenrechten en voorstellen voor zomer 2008.

Motie-Ortega-Martijn c.s. over onderzoek naar verbetering van scholingsmogelijkheden van flexwerkers.

Motie-Nicolai/Koser Kaya over de vormgeving van het integratietraject UWV/CWI.

Motie-Nicolai c.s. over een verplichte aansluiting van de sociale diensten op de systemen van de overige ketenpartners werk en inkomen in ketentoetsbrief wordt gevraagd om stand van zaken aansluiting gemeenten per 1 maart. Gemeenten die nog niet aangesloten willen worden aangesproken. Motie-Karabulut over het sneller verstrekken van uitkeringen.

Motie-Koser Kaya over genderdiscriminatie met pensioenen.

Motie-Ortega-Martijn c.s. over informatie over

de opgebouwde AOW-rechten op het jaarlijks

verzekerdenbericht.

Motie-Omtzigt c.s. over de mogelijkheid om

een eenmalige AOW-rechten in te kopen.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25) en besproken in AO d.d. 02-07-2008 over Wajong. Loopt mee met vervolgactiviteiten en wetsvoorstel inzake de Wajong.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-02-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 29 461, nr. 42).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-07-2008 over de uitvoering van de moties (kamerstukken II, 2007/08, 30 67, nr. 30). Motie wordt door Financiën afgehandeld.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 200, nr. 88). Voorlichtingscampagne loopt. Kengetallen in begroting SZW 2009. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 200, nr. 65). Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen wordt aangepast. Deze motie wordt daarin meegenomen. Planning: november 2008.

De STAR heeft een subwerkgroep waardeoverdracht ingesteld, waarin ook de pensioenkoepels zitten. Planning: december 2008.

Eerste reactie op motie is gegeven in brief aan

Tweede Kamer over moties Begroting 2008 van

17-01- 2008. Eind november 2008 zullen de

resultaten van het onderzoek aan de Kamer

worden aangeboden.

Planning: november 2008.

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

14-04-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 26 448, nr.

362).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

d.d. 17-01-2008 (kamerstukken II, 2007/08,

30 970, nr. 14).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-01-2008 met reactie op de aangenomen moties en amendementen tijdens de begrotingsbehandeling SZW 2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 30). Afgedaan met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-05-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 30 413 en 30 420, nr. 111).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 29 389, nr. 11).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 29 389, nr. 11).

Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2007–200

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

31 kamerstukken II, 2007/08, 29 549, nr. 21

32      kamerstukken II, 2007/08, 25 883, nr. 124

33      kamerstukken II, 2007/08, 170 50, nr. 352

34 kamerstukken II, 2007/08 24 515, nr. 129

35      kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 50

36      kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 49

37 kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 53

38      kamerstukken II, 2007/08,

28 719, nr. 51

39      kamerstukken II 2007/08, 31 444, XV, nr. 8

40      kamerstukken II, 2007/08, 31 311, nr. 11

41      kamerstukken II, 2007/08, 31 311, nr. 12

42      kamerstukken II 2007/08, 31 311, nr. 15

43      kamerstukken II, 2007/08,

29 689, nr. 208

44 kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 209

45 kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 210

46 kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 88

Motie-Willemse-van der Ploeg over een onderzoek naar gelijke behandeling van AOW-gerechtigden met inwonende pleegkinderen ouder dan 18 jaar en AOW-gerechtigden met inwonende eigen kinderen. Motie-Ulenbelt over een onderzoek naar een aanbestedingssystematiek.

Motie-Spekman c.s. over overheveling van opsporingstaken naar de SIOD.

Motie-Spekman c.s. over kwijtschelding van gemeentelijke en waterschapsheffingen voor werkende armen.

Motie-Van Hijum c.s. over het op uniforme wijze verschaffen van inzicht door gemeenten.

Motie-Van Hijum c.s. over een selectieve en vraaggerichte inzet van re-integratiemiddelen.

Gewijzigde motie-Heerts/Van Hijum over te onderzoeken of en zo ja, hoe de prikkels voor re-integratiebedrijven zo kunnen worden aangepast dat vaker duurzame plaatsingen tot stand komen en hiervoor vóór het zomerreces aan de kamer te rapporteren. Motie-Van Hijum/Spekman over een verplichte werkstage.

Motie-Blok c.s. over het verzoeken van cao-fondsen om de jaarcijfers op hun website te publiceren.

Motie-Vos/Van Gent over het afkopen van opgebouwd pensioen in de tweede pijler. Motie-Vos c.s. over de zetels voor zelfstandigenorganisaties in de SER.

Motie-Van Gent c.s. over het uitvoeren van het amendement-Bibi de Vries/Vendrik. Motie-Omtzigt c.s. over een onderzoek naar de normbedragen die mensen in een intramurale AWBZ instelling nodig hebben voor hun levensonderhoud.

Motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over een overzicht van de koopkrachteffecten voor representatieve groepen chronisch zieken en gehandicapten.

Motie-Tang c.s. over het nemen van nadere maatregelen teneinde de inkomenspositie van de meeste kwetsbare mensen te beschermen.

Motie-Van Hijum/Spekman over maatregelen voor het terugdringen van de werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid van arbeidsmigranten uit Oost-Europa en de Kamer te informeren vóór 1 oktober 2008 over een plan van aanpak van IND, UWV/CWI en gemeenten.

In voorbereiding. Planning: oktober 2008.

Op 11-07-2008 is de opdracht voor onderzoek verstrekt.

Planning: december 2008. Planning: de eerste integrale rapportage handhaving zal eind augustus 2008 naar de Tweede Kamer worden gezonden. Planning: augustus 2008. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer door BZK namens SZW en Financiën d.d. 26-06-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 31 311, nr. 19).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2008

(kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 59). De Tweede Kamer is met brief d.d. 11-07-2008 geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 59)

Een gedetailleerde uitwerking met een plan van aanpak zal op Prinsjesdag worden gepresenteerd.

Planning: september 2008. Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer brief d.d. 11-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 59).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

d.d. 11-07-2008 (kamerstukken II, 2007/08,

28 719, nr. 59).

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

d.d. 07-07-2008 over cao-rapportages

(kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 170).

Planning: vóór 01-10-2008 gaat een brief naar

de Kamer.

Zal aan de orde komen met de adviesaanvraag

over de zetelverdeling voor de eerstkomende

zittingsperiode. Planning: 01-09-2009.

Planning: vóór 01-10-2008 gaat een brief naar

de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer is met brief d.d. 07-07-2008

geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 29 689,

nr. 213). Planning: vóór eind 2008 zal de Tweede

Kamer de brief ontvangen.

De Tweede Kamer is bij brief d.d. 07-07-2008

geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 29 689,

nr. 213). Planning: vóór Prinsjesdag wordt het

wetsvoorstel ingediend.

De Tweede Kamer is bij brief d.d. 07-07-2008

geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 29 689,

nr. 213). Planning: vóór Prinsjesdag wordt het

wetsvoorstel ingediend.

Bezien zal worden met Justitie en de IND hoe

deze motie kan worden uitgevoerd.

Planning: oktober 2008.

Overzicht van door de Tweede Kamer aanvaarde moties, vergaderjaar 2007–200

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

47 kamerstukken II, 2007/08, Gewijzigde motie-Van Hijum/Spekman over de Het kabinet werkt thans aan de uitwerking van

29 407, nr. 93

uitwerking van het wetsvoorstel aanpak malafide uitzendbureaus.

48 kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 92

Motie-Spekman c.s. over maatregelen tegen alle vormen van schijnzelfstandigheid van zzp’ers.

de voorstellen van de ABU die erop zijn gericht malafiditeit in de uitzendbranche terug te dringen. In het najaar zal aan de Tweede Kamer een wetsvoorstel worden aangeboden waarin wordt geregeld dat degene die personeel inleent, hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor het betalen van het loon ter hoogte van het WML als hij met een niet-gecertificeerd uitzendbureau zaken doet. Bij die gelegenheid zal het kabinet een reactie geven op de voorstellen van de ABU en zal het kabinet aangeven hoe zal worden omgegaan met deze motie. Planning: november 2008. Bezien zal worden met de Arbeidsinspectie en Financiën hoe deze motie kan worden uitgevoerd. Planning: november 2008.

B. Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen

Vergaderjaar 1996–1997

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1 Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie).

Brief d.d. 29-10-1996 Kabinetsstandpunt In het laatste tripartiete overleg van

over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie) (kamerstukken II, 1996/97 25 478, nr. 4).

20-05-2008 met sociale partners is toegezegd dat in de loop van dit jaar een standpunt t.a.v. bekrachtiging aan de sociale partners wordt aangeboden. Planning: november 2009.

Vergaderjaar 2002–2003

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1     De staatssecretaris zal laten onderzoeken of het mogelijk is een overzicht op te stellen van de concrete gevolgen van het pensioenconvenant voor de samenstelling van pensioenfondsbesturen

2     Uitzondering krijgsmacht. De minister heeft in reactie op het amendement Bussemaker (28 170, nr. 8) toegezegd dat bij de evaluatie van de wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid uitdrukkelijk naar de uitzondering voor de krijgsmacht zal worden gekeken

12-12-2002 Plenaire behandeling van begroting SZW hoofdstuk XV, voor het jaar 2003 (Handelingen 2002/03, nr. 33, Tweede Kamer, pag. 2427–2428)

03-09-2003 Plenaire behandeling wetsvoorstel gelijke behandeling leeftijd bij arbeid (28 170) (Handelingen 2002/03, nr. 92, Tweede Kamer pag. 5265–5266)

Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd. Planning: december 2008 Planning: december 2009

 

Vergaderjaar 2003–2004

 

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1 De minister zegt toe dat tussentijdse

17-12-2003 AO vaste commissie SZW

De Tweede Kamer bij brief van 03-12-

evaluatie over de IRO jaarlijks zal

Tweede Kamer over het Ontwerpbesluit

2007 geïnformeerd

plaatsvinden via het jaarverslag van het

tot wijziging van het Besluit SUWI

(kamerstukken II, 2007/08, 26 448, nr. 345)

UWV. De verantwoordingsinformatie

houdende regels omtrent de individuele

Eindevaluatie IRO: december 2008

van het UWV wordt aangevuld met

re-integratie-overeenkomst

 

kwalitatieve evaluatie waarbij ook

(kamerstukken II, 2003/04, 26 448,

 

andere betrokken partijen als cliënten en

nr. 106).

 

re-integratiebedrijven worden betrokken.

   

Een eindevaluatie vindt plaats na 4 jaar.

   

2 Bij de evaluatie van de Wet einde

05-07-2004 plenaire behandeling EK

Planning: juni 2009

toegang verzekering WAZ zal ook

wetsvoorstel einde toegang verzekering

 

worden betrokken de verantwoorde-

WAZ (29 497) (Handelingen 2003/04,

 

lijkheidsverdeling tussen het publieke en

nr. 37, Eerste Kamer, pag. 2039).

 

private domein.

   

Vergaderjaar 2004–2005

     
   

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1 Standpunt over inrichting ontslagstelsel

Kamerstukken II 2004/05, 30 109, nr. 1,

Wordt betrokken bij het vervolg op de

en over ontslagvergoedingen. Na

pag. 42–43.

voorstellen van de Commissie Bakker.

ommekomst van het advies van de SER

   

over het sociaal-economisch beleid op

   

middellange termijn zal het kabinet een

   

standpunt bepalen over de inrichting

   

van het ontslagstelsel en de ontslag-

   

vergoedingen

   

2 Minister heeft toegezegd dat recht op

14-10-2004 plenaire behandeling TK

Start onderzoek ten behoeve van

langdurend zorgverlof in relatie tot de

wetsvoorstel Wijziging Wet arbeid en

evaluatie is voorzien 3 jaar na inwerking-

financiële levensloopregeling (als

zorg; langdurend zorgverlof (28 467),

treding levensloopregeling.

financieringswijze) 3 jaar na de

(Handelingen 2004/05, nr. 12, Tweede

Planning: maart 2009.

inwerkingtreding van de financiële

Kamer, pag. 672).

 

levensloopregeling zal worden

   

geëvalueerd. Dat wil zeggen een

   

evaluatie van het gebruik van het recht

   

op langdurend zorgverlof en de mate

   

waarin levensloopregeling daarvoor

   

wordt gebruikt.

   

3 Minister geeft aan welke zaken hij

15-02-2005 plenaire behandeling EK Wet

Start onderzoek ten behoeve van

opneemt in de evaluatie van de

aanpassing fiscale behandeling

evaluatie is voorzien 3 jaar na inwerking-

levensloopregeling die hij aan de

VUT/prepensioen en introductie

treding levensloopregeling.

Tweede Kamer heeft toegezegd.

levensloopregeling (29 760) (Handelingen 2004/05, nr. 15, Eerste Kamer, pag. 715).

Planning: maart 2009.

4 Minister zegt Eerste Kamer toe in de

15-02-2005 plenaire behandeling EK Wet

Start onderzoek ten behoeve van

evaluatie van de levensloopregeling ook

aanpassing fiscale behandeling

evaluatie is voorzien 3 jaar na inwerking-

de participatie van mannen en vrouwen

VUT/prepensioen en introductie

treding levensloopregeling.

op de arbeidsmarkt op te nemen.

levensloopregeling (29 760) (Handelingen 2004/05, nr. 15, Eerste Kamer, pag. 715).

Planning: maart 2009.

Vergaderjaar 2004–2005

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

5 De minister zegt toe 2 jaar na inwerkingtreding van wetsvoorstel (30 016) een evaluatie te laten uitvoeren van de re-integratie inspanningen van de overheidswerkgevers ten behoeve van hun ontslagen werknemers.

6 1. Re-integratieresultaten UWV en

verzekeraars meenemen in de evaluatie

WIA

  • 2. 
    Monitoren maatregelen die ERD

nemen.

Brief d.d. 27-06-2005 Memorie van antwoord bij wetsvoorstel tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het preventief inzetten van re-integratie-instrumenten (30 016, nr. C).

29-06-2005 plenaire behandeling TK vd wetsvoorstellen Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) (30 034) en de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (30 118) (Handelingen 2004/05, nr. 97, Tweede Kamer, pag. 5904–5929).

De evaluatie van art. 72a WW (re-integratietaak overheidswerkgevers) wordt uitgevoerd door APE, onder begeleiding van een commissie bestaande uit SZW, BZK, OCW, UWV en het Participatiebudget. APE heeft aangegeven dat de tussenevaluatie uiterlijk 25–01–2008 afgerond wordt. De eerste tussenevaluatie is 12–03–2008 aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden. In februari zal met de eindevaluatie worden gestart, die eind 2008 aangeboden moet worden.

Planning: maart 2009. Voor inzicht in uitvoering en re-integratieresultaten van de WIA is onderzoek naar zowel publieke uitvoering door UWV als private uitvoering door ERD noodzakelijk. In de SZW-begroting 2008 is opgenomen dat de WGA in 2009 geëvalueerd zal worden. De opzet van deze evaluatie zal bezien worden in relatie met de algehele evaluatie van de WIA die voor 2010 gepland staat. Een voorstel hiertoe wordt voorbereid. Deze toezegging zal hier een plaats in krijgen. Planning: december 2008.

Vergaderjaar 2005–2006

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1     De Kamer wordt op de hoogte gehouden van de verdere afwikkeling van de aangiften van vermeende fraude met ESF-gelden én de afwikkeling van de huisvestingsstichtingen

2     Streven van 10 protocollen naar EK

3 Monitoren van de hybride uitvoering: na enkele jaren een tussenrapportage naar parlement over de werking van het systeem

4 Het voorstel voor invoering van een fictieve onderhoudsbijdrage van € 9 per dag wordt na twee jaar geëvalueerd

07-09-2005

AO inzake afwikkeling van de

Arbeidsvoorzieningsorganisatie

(kamerstukken II, 2005/06, 21 477, nr. 93)

01-11-2005 Openbare behandeling EK van de wetsvoorstellen WIA (30 034) en de invoeringswet WIA (30 118) (Handelingen 2005/06, nr. 4, Eerste Kamer, pag. 154–176)

01-11-2005 Openbare behandeling EK van de wetsvoorstellen WIA (30 034) en de invoeringswet WIA (30 118) (Handelingen, 2005/06, nr. 4, Eerste Kamer, pag. 154–176)

23-02-2006 VAO over AO d.d. 22-02-2006 over enkele aspecten inzake algemene kinderbijslag wet

(Handelingen 2005/06, nr. 54, Tweede Kamer, pag. 3553–3557)

De Tweede Kamer met brief d.d. 07-07-2008 geïnformeerd over de stand van zaken bezwaar- en beroepsprocedures ESF 1994–1998 (kamerstukken II, 2007/08, 26 642, nr. 108) Planning: september 2008 9 protocollen gerealiseerd. Gezondheidsraad heeft laten weten dat het 10e (en laatste) protocol opgeleverd zal worden zodra de betreffende richtlijn door het CBO is vastgesteld (in de loop van 2008) Werkzaamheden worden voortgezet door Vereniging van verzekeringsartsen + Zon MW.

Planning: september 2008 In de SZW-begroting 2008 is opgenomen dat de WGA in 2009 geëvalueerd zal worden. De opzet van deze evaluatie zal bezien worden in relatie met de algehele evaluatie van de WIA die voor 2010 gepland staat. Een voorstel hiertoe wordt voorbereid.

Planning: december 2009 Het besluit is op 01-01-2007 inwerking getreden. Planning: december 2008.

Vergaderjaar 2005–2006

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

5     Effectmeting verzorgingsforfait. De minister zegt toe de EK te zullen bezien in welke mate het verzorgingsforfait een rol speelt bij het toekennen van uitkeringen en de Kamer daarover op basis van «meten is weten» te zullen berichten

6     Voorlichting doorwerken na 65 jaar. Het kabinet zal inzetten op een publiciteits-traject gericht op enerzijds de oudere werknemers en ambtenaren en anderzijds werkgevers en P&O’ers (zowel marktsector als overheid). Het publiciteitstraject voor werknemers zal worden gericht op de bladen en websites die door ouderen veel gelezen worden. Hierbij zullen ook de media van ouderenbonden, vakbonden, pensioenuitvoerders en de site van Pensioenkij-ker.nl worden meegenomen. Aan deze organisaties zullen artikelen worden aangeboden. In het kader van de voorlichting aan werkgevers zullen artikelen worden aangeboden aan bladen gericht op (overheids)werkgevers en media van brancheorganisaties.

20–06–2006 Plenaire behandeling EK van het wetsvoorstel wijziging WW-stelsel (30 370) (Handelingen 2005/06, nr. 32, Eerste Kamer, pag. 1519–1534)

Brief d.d. 23-06-2006 over het Kabinetsstandpunt Wegnemen van belemmeringen voor doorwerken na 65 jaar (kamerstukken II, 2005/06, 28 170, nr. 47).

De werking van het verzorgingsforfait wordt onderzocht. Evaluatie is gaande. Planning: oktober 2008

De Tweede Kamer is bij brief d.d. 28-05-2008 geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 152). Met de voorbereiding van de voorlichtingsactiviteiten wordt gestart. Planning: december 2008

Ook zal worden bekeken welke voorlichtingsactiviteiten kunnen worden gestart in samenwerking met het expertisecentrum Leeftijd en de Regiegroep GrijsWerkt (bijvoorbeeld actieweken in regio’s, contact opnemen met interme-diairen, brochures voor werkgevers en werknemers). Gelet op de specifieke positie van allochtone werknemers is het belangrijk om organisaties van allochtonen bij het publiciteitstraject te betrekken. Ten slotte zullen ook de Cao-partijen worden benaderd om mogelijkheden voor voorlichting over doorwerken na 65 jaar te bezien 7 Kabinetsstandpunt klokkenluiden

8 De Arbeidstijdenwet zal na 3 jaar worden geëvalueerd

Brief d.d. 26-06-2006 over Evaluatieonderzoek klokkenluidersprocedures in ondernemingen. (kamerstukken II, 2005/06, 30 636, nr. 1) 06-09-2006 Plenaire behandeling Wijziging van de Arbeidstijdenwet (30 532); (Handelingen 2005/06, nr. 103, Tweede Kamer, pag. 6324–6325)

Er komt nog dit jaar een Actieplan

klokkenluiders.

Planning: december 2008

Planning: april 2011

Vergaderjaar 2006–2007

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1 Bij de evaluatie in 2008 (van de

medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de combinatie van het adviesrecht en beroepsrecht voldoende is.

21-09-2006 plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen 2006/07, nr. T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061).

Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd. Planning: december 2008.

Vergaderjaar 2006–2007

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

2     Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de drempel (van 10%) die een maximum stelt aan het aantal zetels voor gepensioneerden in het bestuur adequaat is.

3     Bij de evaluatie in 2008 (van de medezeggenschap gepensioneerden bij pensioenfondsen) zal worden bezien of de eis gehandhaafd moet worden dat de kandidaten die voorgedragen zijn door representatieve organisaties ook uit de betreffende onderneming moeten komen.

4     De minister heeft toegezegd dat hij uiterlijk 01-01-2009 de Kamer zal informeren hoe ver pensioenuitvoerders zijn met het tot stand brengen van een pensioenregister. De kamerleden Verbeet, De Vries en Omtzigt willen dat pensioenuitvoerders uiterlijk op 01-01-2011 een pensioenregister operationeel hebben. Aanpassing van de noodzakelijke wetgeving is afhankelijk van de voortgang van de pensioensector met het ontwikkelen van een pensioen-register.

5     Monitoring ontwikkeling arbocatalogi in verband met heroverwegen overgangstermijn van 3 jaar waarna alle beleidsregels moeten zijn ingetrokken.

6     Arbobrochure «werken met containers» komt eind najaar 2007 gereed en zal begin 2008 verspreid worden over de relevante sectoren en daarna een inspectie uitvoeren.

7     Uitbraak van legionella in een koeltoren in Amsterdam; eventuele beleidsmatige consequenties na behandeling Openbaar Ministerie

8     Er zal een voorlichtingsbrochure Legio-nella worden opgesteld en deze zal worden verspreid. Na een gewenningsperiode zullen inspecties worden uitgevoerd.

9     De Arbeidsinspectie zal meer prioriteit geven aan de BHV-handhaving, waarbij de AI zich met name dient te richten op instellingen met instellingen met kwetsbare groepen, zoals ziekenhuizen en bejaardentehuizen.

21–09–2006 plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen 2006/07, nr. T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061).

21-09-2006 plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen 2006/07, nr. T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061).

21-09-2006 plenaire afronding Tweede Kamer van het wetsvoorstel Pensioenwet (30 413) (Handelingen 2006/07, nr, T15, Tweede Kamer, pag. 1048–1061).

Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd. Planning: december 2008.

Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd. Planning: december 2008.

Er is contact met het bestuur van de St. Pensioenregister om te bezien of wetswijziging nodig is. Planning: december 2010.

21-09-2006 plenaire behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers (Handelingen 2006/07, nr. 3, Tweede Kamer, pag. 117–143). Brief d.d. 25-09-2006 over Eindverslag inspectieproject Gegaste containers (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 85).

Brief d.d. 26-09-2006 over Eindverslag inspectieproject «Legionella A656» (kamerstukken II, 2006/07, 26 442, nr. 24).

Brief d.d. 26-09-2006 over Eindverslag inspectieproject «Legionella A656» (kamerstukken II, 2006/07, 26 442, nr. 24).

24-10-2006 en 25-10-2006 Debat met ministers van Just/Vrom /V&I en stas SZW over het rapport inzake de brand in cellencomplex Schiphol-Oost (Handelingen 2006/07, nr. 17, Tweede Kamer, pag. 1221–1222).

ARBO en AI monitoren gezamenlijk continue welke sectoren aan een arbo-catalogus werken. 20 arbocatalogi zijn er ter toetsing aangeboden. Daarvan zijn er 13 catalogi inmiddels met goed resultaat marginaal getoetst. Planning: december 2008.

Arbobrochure «Arbeidsrisico’s bij de behandeling van containers» is in de branche verspreid. De rapportage over het inspectieproject «Gegaste Containers» zal in het 1ste kwartaal van 2009 gepubliceerd worden. De verwachting is dat eind juli de dagvaarding de deur uitgaat, 15 augustus de pro forma zitting plaatsvindt en er eind van dit jaar een beslissing valt. De voorlichtingsbrochure «Koeltorens en de beheersing van legionellarisico’s» is in de zomer van 2008 verspreid. In 2009 zullen inspecties worden uitgevoerd. Planning: november 2009. BHV-handhaving wordt meegenomen bij inspectieprojecten in de zorg en de SW. Rapportages komen in de tweede helft van 2008 gereed. Planning: december 2008.

Vergaderjaar 2006–2007

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

10   In september 2007 gaan twee inspectieprojecten in de penitentiaire sector van start. In samenwerking met de VROM inspectie zal worden gecontroleerd op de bedrijfshulpverlening (BHV) en vluchtwegen. Daarnaast zal een inspectie-project worden uitgevoerd m.b.t. werkdruk en agressie en geweld bij de penitentiair medewerkers.

11   Standpunt betreffende bekrachtiging IAO-verdrag 187 & bijbehorende Aanbeveling 179 (aangenomen 95e zitting IAO 2006) inzake promotioneel kader gezondheid & veiligheid op het werk meenemen in geconsolideerd standpunt t.a.v. Verdrag 119 (machine-veiligheid 1963), Verdrag 139 (beroepskanker 1974), Verdrag 148 (werkmilieu, luchtverontreiniging, lawaai & trillingen 1997) Verdrag 167 (V&G in bouw 1988) Verdrag 170 (chemische stoffen 1990) Verdrag 184 (V&G in landbouw 2001).

12   Het rapport over het terugdringen van de witte vlek zal in het najaar 2007 door de minister aan Eerste Kamer worden gezonden.

13   Naar aanleiding van de evaluatie van de Code voor Pension Fund Governance zal de minister ingaan op de vraag hoe de regering aankijkt tegen evenwichtige belangenbehartiging bij PFG en hoe daarop wordt gecontroleerd en gestuurd (EK).

14   Arbobrochure SW komt in najaar 2007 gereed en zal dan worden verspreid in de sector. In 2008 zal opnieuw worden geïnspecteerd, met name bij de achterblijvers. Inspectierapport 2006 wordt in de eerst volgende verzamel-brief Werk en Bijstand opgenomen.

15   Brochure Kinderopvang is gereed en wordt binnenkort (juli/augustus) verstuurd naar de sector. Volgende inspecties zijn gepland in 2009/2010.

16   De minister informeert de Kamer over de wijze van toezicht op CKI’s.

24-10-2006 en 25-10-2006 Debat met ministers van Just/Vrom/V&I en stas SZW over het rapport inzake de brand in cellencomplex Schiphol-Oost (Handelingen 2006/07, nr. 17, Tweede Kamer, pag. 1221–1222).

Brief d.d. 24-11-2006 tekst IAO-Verdrag nr. 187 en Aanbeveling nr. 179 (kamerstukken II, 2006/07, 29 427 nr. 33).

Het rapport «Brandveiligheid Justitiële Inrichtingen» van 4 rijksinspecties, w.o. de AI, is eind mei 2008 naar de Kamer gezonden. Het verslag van het inspectieproject «Werken met Gedetineerden» komt in september 2008 in de openbaarheid. Planning: juli 2009.

Planning: november 2008.

04-12-2006 Gezamenlijke plenaire behandeling EK van de wetsvoorstellen Pensioenwet (30 413) en de Invoerings-en aanpassingswet Pensioenwet (30 655) (Handelingen nr. 11 2006/07, Eerste Kamer, pag. 467–476) en Handelingen 2006/07, nr. 12, Eerste Kamer pag. 497–572). 04-12-2006 Gezamenlijke plenaire behandeling EK van de wetsvoorstellen Pensioenwet (30 413) en de Invoerings-en aanpassingswet Pensioenwet (30 655) (Handelingen 2006/07, nr.11, Eerste Kamer, pag. 467–476) en Handelingen nr. 12, 2006/07, Eerste Kamer, pag. 497–572). 07-02-2007 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Arbozaken (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 104).

07-02-2007 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Arbozaken (kamerstukken II, 2006/07, 25 883, nr. 104).

04-07-2007 AO over de 13e voortgangsrapportage SUWI. (kamerstukken II, 2006/07, 30 545, nr. 32).

Het rapport witte vlekken op pensioengebied wordt eind oktober 2008 verwacht. Planning: oktober 2008.

De evaluatie PFG wordt uitgevoerd door de Pensioencommissie van de SER. Planning: december 2008.

Arbobrochure «Arbeidsrisico’s in de Sociale Werkvoorziening» is begin 2008 verspreid. Resultaten van inspectieproject in de SW-Sector worden eind 2008 gepubliceerd.

Arbobrochure «Arbeidsrisico’s in de kinderopvang» is in de zomer van 2007 verstuurd naar de sector. Volgende inspecties zijn gepland in 2009/2010. In 2007 is door de Inspectie onder andere een Programma arbeidsveiligheid opgesteld dat nu wordt uitgevoerd. De voorgenomen reorganisatie van de Inspectie per 1 januari 2009 en de invoering van een nieuw stelsel van accreditatie en certificatie maken dat het op dit moment niet opportuun is om een meerjarig werkprogramma «toezicht op cki’s» te ontwerpen. De IG heeft daarom besloten de ontwikkeling van het meerjarenprogramma na 01-01-2009 voort te zetten.

Vergaderjaar 2006–2007

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

17   Het kabinet zal een onderzoek starten naar de mate waarin het re-integratie-beleid effectief is voor allochtone jongeren. Daarbij zal in het bijzonder aandacht zijn voor de vraag welke re-integratie-instrumenten effectief zijn bij het activeren van allochtone jongeren.

18   Het kabinet zal zich inzetten om te komen tot regionale banenplannen om jongeren te bemiddelen naar werk en daarbij de Stichting van de Arbeid te betrekken. Het zal hiervoor aandacht vragen van de verantwoordelijke wethouders, van lokale werkgevers en van het CWI en UWV.

19   SZW heeft besloten naar aanleiding van de aanbevelingen van de SER de methodieken [...] met empowerment en soft skills [...] waarmee nu kleinschalig ervaringen zijn opgedaan breder aan te bieden aan gemeenten ter ondersteuning van lokale initiatieven.

20   Medezeggenschap werknemers. Het ligt in de bedoeling van het kabinet om in 2009 opnieuw een stand van zaken op te maken. De minister zal de Kamer dan daarover berichten.

Brief d.d. 05-07-2007 Reactie op SER-advies: Niet de afkomst, maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99).

05-07-2007 Reactie op SER-advies: Niet de afkomst, maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99)

Brief d.d. 05-07-2007 Reactie op SER-advies: Niet de afkomst, maar de toekomst (kamerstukken II, 2006/07, 29 544/27 223, nr. 99)

Brief d.d. 09-07-2007 over Medezeggenschap (kamerstukken II 2006/07, 29 818, nr. 30).

Het kabinet zal in september 2008 een brief met de uitkomsten van het onderzoek naar de Tweede Kamer sturen.

In september wordt de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd.

Voorbereiding van de handreiking is gestart. De Tweede Kamer wordt hierover in het eerste kwartaal 2009 geïnformeerd.

Planning: december 2009.

 

Vergaderjaar 2007–2008

     
   

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1 De Kamer wordt geïnformeerd over de

31-10-2007 AO over Handhaving

De TK wordt hierover geïnformeerd via

verkenning van mogelijkheden van een

(kamerstukken II, 2007/08, 17 050,

de Integrale rapportage handhaving

lik-op-stuk beleid in gevallen van fraude.

nr. 344).

2007.

Planning: september 2008.

2 De staatssecretaris informeert de Kamer

31-10-2007 AO over Handhaving

De TK wordt hierover geïnformeerd via

nader over het misbruik van WAO-uitke-

(kamerstukken II, 2007/08, 17 050,

de Integrale rapportage handhaving

ringen in het buitenland.

nr. 344).

2007.

Planning: september 2008.

3 Tijdens het AO is geïnformeerd naar de

31-10-2007 AO vaste cie SZW Tweede

De Kamer zal hierover bij de toezending

opbrengst van een uitbreiding van de AI

Kamer over Handhaving

van de Integrale Rapportage Handhaving

met 1 fte. Het ging hierbij om het deel

(kamerstukken II, 2007/08, 29 861, nr. 29).

2007 geïnformeerd worden.

van de AI, dat belast is met toezicht op

 

Planning: september 2009.

de naleving van de Wet arbeid vreemde-

   

lingen (WAV).

   

4 De staatssecretaris zegt toe dat de

31-10-2007 AO vaste cie SZW Tweede

Wordt meegenomen in de Integrale

Tweede Kamer resultaten en cijfers over

Kamer over Handhaving (kamerstukken

Rapportage Handhaving 2007.

de aanpak van identiteitsfraude zal

II, 2007/08, 29 861, nr. 29).

Planning: september 2008.

ontvangen.

   

5 Notitie over de solidariteit in pensioen-

06-12-2007 2e termijn plenaire behande-

Planning: december 2008.

regelingen, waarbij aandacht besteedt

ling Pensioenwet (31 226) (Handelingen

 

zal worden aan de solidariteit tussen

2007/08, nr. 34, Tweede Kamer, pag.

 

jong en oud, deeltijd en voltijders,

2654-2662).

 

werknemers en zzp-ers, ook in relatie tot

   

de wettelijke eisen uit de pensioen-

   

wetgeving.

   

Vergaderjaar 2007–2008

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

6     De bewindslieden willen, naast mensen die via participatieplaatsen geholpen worden, de groep mensen betrekken van wie redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij betaald werk kunnen vinden zelfs na intensieve begeleiding en scholing.

7     De minister zal bezien of het initiatief van partijen in het pensioenveld om de snelheid bij de behandeling van waardeoverdrachten te verbeteren voldoende resultaat heeft opgeleverd en zonodig kijken of er aanvullende maatregelen nodig zijn.

8     In samenspraak met de toezichthouder (DNB) wordt nader bezien of de huidige regelgeving in situaties waarin uitvoerende werkzaamheden zijn uitbesteed voldoende effectief is.

9     PW zal worden gewijzigd in die zin dat wanneer een pensioenfonds wordt omgezet naar een andere pensioenuitvoerder, dit alleen mogelijk is indien DNB een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven.

10   Oprichting vereniging van gepensioneerden. In de evaluatie van het medezeggenschapsconvenant zal aandacht besteed worden aan de klacht dat pensioenfondsen pensioengerechtigden soms niet in staat stellen om andere pensioengerechtigden te bereiken in verband met de oprichting van een vereniging van gepensioneerden.

11   N.a.v. de vragen van dhr. Omtzigt over een mogelijk met het verbod op leeftijdsdiscriminatie strijdige wijze van doorberekenen van uitvoeringskosten aan deelnemers zegt de minister toe dat als daar onduidelijkheid over bestaat, hij gaarne in overleg wil treden met de betrokken partijen, waaronder eventueel ook de Commissie Gelijke Behandeling, om te bezien of er duidelijkheid kan worden gegeven over wat acceptabel is.

12   De staatssecretaris zegt toe dat hij bij de beschouwingen over de vereenvoudiging van formulieren ook het verzoek van de heer Spekman zal betrekken om het terugdringen van niet-gebruik door eenvoudigere formulieren te bewerkstelligen.

13   Informatievoorziening over overgang van WGA naar IVA. De minister zegt aan de Eerste Kamer toe – in antwoord op een vraag van de PvdA – dat er door UWV in zal worden voorzien dat het aantal gevallen dat vanuit de WGA doorstroomt naar de IVA zal worden geregistreerd.

06-12-2007 Begroting SZW 2008 (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 127).

06-12-2007 2e termijn plenaire behandeling Pensioenwet (31 226) (Handelingen 2007/08, nr. 34, Tweede Kamer, pag. 2654–2662).

Brief d.d. 10-12-2007 over de voorgenomen fusie ABP/Cordares. (kamerstukken II, 2007/08. 28 294, nr. 32).

Brief d.d. 10-12-2007 over Optas (kamerstukken II 2007/08, 28 294, nr. 32).

11-12-2007 vervolg plenaire behandeling Pensioenwet (31 226) (Handelingen 2007/08, nr. 34, Tweede Kamer, pag. 2654–2662).

11-12-2007 Vervolg plenaire behandeling Pensioenwet (31 226) (Handelingen 2007/08, nr. 34, Tweede Kamer, pag. 2654–2662).

Het kabinet zal een standpunt hieromtrent innemen na advisering door de commissie fundamentele herbezinning Wsw.

Planning: ontvangst advies van de commissie: september 2008.

Bij pensioenkoepels en bij AFM en DNB wordt nagegaan of deze instanties verbeteringen zien. Planning: oktober 2008.

In overleg met DNB wordt bezien of pensioenwet moet worden aangepast Planning: december 2008.

Voorstel zal worden meegenomen in het wetsvoorstel tot introductie van de API. Een concept wetsvoorstel zal tweede helft 2008 gereed zijn. Planning: december 2008.

Het medezeggenschapsconvenant is opgenomen in de Pensioenwet. In 2008 zal dit tegelijk met de Pension Fund Governance worden geëvalueerd. Planning: december 2008.

Met de CGB zijn afspraken gemaakt over het verdere traject. Planning: oktober 2008.

11-12-2007 Plenaire behandeling begroting SZW voor het jaar 2008 (Handelingen 2007/08, nr. 35, Tweede Kamer, pag. 2775).

11-12-2007 Plenaire behandeling EK Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet werk en bijstand, de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met eenmalige gegevensuitvraag aan burgers (30 970) (Handelingen 2007/08, nr. 13, Eerste Kamer, pag. 463).

Deze Toezegging loopt mee in het BZK-traject «Vermindering Lasten». Planning: december 2008.

Planning:

Eerste voorlopige rapportage van UWV is opgenomen in de januarinota 2008; Met UWV zal worden afgesproken dat reguliere informatievoorziening wordt meegenomen in de kwartaalrapportages.

Vergaderjaar 2007–2008

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

14   Naar aanleiding van een verzoek van mevrouw Koser Kaya over de bijdrage van Polen aan de economische groei, zegt de minister toe om bij het AO MOE-landen op 20 december te melden of de economische bijdrage meetbaar is. Minister heeft in antwoord op kamervragen van lid Ulenbelt SP eind april 2008 toegezegd om de Kamer in het najaar van 2008 te informeren over het onderzoek naar de sociaal-economische effecten van de arbeidsmigranten uit de MOE-landen.

15   Premieschuif WW

16 De minister vraagt de Stichting van de Arbeid en de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid hem in oktober 2008 te laten weten wat zij hebben bereikt, welke knelpunten zij zijn tegengekomen en hoe deze volgens hen kunnen worden aangepakt.

17 De staatssecretaris heeft in het kader van de schuldenproblematiek toegezegd aan ondernemers met schulden aandacht te geven.

18   De staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer te informeren over hoe om te gaan met de hoogte van het vrij te laten bedrag (95% van het sociaal minimum) bij schuldsaneringstrajecten. Ministerie van Justitie is bezig met verkenning voor Wsnp.

19   De staatssecretaris zegt toe na te gaan op welke manier budgetcursussen (kunnen) worden ingezet bij inburgering.

20 De staatssecretaris zegt toe te gaan verkennen op welke manier wordt omgegaan met klachten over schuld-hulpverleningstrajecten.

21 De staatssecretaris zegt toe de verkenning van mogelijkheden voor afdwingbaarheid van minnelijke schuldhulpverlening mee te nemen in het onderzoek naar schuldhulpverlening.

12-12-2007 Vervolg plenaire behandeling Het onderzoek naar de sociaal-econo-

begroting SZW voor het jaar 2008 (Handelingen 2007/08, nr. 35, Tweede Kamer, pag. 2771).

12 en 13-12-2007 Plenaire behandeling

begroting SZW 2008 (Handelingen

2007/08, nr. 35, Tweede Kamer, pag.

2709).

Brief d.d. 13-12-2007 over Achtste

voortgangsrapportages gelijke beloning

(kamerstukken II, 2007/08, 27 099, nr. 19).

19-12-2007 AO over de brief d.d. 19-09-2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en

Insluiting (NSR). (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125). 19-12-2007 AO over de brief d.d. 19-09-2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting (NSR) (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125).

19-12-2007 AO vaste commissies SZW/Fin met staatssecretaris SZW en minister Fin over de brief d.d. 19-09-2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting (NSR) (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125).

19-12-2007 AO vaste commissies SZW/Fin met staatssecretaris SZW en minister Fin over de brief d.d. 19-09-2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting (NSR) (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125). 19-12-2007 AO vaste commissies SZW/Fin met staatssecretaris SZW en minister Fin over de brief d.d. 19–09– 2007 houdend het Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting (NSR) (kamerstukken II, 2007/08, 24 515, nr. 125).

mische bijdrage van arbeidsmigratie uit

de MOE-landen, Bulgarije en Roemenië is

in juli gestart en wordt uitgevoerd door

SEO. Het kabinet zal dit onderzoek in

november a.s. naar de Tweede Kamer

sturen.

Planning: november 2008.

De reactie wordt gegeven in samenhang

(tegelijkertijd) met de reactie op de

adviezen van de commissie Bakker

Planning: september 2008.

De StvdA en de ROP zijn al gevraagd

(namelijk in brieven van 13 december

2007 die tegelijk uitgingen met de brief

naar de TK) om in oktober 2008 te laten

weten:

wat zij hebben bereikt;

welke knelpunten zij zijn tegengekomen,

hoe deze volgens hen kunnen worden

aangepakt. De reacties van de StvdA en

de ROP zullen na ontvangst naar de TK

worden gestuurd.

Planning: december 2008.

Hierover zal voor Prinsjesdag 2008 een

brief aan de Tweede Kamer worden

gezonden.

Hierover zal voor Prinsjesdag 2008 een brief aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Hierover zal voor Prinsjesdag 2008 een brief aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Hierover zal voor Prinsjesdag 2008 een brief aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Hierover zal voor Prinsjesdag 2008 een brief aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Vergaderjaar 2007–2008

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

22   De staatssecretaris zegt toe een manier te vinden om te checken of dit wetsvoorstel (wetsvoorstel 31 138 Bopz Werk en Bijstand) zo uitpakt als bedoeld en of het geld terecht komt bij de mensen voor wie het bedoeld is. In een brief aan de Tweede Kamer zal hierop worden terugkomen. Geen zware evaluatie maar een «doorkijkje» geven.

23   De staatssecretaris heeft tijdens het AO over de MPD op 6 februari toegezegd de voorlichting rond de Regeling dienstverlening aan huis te verbeteren

24   De staatssecretaris zal in de eerstkomende integrale rapportage handhaving ingaan op wat de besparingen zijn per ingezette sociaal rechercheur.

25   API fase 2 en 3. Rond de zomer (2008) zal het wetsvoorstel inzake de algemene pensioeninstelling (API) die uitsluitend DC-regelingen mag uitvoeren naar de TK gaan. Hierbij heeft Financiën het voortouw. Tegelijkertijd met het betreffende wetsvoorstel zal de TK in een brief geïnformeerd worden over de wijze waarop fase 2 en 3 zullen worden aangepakt. In fase 2 wordt nagegaan op welke wijze via aanpassingen in de PW de samenwerking tussen ondernemingspensioenfondsen mogelijk kan worden gemaakt. Fase 3 behelst de introductie van een API die DB-regelingen uit kan voeren.

26   De minister heeft de Tweede Kamer een brief toegezegd waarin hij zal ingaan op de vraag van de Kamer te bekijken waar informatie over de uitvoeringskosten van pensioenuitvoerders aanwezig is en of er sprake is van een probleem.

27   De staatssecretaris heeft, naar aanleiding van een vraag van Spekman tijdens het AO van 03-04-2008, toegezegd de Kamer te informeren over de gevolgen voor de gemeentefondsuitkering na daling van het bijstandsvolume naar aanleiding van de casus Nijmegen.

28   De minister zal nagaan op welke manier en door wie de informatie over mini-mumuurlonen in de diverse sectoren het beste kan worden verstrekt.

17-01-2008 Plenaire behandeling Tweede Kamer wijziging van de Wet werk en bijstand; uitbreiding van de doelgroep van de langdurigheidstoeslag met gedeeltelijk arbeidsgeschikten (31 138) (Handelingen 2007/08, nr. 42, Tweede Kamer, pag. 3232).

06-02-2008 AO vaste cie SZW TK over de kabinetsreactie op het RWI-advies «Huis houden op de markt 2» (29 544, nr. 128) (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 142).

05-03-2008 AO over Handhaving (kamerstukken II, 2007/08, 17 050, nr. 353).

12-03-2008 AO vaste commissies Fin en SZW over Pensioenen (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 110).

De wet is op 27 maart 2008 in Stb. 87 gepubliceerd. In de Verzamelbrief Gemeenten van april/mei zijn de gemeenten hierover geïnformeerd. Momenteel wordt bezien op welke wijze kan worden onderzocht – zonder gemeenten te zeer te belasten – hoe de bijzondere bijstandsverlening voor deze groep heeft gekregen. Planning: december 2010. Samen met Communicatie, Financiën en de Belastingdienst wordt gewerkt aan een uitbreiding en verbetering van de voorlichting. Het streven is dat na het zomerreces de verbeterde voorlichting van start gaat. Planning: september 2008. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd via de Integrale rapportage handhaving 2007 Planning: september 2008. Brief over fase 2 en 3 is in voorbereiding. Planning: september 2008.

12-03-2008 AO vaste commissies Fin en SZW over Pensioenen (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 110).

13-03-2008 VAO over AO WWB-onder-werpen d.d. 27-02-2008 (Handelingen 2007/08, nr. 63, pag. 4505).

19-03-2008 AO vaste cie SZW TK over de evaluatie bijzondere aanpassing van het wettelijk minimumloon (kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 81).

De Tweede Kamer met brief d.d. 13-05-2008 geïnformeerd (kamerstukken II, 2007/08, 22 112, nr. 649) Planning: november 2008.

Het beantwoorden van de vraag van Spekman vereist nader uitzoekwerk. In september 2008 zal een brief naar de Tweede Kamer worden gezonden.

Planning: oktober 2008.

Vergaderjaar 2007–2008

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

29   Toezending van informatie van de Stichting van de Arbeid over de dekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers. De Stichting constateert dat, voor zover het duurzaam volledig arbeidsongeschikt beoordeelde actieve deelnemers betreft, er ten opzichte van de situatie onder de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering nauwelijks wijziging is opgetreden. Voor de gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers heeft de Stichting hierover aan de pensioenkoepels en aan het Verbond van Verzekeraars om nadere informatie gevraagd. Zodra ik over deze informatie beschik, zal ik uw Kamer hierover informeren.

30   In de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel STAP (Stimulering Arbeidsparticipatie) komt een passage over de mogelijkheid die loonkostensubsidie biedt om projecten met branches aan te gaan (zie voormalige SVWW).

31   Evaluatie van de IOW vindt zo vroeg mogelijk in 2010 plaats, zodat hierover een debat met de Tweede Kamer mogelijk is. De evaluatie zal ingaan op de arbeidsmarktomstandigheden van ouderen en de belemmeringen in regelgeving om over te stappen vanuit een uitkeringssituatie naar de arbeidsmarkt. Aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie en in het bijzonder de arbeidsmarktontwikkeling voor ouderen, zal een beslissing genomen worden over de horizonbepaling in de IOW.

32   Evaluatie indexatielabel. Na invoering van het indexatielabel per 1 juli 2008 moeten we de mogelijkheid blijven verkennen om het label verder te verbeteren. Daarom ben ik van plan in 2011 het indexatielabel te evalueren.

33   Verbetering re-integratieverslag. De toetsing van het re-integratieverslag door UWV aan de hand van de poortwachtertoets kan mogelijk verbeterd worden wanneer de werknemer meer inbreng zou hebben in het re-integratieverslag en wanneer het verslag op uniforme wijze zou worden opgesteld. De minister geeft aan bereid te zijn de Stuurgroep Poortwachter op deze punten advies te vragen.

Brief d.d. 25-03-2008 over pensioen-bewustzijn, nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen (kamerstukken II 2007/08, 30 413, nr. 108).

Planning: december 2008.

02-04-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over re-integratie (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 57).

03-04-2008 Plenaire behandeling Tweede Kamer wetsvoorstel inkomensvoorziening oudere werklozen (30 819) (Handelingen 2007/08, nr. 72, pag. 5085).

In de Memorie van Toelichting van het Wetsvoorstel STAP is aandacht besteed aan de mogelijkheid die loonkostensubsidie biedt. Het wetsvoorstel ligt bij de Raad van State. Planning: oktober 2008.

Evaluatie van de IOW vindt zo vroeg mogelijk in 2010 plaats.

Brief d.d. 14-04-2008 invoering Indexa-tielabel: stand van zaken (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 109).

Brief d.d. 18-04-2008 over Conclusies Stichting van de Arbeid 35-min groep (kamerstukken II, 2007/08, 28 719, nr. 54).

Planning: december 2011.

Eind augustus 2008 bespreking in de werkgroep verbetering poortwachter. Op basis daarvan wordt verdere planning opgesteld. Planning: april 2009.

Vergaderjaar 2007–2008

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

34   Bezien zal worden welke problemen werknemers in hun tweede ziektejaar ondervinden bij het overstappen naar een andere baan. De minister zegt in dat kader toe dat hij desgevraagd zal praten met de Stichting van de Arbeid in het kader van het onderzoek door de Stichting van de Arbeid en het Verbond van Verzekeraars naar knelpunten.

35   WIA- evaluatie: knelpunten 35-min. In de WIA-evaluatie zal meegenomen worden of zich als gevolg van het Schattings-besluit knelpunten voordoen voor 35-minners.

36   De Tweede Kamer wordt geïnformeerd zodra er een gepubliceerde uitspraak beschikbaar is in de hogerberoepzaak met betrekking tot de beslissing van een Poolse rechter na toegekende loon-vordering.

37   Reactie op RIVM rapport over effecten op voortplanting.

38   Redactionele verbeteringen aanbrengen in de Pensioenwet, en andere voor pensioen relevante wetten, te weten – de redactionele aanpassing van artikel 664 van boek 7 BW bij eerstvolgende gelegenheid met terugwerkende kracht verbeteren;

– de formulering van het bij amendement aan artikel 40 Pensioenwet (en 50 Wvb) toegevoegde lid bij eerstvolgende gelegenheid technisch te verbeteren; – de formulering van artikel 55 lid 1 Pensioenwet verbeteren.

39   Toezegging dat de regering zal bezien of de in de artikelen 85 en 87 Pensioenwet opgenomen voorwaarde voor waardeoverdracht naar buitenland, namelijk dat de afkoopmogelijkheid niet ruimer mag zijn dan in Nederland, niet ook moet gelden voor de artikelen 88 en 89 van de Pensioenwet.

40   Het kabinet zal de ontwikkelingen in Cao’s n.a.v. plannen in de notitie monitoren. De resultaten worden meegenomen in de evaluatie van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd.

41   Aanpassing van het Ontslagbesluit zodat bij collectief ontslag 65-plussers als eerste in aanmerking komen voor ontslag

42   Voorlichtingsactiviteiten om een cultuuromslag te bewerkstelligen en te voorzien in de behoefte aan informatie over de rechtspositie van 65-plussers.

23-04-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over de brief v.d. Raad van Werk en Inkomen inzake Poortwachterscentra (kamerstukken II, 2007/08, 28 333, nr. 102).

23-04-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over de brief v.d. Raad van Werk en Inkomen inzake Poortwachterscentra (kamerstukken II, 2007/08, 28 333, nr. 102).

Brief d.d. 28-04-2008 antwoorden op vragen van het lid Ulenbelt (SP) over de beslissing van een Poolse rechter na toegekende loonvordering (Aanhangsel van de Handelingen, 2007/08, nr. 2197).

Brief d.d. 15-05-2008 over Arbeidsomstandighedenbeleid gevaarlijke stoffen (kamerstukken II, 2007/08, 25 883, nr. 131).

Brief d.d. 19-05-2008 Memorie van antwoord wijzigingswet Pensioenwet (kamerstukken I, 2007/08, 31 226, D).

De Stichting van de Arbeid zal op 04-08-2009 met de Bond voor Verzekeraars praten. Planning: december 2009.

Planning: december 2009.

Planning: tijdstip informatie is afhankelijk van datum uitspraak in hoger beroep.

De reactie op dit rapport wordt meegenomen in de reactie op het advies van de Gezondheidsraad van 12 juni 2008 over effecten op de voortplanting Planning: september 2008. Wordt meegenomen in Veegwet SZW 2009. Planning: september 2009.

Brief d.d. 19-05-2008 Memorie van antwoord wijzigingswet Pensioenwet (kamerstukken I 2007/08, 31 226, D).

Brief d.d. 28-05-2008 Arbeidsmarktpositie van ouderen (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 152).

Brief d.d. 28-05-2008 over Arbeidsmarktpositie van ouderen (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 152)

Brief d.d. 28-05-2008 over Arbeidsmarktpositie van ouderen (kamerstukken II, 2007/08, 29 544, nr. 152).

In overleg met DNB wordt bezien of de artikelen 88 en 89 van de Pensioenwet moeten worden aangepast. Planning: mei 2009.

Planning: december 2009.

Aanpassing ontslagbesluit loopt parallel Planning: januari 2010

Met de voorbereiding van de voorlichtingsactiviteiten wordt gestart. Planning: december 2008.

Vergaderjaar 2007–2008

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

43   Wajong loonaanvulling tot 120% WML. In het kader van de wettelijke regeling zal bij de definitieve beoordeling op 27-jarige leeftijd overwogen worden of het (onder voorwaarden) mogelijk moet zijn om loonaanvulling ook te ontvangen indien het totale inkomen hoger uitkomt dan 100% WML.

44   Wajong-terugvaloptie en samenloop met andere uitkeringen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zal worden ingegaan op een terugvaloptie voor jonggehandicapten en samenloop met andere uitkeringen.

45   De ministeriële regeling Indexatielabel zal worden aangehouden totdat de uitkomst van het onderzoek naar de alternatieve muntjes van de koepels bekend is. De ministeriële regeling zal uiterlijk 1 september gepubliceerd worden.

46   Verkennende notitie verlofregelingen. De minister heeft aangekondigd om in het najaar van 2008 een notitie naar de TK te sturen, waarin de mogelijkheden worden verkend voor een herziening van het verlofstelsel.

47   Beredenering hoogte inkomensondersteuning tijdens studie en school op grond van de Wajong. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zal de hoogte van de inkomensondersteuning tijdens studie en school (25% WML) nader onderbouwd worden.

48   Een actualisatie van de stand van zaken flankerende beleidsmaatregelen.

49   Een kabinetsstandpunt inzake vrij verkeer van werknemers met Bulgarije en Roemenië

50   De Tweede Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling van SZW geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek met de sector bouw over de ZZP-problematiek.

51   Voor de behandeling van de begroting van SZW wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de arbocatalogi inclusief beleidsvisie.

Brief d.d.30-05-2008 over participatie jongeren met een beperking (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25).

Brief d.d. 30-05-2008 over participatie jongeren met een beperking (kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 25).

18-06-2008 AO vaste cie SZW TK over Pensioenen (kamerstukken II, 2007/08, 30 413, nr. 114).

26-06-2008 Plenair debat Initiatief wetsvoorstel Halsema/Van Gent tot wijziging van de Wet arbeid en zorg (Vaderverlof) (31 074) (Handelingen 2007/08, nr. 102, pag. 7314).

02-07-2008 AO vaste cie SZW TK over AO vaste commissie SZW TK over participatie van jongeren met een beperking(kamerstukken II, 2007/08, 31 224, nr. 28).

Brief d.d. 16-06-2008 over Flankerend beleid MOE-landen en maatschappelijke positie Oost-Europeanen in Nederland (kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 81). Brief d.d. 16-06-2008 over Flankerend beleid MOE-landen en maatschappelijke positie Oost-Europeanen in Nederland (kamerstukken II, 2007/08, 29 407, nr. 81) 19-06-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Arbeidsomstandigheden (kamerstukken II, 2007/08, 25 720, nr. 21).

19-06-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Arbeidsomstandigheden (kamerstukken II, 2007/08, 25 720, nr. 21).

Deze toezegging wordt meegenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wajong. Planning is het wetsvoorstel vóór 1 januari 2009 in te dienen in de Tweede Kamer.

Deze toezegging wordt meegenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wajong. Planning is het wetsvoorstel vóór 1 januari 2009 in te dienen in de Tweede Kamer.

Uitkomst onderzoek begin augustus 2008 Planning: september 2008.

Na de zomer ontvangt de Kamer een algehele visie op verlofvormen. Planning: oktober 2008.

Deze toezegging wordt meegenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wajong. Planning is het wetsvoorstel vóór 1 januari 2009 in te dienen in de Tweede Kamer. Planning: december 2008.

Planning: november 2008.

Planning: november 2008

Planning: november 2008.

Planning: november 2008.

Vergaderjaar 2007–2008

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

52 De Tweede Kamer zal in een volgend AO nader worden geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek met de verffabrikanten (VVVF), waarin hen zal worden verzocht mee te werken aan de totstandkoming van AWARE-codes. Daarbij zal ook worden ingegaan op de organisatie van een Europese workshop en op de resultaten van de Europese pilot waarin naast Nederland, ook Denemarken en Duitsland participeren.

53 SZW zal bij het wetsvoorstel «Wet tegemoetkoming mensen met gezondheidsproblemen» (rond Prinsjesdag 2008) nadere informatie geven over de inkomenseffecten van het vervangen van de regeling Buitengewone Uitgaven door de nieuwe regeling. Hierbij wordt ook een relatie gelegd met berekeningen van het Nibud.

19-06-2008 AO vaste cie SZW Tweede Kamer over Arbeidsomstandigheden (kamerstukken II, 2007/08, 25 720, nr. 21).

01-07-2008 AO vaste commissies VWS/Fin/SZW Tweede Kamer inzake de financiële tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (29 689). (kamerstukken II, 2007/08, 29 689, nr. 218).

Het gesprek met de verffabrikanten zal worden georganiseerd in september. Dit najaar wordt ingezet op het verkrijgen van voldoende draagvlak voor een Europese workshop onder auspiciën van de Europese Commissie. Indien mogelijk zal de workshop in 2009 plaatsvinden. De Europese pilot is een initiatief van derden. Zodra er voldoende resultaten te presenteren zijn kunnen die ter kennis van de Tweede Kamer worden gebracht. Op de termijn in nog onvoldoende zicht. Planning: juli 2009. Planning: september 2008.

8.2 Bijlage Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een wettelijke taak

Deze bijlage bevat een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen. Indien een ZBO of een RWT uit de departementale begroting en/of via de premie-uitgaven een bijdrage ontvangt, is het beleidsartikel vermeld waarin het ZBO of de RWT is opgenomen, evenals de daarbij behorende raming van de totale bijdrage voor 2009.

Tabel 8.2.1 Overzicht van ZBO’s e

RWT

RWT

ZBO

Beleidsartikel Bijdrage 2009 (x € 1 mln)

 

Raad voor Werk en Inkomen (RWI)

Ja

 

Artikel 47

Stichting Kunstenaar en CO

Ja

 

Artikel 46

Uitvoeringsinstituut werknemers-

     

verzekeringen (UWV) inclusief

     

Centrale organisatie voor Werk en

     

Inkomen (CWI) en BKWI

Ja

Ja

Artikel 46, 47 en 49

Sociale Verzekeringsbank (SVB)

Ja

Ja

Artikel 49 en 50

Inlichtingenbureau (IB)

Ja

 

Artikel 46

Certificerende- en keuringsinstanties

     

arbeidsomstandigheden

 

Ja

Artikel 44

Bedrijfstak- en beroeps-

     

pensioenfondsen

 

Ja

Artikel 45

6,1 1,9

1 770,3

217,7

6,8

Raad voor Werk en Inkomen

De Raad voor Werk en Inkomen (www.rwi.nl) is het officiële en onafhankelijke overlegorgaan van vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten. De Raad heeft tot taak overleg te voeren met Onze Minister over voorstellen van deze raad betreffende a. het beleid met betrekking tot werk en inkomen; b. het arbeidsmarktbeleid; c. de bevordering van de kwaliteit en de transparantie van de re-integratiemarkt.

Kunstenaars & CO

Kunstenaars&CO (www.kunstenaarsenco.nl) heeft als wettelijke taak het uitvoeren van beroepsmatigheidsonderzoeken. Kunstenaars die gebruik maken van de WWIK moeten kunnen aantonen dat zij beroepsmatig werken. Kunstenaars&CO voert deze onderzoeken uit in opdracht van de sociale diensten van gemeenten. Kunstenaars&CO is daartoe aangewezen door de minister van SZW.

SUWI

In de Wet SUWI is de rechtspersoonlijkheid van de ZBO’s op het terrein van de uitvoering van werk en inkomen geregeld.

W

an

Doelmatigheid

 
                 

Tabel 8.2.2 Uitvoeringskosten per SUWI-organisatie bij constante prijzen*

en bij constant volume (x € 1 mln)

 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

UWV/CWI totaal*

2 171,7

2 111,3

1 922,4

1 756,4

1 551,4

1 370,3

1 296,1

1 295,0

Reguliere kosten UWV

1 529,5

1 469,8

1 374,9

1 310,0

1 192,8

1 101,0

1 084,8

1 083,7

Reguliere kosten (voorheen)

               

CWI**

385,2

375,1

350,4

320,8

319,7

318,6

317,6

317,6

Transformatie/frictiekosten

Kwaliteitsbudget

Vernieuwingsbudget

84,8 52,1

66,2

57,4

7,3

7,3

-

-

-

-

70,4

90,2

72,5

25,9

-

 

Taakstelling Coalitieakkoord

-

-

  • 10,3
  • 25,8

-72,3

  • 103,3
  • 131,2
  • 131,2

Sociaal Flankerend beleid

-

-

0,2

0,4

0,4

0,2

-

-

Projectkosten

120,1

200,2

79,4

53,5

31,0

27,9

24,9

24,9

SVB totaal*

215,5

203,9

233,5

217,7

212,8

205,6203,2

204,2

Reguliere kosten (t/m 2008

               

incl. SVB Tien)

215,5

203,9

233,5

217,7

212,8

205,6

203,2

204,2

BKWI totaal*

8,2

8,7

9,5

9,7

9,69,2

8,2

8,2

Reguliere kosten

6,2

7,5

8,4

8,4

8,3

8,2

8,2

8,2

Projectkosten

2,0

1,2

1,1

1,3

1,3

1,0

-

-

IB totaal***

5,7

6,9

5,8

6,8

6,8

5,7

5,7

5,7

Reguliere kosten

4,0

5,7

5,8

5,8

6,8

5,7

5,7

5,7

Projectkosten

1,7

1,1

-

1,0

1,0

-

-

 

Bron: jaarverslagen 2007 en de augustusbrieven 2009

  • De uitvoeringskosten vanaf 2008 van UWV, CWI, SVB, BKWI en IB zijn vermeld in loon-prijsniveau 2008 en exclusief beschikbare bestemmingsfondsen.

** De reguliere kosten (voorheen) CWI vanaf 2009 zijn vooralsnog exclusief het budget voor de Wsw-indicatiestellingen.

*** De uitvoeringskosten Inlichtingenbureau worden in de begroting SZW niet afzonderlijk weergegeven, maar als onderdeel van het handhavings-budget op artikel 46.

UWV

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (www.uwv.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan dat de sociale verzekeringen voor werknemers, zelfstandigen en jonggehandicapten uitvoert. De belangrijkste taak van het UWV is bemiddeling en re-integratie. Tevens rekent UWV het tot zijn taak om de sociale verzekeringen (onder meer WAO, WIA, WW en Wajong) snel, duidelijk en betrouwbaar, rechtmatig en doelmatig uit te voeren. Middels «de Vernieuwing» werkt UWV de komende jaren aan een fundamentele verdere verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening. De reguliere kosten van UWV vertonen een dalende lijn als gevolg van efficiencymaatregelen, beleids- en volume-effecten.

Met de fusie per 1 januari 2009 van CWI en UWV worden de activiteiten van beide organisaties gericht op werk samengebracht in één organisatieonderdeel van het UWV, het WERKbedrijf. De programma-uitgaven en de taken van de CWI worden ingebracht in dit organisatieonderdeel. Werkgevers kunnen dan bij UWV terecht voor personeelsbemiddeling en informatie over de arbeidsmarkt. Werkzoekenden kunnen bij UWV terecht voor het vinden van werk of het aanvragen van een WW- of bijstandsuitkering. Daarnaast verleent UWV (voorheen CWI) ontslagvergunningen en tewerkstellingsvergunningen en geeft arbeidsrechtelijke informatie.

SVB

De Sociale verzekeringsbank (www.svb.nl) is een zelfstandig bestuursorgaan dat de regelingen uitvoert voor verschillende overheidsorganisaties. Voor het ministerie van SZW voert de SVB de AOW, Anw, AKW, TOG en de TAS uit. Bij de SVB is een dalende lijn in de reguliere kosten zichtbaar. Door de SVB is een verandertraject (SVB 10) in gang gezet. Met dit verandertraject heeft SVB als missie om de beste, servicegerichte en omgevingsbewuste uitvoerder te zijn van persoonsgebonden regelingen van de overheid. Dit vernieuwingstraject zal onder meer tot gevolg hebben dat de dienstverlening aan de klant verder verbetert en dat nieuwe regelingen sneller en gemakkelijker geïntroduceerd en uitgevoerd kunnen worden.

BKWI

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (www.bkwi.nl) werkt in

opdracht van het ministerie van SZW en verleent diensten aan de

Suwi-organisaties. Het BKWI is opgericht om het geheel aan centrale

voorzieningen op het gebied van informatie binnen de keten van werk en

inkomen te beheren en door te ontwikkelen. Een onderdeel hiervan is het

beheer van SUWI-net.

Per 1 januari zal door de opheffing van de CWI het BKWI formeel worden

gepositioneerd onder het UWV.

IB

Het Inlichtingenbureau (www.inlichtingenbureau.nl) ondersteunt gemeenten bij hun wettelijke taken in het kader van de sociale zekerheid. Het doel is bestrijding van fraude en bevorderen van samenwerking tusen de verschillende uitvoeringsorganisaties op het terrein van de sociale zekerheid. De ondersteuning bestaat uit coördinatie en dienstverlening op het gebied van gegevensuitwisseling tussen gemeenten en derden in de keten Werk en Inkomen. Deze gegevensuitwisseling vindt plaats via de Sectorloket-applicatie van het Inlichtingenbureau. Een belangrijke toepassing hiervan zijn de samenloopsignalen ter ondersteuning van de rechtmatigheidscontrole.

Prestatie-indicatoren

De ZBO’s verantwoorden zich op verschillende resultaatgebieden door middel van prestatie-indicatoren. De indicatoren worden allereerst opgenomen in de zogenaamde meibrief. De meibrief is de uitnodiging aan de ZBO’s om hun jaarplan op te stellen en in te dienen en bevat de inhoudelijke en financiële kaders voor 2009. De exacte omschrijving van de prestatie-indicatoren kunnen daarna nog beperkt wijzigen, voordat ze in de jaarplannen van de ZBO’s terecht komen. In de jaarplannen van de ZBO’s zijn de prestatie-indicatoren exact benoemd, definitief en ook genormeerd. Voor een overzicht van de prestatie-indicatoren van de ZBO’s wordt verwezen naar de jaarplannen van de ZBO’s.

heid en arbeidsmarkt

8.3 Bijlage financieel beleid budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt

1 Inleiding

Inhoud                                                      Deze bijlage beschrijft deuitgaven enfinanciering voorde budget-

disciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA). In de volgende paragraaf wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van de SZA-uitgaven en het uitgavenkader voor de periode 2008–2011. Hierbij wordt ingegaan op de volume- en prijsontwikkeling die hieraan ten grondslag ligt. Deze paragraaf besluit met een toetsing van de SZA-uitgaven aan de ijklijn. In paragraaf drie wordt de financiering van de SZA-uitgaven voor de jaren 2008 en 2009 toegelicht. Het betreft hier de premiegefinancierde uitgaven. In deze paragraaf zijn de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen. In deze paragraaf wordt ook een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen. Ten slotte is in deze bijlage een overzicht opgenomen van de voor het SZA-kader relevante premieuitgaven.

2 Uitgaven SZA-kader 2008–2011

Overzicht en aansluiting bij begroting Deze paragraaf geeft een overzicht van de SZA-uitgaven voor 2009. De

totale begrotingsgefinancierde uitgaven bedragen komend jaar € 25,2 mld, terwijl de totale premiegefinancierde uitgaven € 44,7 mld bedragen. In het samenstel van uitgaven (samen € 69,9 mld) is echter sprake van een dubbeltelling. De sociale fondsen worden namelijk voor een deel gevuld uit begrotingsmiddelen. Een van de oorzaken daarvan is dat de opbrengsten van de AOW-premie onvoldoende zijn om de uitgaven te dekken. Zonder de bijdrage vanuit de begrotingsmiddelen zou het ouderdomfonds dus een exploitatietekort laten zien. Daarnaast worden er begrotingsmiddelen naar de fondsen overgeboekt om de fondsen te compenseren voor lagere premie-inkomsten als gevolg van de herziening van het belastingstelsel in 2001. Al deze zogeheten «rijksbijdragen» worden verantwoord op artikel 51 van de begroting. Om dubbeltelling van de rijksbijdragen te voorkomen worden de begrotingsgefinancierde uitgaven verminderd met de rijksbijdragen van € 13,1 mld. Verder vallen de apparaatsuitgaven van SZW en enkele andere uitgaven niet onder het SZA-kader maar onder het kader Rijksbegroting eng. Deze uitgaven worden dan ook niet meegeteld. De ontvangsten van ongeveer € 1 mld worden op het totaalbedrag in mindering gebracht. Daarnaast worden de SZA-uitgaven in 2009 vermeerderd met een bijzondere uitgave van € 234 mln. De totale uitgaven onder het SZA-kader bedragen dan € 55,8 mld. De bedragen staan in de begroting vermeld in constante prijzen. Het SZA uitgavenkader is echter in lopende prijzen. Het gevonden bedrag wordt daarom verhoogd met de relevante loonen prijsbijstellingen. De totale uitgaven onder het SZA-uitgavenkader komen daarmee in 2009 op € 57,5 mld.

heid en arbeidsmarkt

 

Tabel 8.3.1: SZA uitgaven 2009 (x € 1 mln)

 
 

Begrotings-

Premiegefinan-

Totaal

 

gefinancierde

cierde uitgaven

 
 

uitgaven

   

A Totaal artikelen

25 183

44 741

69 924

  • 1. 
    Correctie dubbeltelling rijksbijdragen

13 088

   
  • 2. 
    Uitgaven Rijksbegroting eng

298

   
  • 3. 
    Ontvangsten (constante prijzen)

767

180

 
  • 4. 
    Bijzondere uitgaven

234

   

B Totale uitgaven (constante prijzen)(A-1-2-3+4) 11263

44 561

55 824

  • 5. 
    Loon- en prijsbijstelling

448

1 179

 

Totale uitgaven (lopende prijzen) (B + 5)

11 711

45 740

57 451

Volumeontwikkelingen

In de periode 2008–2011 laat het aantal werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen een dalende lijn zien. Bij de raming van de uitgaven en volumecijfers wordt gebruik gemaakt van de macro-economische inzichten van het CPB. Het CPB voorziet voor 2008 een economische groei van 2,25% en voor 2009 van 1,25%. Voor de jaren 2010 en 2011 wordt rekening gehouden met een groei van 2%. De volume-cijfers van de bijstand, onderdeel van de werkloosheidsuitkeringen, zijn berekend op basis van de macro-economische vooruitzichten en het beschikbare budget. Als het bijstandsbeleid van gemeenten effectiever wordt in het beperken van de instroom valt het werkelijke volume lager uit dan nu op basis van het geraamde budget wordt verwacht. Ondanks de vertraging van de economische groei is de verwachting dat het volume werkloosheidsuitkeringen over de periode 2008 tot en met 2011 zal dalen met ongeveer 40 duizend. Voor 2009 wordt nagenoeg een zelfde volume geraamd als voor 2008. Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen daalt fors, met 35 duizend uitkeringen in de periode tot en met 2011. Dit komt door een daling van het aantal uitkeringen op grond van de WIA. Het aantal mensen met een Wajong-uitkering blijft licht stijgen. Ondanks de lagere werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen stijgt het totale aantal uitkeringsontvangers. Een groot deel van deze stijging wordt veroorzaakt door het stijgende aantal AOW-gerechtigden. Het aantal AOW-gerechtigden stijgt tot 2011 met bijna 200 duizend personen. Netto zorgt dit tijdens de kabinetsperiode voor een stijging van het aantal inactieven met ongeveer 90 duizend personen. Hiertegenover staat een kleinere stijging van het arbeidsvolume, waardoor de I/A-verhouding deze kabinetsperiode oploopt, zie tabel 8.3.2.

heid en arbeidsmarkt

 

Tabel 8.3.2: Volumeontwikkelingen en I/A verhouding (x

1 000 uitkeringsjaren)

 

2008

2009 2010

2011

Werkloosheidsuitkeringen* 434 Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ** 834 Anw-gerechtigden 99 Aow-gerechtigden 2480 Ziekteverzuim particuliere sector 261 Totaal aantal inactieven 4109

431 404

823 813

94 89

2 539 2 595 248 243

4 135 4 144

395

801

83

2 675 242

4 197

Totaal aantal actieven 6486 I/A-verhouding 63,3%

6 522 6 529

63,4% 63,5%

6 546

64,1%

  • De werkloosheidsuitkeringen zijn inclusief bijstandsgerechtigden.

** Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen is inclusief de Wajong.

Prijsontwikkeling

Voor de raming van de uitgaven is naast de volumeontwikkeling ook de prijsontwikkeling van belang. Ook deze wordt gebaseerd op de MEV. De jaarlijkse aanpassing van de uitkeringen wordt bijna volledig bepaald door de vertaling van de contractloonontwikkeling naar het minimumloon en de sociale uitkeringen. Deze vertaling is geregeld in de Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheid (WKA). In 2008 zijn het minimumloon en de sociale uitkeringen aangepast met iets meer dan 2,8%. Voor 2009 wordt de aanpassing geraamd op 3,55%. De inflatie komt in de tweede helft van 2008 en 2009 uit op 3,25%.

Toetsing aan ijklijn

In tabel 8.3.3 zijn de uitgaven in het SZA-kader afgezet tegen de ijklijn. Uit deze vergelijking blijkt dat voor 2008 en 2009 sprake is van een onder-schrijding van de ijklijn. Deze ruimte onder het kader is het gevolg van macro-economische ontwikkelingen, mee- en tegenvallers in de SZA-sector en beleidsmatige mutaties. De macro-economische ontwikkeling zorgt voor een positief beeld. De toename van de prijs van de nationale bestedingen (welke ten grondslag ligt aan de bijstelling van de ijklijn) is groter dan de contractloonontwikkeling. De contractloonontwikkeling is via de WKA bepalend voor de ontwikkeling van de SZA-uitgaven. Samen met een gunstige werkloosheidsontwikkeling zorgt deze nominale bijstelling voor extra ruimte onder het kader. Deze ruimte is deels gebruikt voor dekking van uitvoeringstegenvallers, koopkrachtmaatregelen en een reservering voor uitvoering van de voorstellen van de commissie Bakker. In 2010 en 2011 sluit het kader.

 
   

Tabel 8.3.3: Toetsing SZA-uitgaven aan ijklijn

 

2008

2009

2010

2011

Totale SZA-uitgaven (x € 1 mld) IJklijn SZA-uitgaven (x € 1 mld) Over / onderschrijding ijklijn SZA (x € 1 mld)

54,6 54,9 -0,3

57,5 57,6 - 0,2

58,6 58,6 -0,0

60,2

60,2

0,0

Uitgaven SZA in % BBP

9,2

9,2

9,2

9,2

heid en arbeidsmarkt

3 Financiering SZA-uitgaven 2008–2009

Premievaststelling                                   Jaarlijks stelt de minister van SZW de premiepercentages volks- en

werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2009 zijn in deze bijlage opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven, de koopkrachtontwikkeling en het gewenste EMU-saldo. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) telt mee voor de berekening van het EMU-saldo.

– Wat betreft de premiepercentages AOW en Anw stelt het kabinet voor om deze vast te stellen op hetzelfde niveau als in 2008. Bij het ouderdomsfonds zijn bij dit premiepercentage de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen. Omdat de AOW-uitgaven in 2009 hoger zijn dan in het voorgaande jaar zal de rijksbijdrage ook hoger zijn. De ANW-uitgaven dalen licht. Beide premies worden gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting in de 1e en 2e schijf.

– De AWF werkgeverspremie wordt vastgesteld op 4,25%, een verlaging met 0,5 procentpunt. De werknemerspremie wordt met 3,5 procentpunt verlaagd tot 0%. De totale AWF-premie komt hiermee op 4,25%, een verlaging met 4 procentpunten. Met deze voorgenomen verlaging worden de lasten op arbeid aanzienlijk verlicht. Dit geeft een positieve impuls aan de arbeidsparticipatie. De AWF-premie wordt geheven vanaf een franchise op ongeveer minimumloonniveau tot het maximumdagloon en wordt geïnd door de Belastingdienst. Als het UWV voor 2009 een andere sectorfondspremie vaststelt dan nu wordt verwacht, dan kan de AWF-werkgeverspremie worden aangepast binnen een lastenneutraal kader.

– De sectorfondspremie voor 2009 (ook bekend als Wgf-premie) wordt in oktober 2008 door het UWV vastgesteld, op advies van de verschillende sectoren. Uit de sectorfondsen (voorheen wachtgeldfondsen) wordt het eerste halfjaar van een WW-uitkering gefinancierd. De in de tabel weergegeven premie is een gemiddelde. In werkelijkheid verschilt de premie per sector.

– De premie uniforme opslag kinderopvang blijft per 1 januari 2009

ongewijzigd op 0,34%. De verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang wordt door werkgevers in de marktsector betaald door middel van een opslag op de Sfn-premie. De overheidswerkgevers betalen de bijdrage door middel van een opslag op de Ufo-premie.

– De Ufo-premie wordt vastgesteld op 0,78%, hetzelfde percentage als in 2008. De premieopbrengsten van het Ufo financieren voornamelijk de zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen bij de overheidswerkgevers. Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie.

– De Aof-premie is vastgesteld op 5,70%, een verhoging van 0,05

procentpunt. Deze premie is voor alle werkgevers even hoog en wordt door de minister van SZW vastgesteld.

– De Aok-premie wordt door het UWV vastgesteld en door de minister van SZW goedgekeurd. Voor 2009 heeft het UWV de Aok-premie vastgesteld op 0,10%. Omdat uit de Aok de eerste vijf jaar van de WAO-uitkeringen wordt gefinancierd, en er geen nieuwe instroom in de WAO meer plaatsvindt, zal de Aok-premie aan het eind van de kabinetsperiode nihil zijn.

– De premie voor de werkhervattingskas, waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) wordt betaald is door het UWV vastgesteld op 0,57%, gelijk aan de premiehoogte in 2008.

heid en arbeidsmarkt

 

Tabel 8.3.4: Premiepercentages

voor de sociale verzekeringen

 

fonds

fonds

verzekering

2008

2009

Aow-fonds

Ouderdomsfonds

AOW

17,9%

17,9%

Anw-fonds

Nabestaandenfonds

ANW

1,10%

1,10%

Awf

Algemeen werkloosheidsfonds

WW (werkgeversdeel)

4,75%

4,25%

Awf

Algemeen werkloosheidsfonds

WW (werknemersdeel)

3,50%

0,00%

Sfn

Sectorfondsen (gemiddelde premie)

WW

1,02%

1,02%

Sfn / Ufo

Uniforme opslag kinderopvang

Kinderopvang

0,34%

0,34%

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

ZW overheidswerkgevers

0,78%

0,78%

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WAO,WGA, IVA

5,65%

5,70%

Aok

Arbeidsongeschiktheidskas (rekenpremie)

WAO eerste 5 jaar

0,15%

0,10%

Whk

Werkhervattingskas (rekenpremie)

WGA

0,57%

0,57%

Ontvangsten en exploitatiesaldo

Op basis van de bovenstaande premiepercentages voor 2008 en 2009 en de verwachte ontwikkeling van de betreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd, zie tabel 8.3.5 en 8.3.6. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit sommige van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de premieinkomsten en de premiegefinancierde uitgaven van de fondsen. In 2007 bedroeg dit saldo € 0,7 mld voor alle fondsen samen. In 2008 loopt het exploitatieoverschot naar verwachting op tot € 2,5 mld. Voor 2009 wordt een daling van het exploitatiesaldo geraamd. Deze daling wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de verlaging van Awf-werknemerspremie naar 0% en de Awf-werkgeverspremie naar 4,25%. Deze daling van de lasten op arbeid draagt bij aan de participatiedoelstelling van het kabinet. De premies liggen hiermee onder een lastendekkend niveau, waardoor het vermogen van deze fondsen vanaf dat moment begint te dalen. Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds loopt op, omdat er steeds minder mensen gebruik maken van de Anw. Omdat dankzij de invoering van de WIA de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen is gedaald, verbetert de komende jaren het exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen. Hierdoor stijgt ook het vermogensoverschot in de komende jaren. Daarnaast wordt in 2009 de rijksbijdrage voor de arbeidsongeschiktheidsfondsen verhoogd. Deze verhoging dient ter financiering van de compensatieregeling in verband met de aanpassing van de buitengewone uitgaven.

heid en arbeidsmarkt

 

Tabel 8.3.5: Overzicht sociale verzekeringen 2008 (x € 1 mln)

 
 

AOW

Anw

WAO

Wgf

Awf

Ufo

Totaal

Premies

17 557 1 380

10 256

1 547

5 794

582

37 116

Bijdragen van het rijk

9 617

61

16

0

0

0

9 695

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

796

162

115

0

1 073

Saldo Interest

61

19

110

19

339

8

555

Totaal Ontvangsten

27 235 1 460

11 178

1 728

6 248

590

48 440

Uitkeringen/Verstrekkingen

26 967 1

227

9 169

1 139

3 276

416

42 195

Uitvoeringskosten

118

29

731

270

470

41

1 659

Betaalde onderlinge betalingen

0

86

1 257

190

530

60

2 123

Totaal Uitgaven

27 085 1 342

11 157

1 599

4 277

51645 977

Exploitatiesaldo

149

118

21

129

1 971

74

2 463

Werknemerspremie

17,90% 1,10%

0,00%

0,00%

3,50%

0,00%

 

Werkgeverspremie

0,00% 0,00%

6,37%

1,36%

4,75%

0,78%

 

Wettelijke premie

17,90% 1,10%

6,37%

1,36%

8,25%

0,78%

 

Tabel 8.3.6: Overzicht sociale verzekeringen 2009 (x € 1 mln)

 
   
 

AOW

Anw

WAO

Wgf

Awf

Ufo

Totaal

Premies

19 343

1 563

10 656

1 626

2 995

596

36 778

Bijdragen van het rijk

9 579

68

197

0

0

0

9 844

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

795

162

102

0

1 059

Saldo Interest

66

19

130

26

353

8

602

Totaal Ontvangsten

28 987

1 649

11 778

1 813

3 450

604

48 282

Uitkeringen/Verstrekkingen

28 772

1 188

9 209

1 278

3 422

442

44 312

Uitvoeringskosten

125

28

631

274

520

38

1 615

Betaalde onderlinge betalingen

0

80

1 186

182

553

59

2 060

Totaal Uitgaven

28 897

1 297

11 0261 734

4 494

539

47 987

Exploitatiesaldo

90

353

752

79

  • 1 044

65

295

Werknemerspremie

17,90%

1,10%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

 

Werkgeverspremie

0,00%

0,00%

6,37%

1,36%

4,25%

0,78%

 

Wettelijke premie

17,90%

1,10%

6,37%

1,36%

4,25%

0,78%

 

Vermogenspositie

In tabel 8.3.7 staat voor de jaren 2008 en 2009 de vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. Het benodigde vermogen is geraamd op basis van de geraamde uitgaven en ontvangsten en het moment waarop deze plaatsvinden. Als de totale uitgaven en ontvangsten stijgen, stijgt dus ook het benodigde vermogen. Om het aanwezige vermogen aan te passen aan een gestegen benodigd vermogen is een positief exploitatiesaldo nodig. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij de AOW. Omdat bij de AOW de rijksbijdragen de ontvangsten aanvullen tot het benodigde exploitatiesaldo is het aanwezige vermogen hier gelijk aan het benodigde vermogen. Er is dan ook geen sprake van een vermogensoverschot.

De andere fondsen hebben wel een vermogensoverschot. Voor de UWV-fondsen is het totale vermogensoverschot in 2008 ongeveer € 9,8 mld. Hier staat tegenover dat de SVB-fondsen een vermogenstekort hebben, dat gedekt wordt door de begrotingsgefinancierde rijksbijdragen. De rijksbijdragen aan de SVB-fondsen worden voor 2009 geraamd op ongeveer € 9,6 mld.

heid en arbeidsmarkt

 

Tabel 8.3.7: Vermogens sociale fondsen (x € 1 mln)

 
     

2008

   

2009

 

aanwezig benodigd

vermogens-

aanwezig

benodigd

vermogens-

     

overschot

   

overschot

AOW

1 718

1 718

0

1 808

1 808

0

Anw

851

112

739

1 204

104

1 100

Totaal SVB

2 569

1 830

739

3 012

1 912

1 100

WAO

2 977

541

2 436

3 729

533

3 197

Awf

8 861

1 816

7 045

7 818

1 816

6 002

Ufo

387

28

359

451

29

423

Totaal UWV

12 225

2 385

9 840

11 998

2 377

9 621

Centrale fondsen

14 794

4 215

10 579

15 010

4 289

10 721

Wgf

766

212

554

845

210

635

Decentrale fondsen

766

212

554

845

210

635

Totaal

15 560

4 427

11 133

15 855

4 499

11 356

Premie-uitgaven

Bij de raming van de premieontvangsten is rekening gehouden met de zogenaamde premie-uitgaven. Een premie-uitgave is een overheidsuitgave in de vorm van een derving of uitstel van premieontvangsten die voortvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet. Drie regelingen zijn expliciet opgenomen in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv): de premievrijstelling oudere werknemers, de premiekorting arbeidsgehandicapte en zieke werknemers en de premievrijstelling marginale arbeid1. De premievrijstelling oudere werknemers zal vanaf 1–1-2009 langzaam worden afgebouwd en vervangen door een premiekortingsregeling. In het wetsvoorstel Premiekorting oudere werknemers wordt een premiekorting geregeld bij het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder en bij het in dienst houden van werknemers in de leeftijd 62 jaar en ouder. Door een effectievere vormgeving van de huidige premievrijstellingsregeling zal de in het Coalitieakkoord afgesproken ombuiging van € 100 mln op de WW-lasten worden gerealiseerd.

Daarnaast zijn er enkele regelingen in de Wet op de loonbelasting die een lagere grondslag tot gevolg hebben en daardoor voor een lagere premieafdracht zorgen. Dit zijn de werknemersspaarregelingen (spaarloon), de feestdagenregeling en de vakantiebonnen. Tegenover de lagere premieafdracht van deze regelingen staat ook een lagere aanspraak op uitkeringen. Uit onderstaande tabel blijkt dat de premie-uitgaven werknemersverzekeringen worden geraamd op € 1,4 mld in 2009.

1 De premievrijstelling marginale arbeid heeft een verwaarloosbaar budgettair beslag. De premie-uitgaven voor de volksverzekeringen AOW en Anw worden verantwoord in de Miljoenennota in het totaal van de gecombineerde heffing voor de loon- en inkomstenbelasting.

heid en arbeidsmarkt

 

Tabel 8.3.8: De premie-uitgaven in de werknemersverzekeringen (x € 1 mln)

 

2008

2009

Premievrijstelling oudere werknemers *

1 204

869

Premiekorting oudere werknemers *

0

378

Premiekorting arbeidsgehandicapten

42

42

Spaarloon

153

116

Feestdagen

26

20

Vakantiebonnen

5

4

Totaal

1 430

1 430

  • Vanaf 2009 wordt de premievrijstelling voor oudere werknemers afgebouwd. De premiekorting voor oudere werknemers komt hiervoor in de plaats.

8.4 Bijlage inkomensbeleid 2009

8.4.1 Inleiding

In artikel 41 is het generieke koopkrachtbeeld voor 2009 gepresenteerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de prijsontwikkeling (CPI), de loonontwikkeling en de wijzigingen in belasting- en premietarieven. Hierdoor ontstaat een beeld van de inkomensontwikkeling als gevolg van voor vrijwel iedereen geldende factoren.

Daarnaast zijn er beleidsmaatregelen die alleen tot inkomenseffecten leiden voor bepaalde groepen of waarvan de inkomenseffecten een grote spreiding kennen. Paragraaf 8.4.2 beschrijft deze niet-standaard inkomenseffecten in 2009. In paragraaf 8.4.3 is in kaart gebracht of er cumulatie van inkomenseffecten optreedt voor bepaalde groepen.

8.4.2 Maatregelen met specifieke inkomenseffecten in 2009

Deze paragraaf beschrijft de beleidsmaatregelen met specifieke inkomenseffecten naar thema. Hierbij zijn voor de overzichtelijkheid alleen beleidsmaatregelen opgenomen waarvan de inkomenseffecten optreden bij ten minste 10 000 huishoudens. Verder zijn alleen beleidsmaatregelen opgenomen die leiden tot een wijziging van het inkomen in 2009 ten opzichte van 2008 zonder dat de situatie van een huishouden wijzigt.

 

Tabel 8.4.1: Overzicht van beleidsmaatregelen met specifieke inkomenseffecten in 2009

 
   

Thema

Beleidsmaatregel

Inkomenseffect*

  • 1. 
    Kinderen

Gratis schoolboeken

+

 

Vervanging kindertoeslag door een kindgebonden budget

+

 

Bezuiniging op de kinderopvangtoeslag

-

  • 2. 
    Zorg

Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten

+/-

 

Vermogensinkomensbijtelling eigen bijdrage AWBZ/WMO

-

 

Postactieve ambtenaren

-

  • 3. 
    Wonen

Aanpassing huurtoeslag ouderen

+

  • 4. 
    Milieu

MRB

+/-

  • 5. 
    Zelfstandigen

Niet indexeren zelfstandigenaftrek en verhoging MKB-vrijstelling

+/-

  • 6. 
    Overig

Beperking uitbetaling algemene heffingskorting

-

 

Doorwerkbonus

+

  • + = positief inkomenseffect, – = negatief inkomenseffect, +/- = gespreide inkomenseffecten
  • 1. 
    KINDEREN

Gratis schoolboeken (OCW)

Schoolboeken worden gratis voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dat gebeurt in twee stappen. In het schooljaar 2008/2009 kopen of huren de ouders of de leerlingen van 18 jaar en ouder nog de schoolboeken, maar krijgen daarvoor een eenmalige financiële tegemoetkoming. Dit geld wordt rechtstreeks overgemaakt aan de ouders. Voor iedere leerling ontvangen zij € 316 (belastingvrij). Dat is de prijs van een gemiddeld boekenpakket. Vanaf 1 augustus 2009/2010 gaat het geld naar de scholen. De scholen zorgen ervoor dat de leerlingen het lesmateriaal gratis krijgen en kunnen gebruiken. Hierdoor gaan met name gezinnen met midden- en

hoge inkomens er op vooruit. Een gezin met 1 kind van 14 jaar in het voortgezet onderwijs en een inkomen op 1,5* modaal gaat er (gemiddeld) structureel ongeveer 1% op vooruit.

Voor gezinnen met lagere inkomens tot ongeveer modaal heeft dit in principe geen effect omdat deze gezinnen reeds een vergoeding ontvingen op grond van de WTOS (Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten). Niet iedereen maakt echter gebruik van de WTOS. Hierdoor profiteert ook een deel van de gezinnen met lagere inkomens van de invoering van gratis schoolboeken.

Vervanging kindertoeslag door kindgebonden budget (J&G)

Gezinnen met meerdere kinderen onder de 18 jaar krijgen vanaf 2009 een

kindgebonden budget dat hoger is dan de kindertoeslag in 2008. De

kindertoeslag is een bedrag per gezin, afhankelijk van het inkomen van

het huishouden en onafhankelijk van het aantal kinderen. In 2009 gaat

deze kindertoeslag over in het kindgebonden budget. De hoogte van het

kindgebonden budget dat per gezin wordt ontvangen, wordt hiermee

afhankelijk van het aantal kinderen. Het kindgebonden budget blijft ook

afhankelijk van het inkomen per huishouden. Het kindgebonden budget

heeft een positief inkomenseffect voor gezinnen met meer dan één kind.

Een negatief inkomenseffect doet zich voor bij huishoudens met één kind

met een inkomen boven de inkomensgrens (€ 29 914), omdat voor hen

het afbouwpercentage wordt verhoogd van 5,75% naar 6,5%.

De maximumbedragen per kind per jaar voor 2009 zijn (in prijzen 2008):

+ Maximumbedrag kind 1: € 994

+ Maximumbedrag kind 2: € 305

+ Maximumbedrag kind 3: € 180

+ Maximumbedrag kind 4: € 105

+ Maximumbedrag kind 5 en meer: € 50.

De bovengenoemde bedragen werken cumulatief: het maximumbedrag voor bijvoorbeeld een gezin met drie kinderen is € 1 479. Dat is dus € 485 meer ten opzichte van 2008.

Bezuiniging op de kinderopvangtoeslag (OCW)

Vanwege de opvallende groei van het gebruik van kinderopvangtoeslag zijn maatregelen genomen om de regeling budgettair beheersbaar te houden. Een aantal van deze maatregelen heeft in 2009 effect op de inkomens van huishoudens die gebruik maken van de kinderopvang-toeslag:

+ Een aanpassing van de maximumuurprijs: bevriezing op niveau 2008 (deze blijft € 6,10).

Of ouders volgend jaar al dan niet meer gaan betalen, is mede afhankelijk van de beslissing van de aanbieders in de sector en de uitkomsten van het advies van de oudercommissie conform artikel 60 van de Wet kinderopvang. Uit onderzoek blijkt dat op dit moment 80% van de aanbieders een uurprijs berekent die onder de huidige maximumuurprijs ligt. In 2008 ligt de gemiddelde uurprijs voor dagopvang op € 5,76; voor buitenschoolse opvang op € 5,87 en voor gastouderopvang op € 5,75. Voor een ondernemer die in 2008 dagopvang aanbiedt tegen de hiervoor gemiddelde uurprijs, is er tot aan de maximumuurprijs van € 6,10 nog 6% ruimte voor prijsstijgingen. Voor buitenschoolse opvang en gastouderopvang is dat respectievelijk 4% en 6%.

+ Aanpassingen in de inkomens- en percentagetabellen voor de kinderopvangtoeslag.

Bij de aanpassing van de inkomens- en de percentagetabellen is gekozen voor een even grote proportionele verhoging van de kosten voor alle ouders. Concreet betekent dit dat ouders in 2009 29% meer gaan betalen ten opzichte van de situatie in 2008. Een ouder die nu (per saldo) € 1 per uur betaalt, betaalt in de nieuwe situatie € 1,29 per uur. Daarnaast wordt de tabel voor het tweede en volgende kind aangepast. Onder de huidige situatie is in de tabel de toeslag voor het tweede en volgende kind nooit kleiner dan 90,7% van de kosten. De tabel zal nu zodanig worden aangepast, dat de toeslag voor het 2e en volgende kind afloopt naar 85%.

  • 2. 
    ZORG

Wet TegemoetkomingChronisch zieken en Gehandicapten (VWS) In 2009 vervangt de WTCG de huidige buitengewone uitgaven (BU) regeling. Dit leidt tot aanzienlijke spreiding ten opzichte van het gepresenteerde beeld in artikel 41. Onderdeel van deze transitie zijn de onderstaande maatregelen:

+ Afschaffen van de aftrekpost voor buitengewone uitgaven + Introductie van chronisch zieken en gehandicaptenforfaits (tussen

€ 100 en € 450) + Lagere eigen bijdragen AWBZ/WMO

+ Een specifieke uitkering voor arbeidsongeschikten (€ 225) + Generiek compensatie voor 65-plussers (c.a. € 150) + Introductie van een nieuwe fiscale regeling voor specifieke uitgaven

chronisch zieken en gehandicapten

Als gevolg van verschillende specifieke omstandigheden treedt een aanzienlijke spreiding in de inkomenseffecten op. Deze worden onder meer veroorzaakt doordat de nieuwe regeling meer wordt gericht op chronisch zieken en gehandicapten. Daarnaast is een belangrijke oorzaak dat de compensatie in de oude situatie niet alleen afhankelijk van gebruik/niet-gebruik is, maar ook bij specifieke omstandigheden ongelijk kon uitpakken. De compensatie in de nieuwe regeling is mede door de zoveel mogelijk geautomatiseerde toekenning veel gelijker. De inkomenseffecten worden in detail toegelicht bij het wetsvoorstel. Enkele hoofdlijnen zijn:

Bij de huishoudens die er op vooruit gaan, gaat het in de eerste plaats om chronisch zieken en gehandicapten die nu geen gebruik maken van de buitengewone uitgavenregeling. Zij kunnen een sterke inkomensvooruit-gang tegemoet zien doordat zij automatisch een forfait krijgen verstrekt. Verder hebben thuiszorgontvangers baat bij het verlagen van de eigen betalingen AWBZ. Wij zien dan ook bij thuiszorggebruikers juist relatief ook vaak positieve inkomenseffecten. Het gaat hier deels om thuiszorggebruikers die nu geen gebruik maken van de buitengewone uitgaven-regeling. Echter, ook voor veel thuiszorggebruikers die wel de weg naar de buitengewone uitgavenregeling vinden, zijn er positieve inkomenseffecten. Positieve effecten verwachten we tenslotte ook relatief vaak bij ouderen en arbeidsongeschikten die in de nieuwe regeling in het vervolg automatisch generieke compensatie ontvangen.

Bij de huishoudens met een verwachte inkomensachteruitgang gaat het allereerst om huishoudens die nu op basis van kosten die niet specifiek zijn voor chronisch zieken en gehandicapten (aanvullende polis, bril, begrafeniskosten etc.) succesvol aanspraak maken op de buitengewone uitgavenregeling. Ook huishoudens die nu een relatief groot voordeel van

de buitengewone uitgavenregeling (inclusief doorwerking op de inkomensafhankelijke regelingen) hebben, gaan er vaak op achteruit. Vanwege het hogere marginaal tarief en de vermenigvuldigingsfactor geldt dit vaker voor 65-minners dan voor ouderen. Omdat echter ouderen vaker gebruik maken van de buitengewone uitgavenregeling, zien we per saldo vaker een inkomensachteruitgang bij 65-plussers dan bij 65-minners. Hogere inkomens hebben last van het hogere drempelpercentage. Echter ook voor hen geldt dat zij relatief weinig gebruik maken van de buitengewone uitgavenregeling en dus per saldo minder vaak een inkomensachteruitgang hebben dan lagere inkomens. Arbeidsongeschikten zijn enigszins oververtegenwoordigd bij de sterkere negatieve inkomenseffecten, vanwege de doorwerking in inkomensafhankelijke regelingen van het arbeidsongeschiktheidsforfait.

Voor de compensatie van ouderen wordt aangesloten bij het bestaande instrumentarium als AOW-tegemoetkoming en fiscale ouderenkortingen. Het voorstel is dit te doen door een verhoging van de ouderenkorting (+ € 185) en een verlaging van de aanvullende ouderenkorting (– € 125) alsmede een verhoging van de AOW-tegemoetkoming (bruto + € 120). Voor de meeste ouderen komt het voorgestelde pakket neer op een netto compensatie van circa € 150.

Voor arbeidsongeschikten is een hogere compensatie voorzien van circa € 225. De compensatie voor arbeidsongeschikten is hoger, omdat zij via een hoger marginaal tarief ook een hogere compensatie krijgen via de huidige buitengewone uitgavenregeling.

De hoogte van forfaits voor chronisch zieken en gehandicapten is afhankelijke van leeftijd en de intensiteit van het zorggebruik. Voor 65-plussers bedragen zijn bij een gemiddeld dan wel hoog zorggebruik € 100 respectievelijk € 300. Voor 65-minners zijn die bedragen € 250 respectievelijk € 450.

Omdat de huidige buitengewone uitgavenregeling is vormgegeven als fiscale aftrekpost, is er ook doorwerking naar inkomensafhankelijke regelingen. Voor 65-plussers met huurtoeslag is derhalve ook de huurtoeslag aangepast (zie ook paragraaf 3).

Vermogensinkomensbijtelling eigen bijdrage AWBZ/WMO (VWS) Per 1 juli 2009 zal voor het vaststellen van de eigen bijdrage AWBZ/WMO, niet alleen het «reguliere» verzamelinkomen meer als basis gelden voor het vaststellen van de draagkracht. Ook het vermogen boven de grens van het heffingsvrije vermogen zal per 1 juli 2009 mede bepalend zijn voor het vaststellen van de draagkracht. Met deze maatregel wordt invulling gegeven aan de in de VWS-begroting van 2008 aangekondigde aanpassing van de eigen bijdrage AWBZ/WMO.

De maatregel houdt in concreto in dat het vermogen boven de grens van het heffingsvrije vermogen uit box 3 inkomen, dus niet het eigen huis, voor 8% meetelt bij het bepalen van het relevante verzamelinkomen, ter bepaling van de eigen bijdrage AWBZ/WMO, en niet zoals nu voor 4%.

Op basis van gegevens van de Belastingdienst en het Centraal Administratiekantoor (de instantie die de eigen bijdrage regeling AWBZ/WMO uitvoert) is nagegaan hoeveel mensen een vermogen hebben dat hoger is dan de grenzen van het heffingsvrije vermogen uit box 3. Dit blijkt een kleine 10% van de AWBZ/WMO populatie te zijn, ruim 50 000 verzekerden.

Circa 33 000 verzekerden zijn alleenstaand en 65 jaar en ouder, 12 000 verzekerden zijn alleenstaand en jonger dan 65 jaar en nog eens 8 000 verzekerden betreffen meerpersoonshuishoudens van 65 jaar en ouder.

Op basis van beide bestanden is berekend wat de gemiddelde inkomenseffecten zijn voor de groep verzekerden met vermogen die gebruik maken van intramurale of extramurale AWBZ/WMO zorg. De alleenstaanden van 65 jaar en ouder met vermogen gaan vanaf 1 juli 2009 gemiddeld € 135 per maand meer betalen. De alleenstaanden, jonger dan 65 jaar gaan vanaf 1 juli 2009 gemiddeld € 115 per maand meer betalen. En de meerpersoonshuishoudens van 65 jaar en ouder gaan vanaf 1 juli 2009 gemiddeld € 100 per maand meer betalen. De groep meerpersoons-huishoudens, jonger dan 65 jaar is zo klein dat de effecten voor deze groep niet zijn berekend.

Ter illustratie: voor een verzekerde van 65 jaar of ouder in een intramurale instelling met een vermogen van € 80 000 wordt de eigen bijdrage circa € 135 per maand hoger.

De spreiding van de effecten is echter groot, omdat deze mede afhangt van het feit of de verzekerden extramurale of intramurale zorg ontvangt en de hoogte van zijn vermogen.

Postactieve ambtenaren(BZK)

Het kabinet heeft een bedrag van € 130 mln. uitgetrokken om het afbouwtraject evenwichtiger vorm te geven voor het vervallen van de tegemoetkoming in de ziektekosten voor postactieve ambtenaren in kabinetssectoren van 65 jaar en ouder. Dit bedrag wordt ingezet voor een verruiming van het afbouwtraject in de jaren 2007 tot en met 2009. De negatieve inkomenseffecten van het vervallen van de tegemoetkoming worden hierdoor beperkt.

  • 3. 
    WONEN

Aanpassing huurtoeslag ouderen in verband met WTCG (WWI) Doordat binnen de huidige buitengewone uitgavenregeling de compensatie voor chronisch zieken en gehandicapten is vormgegeven als fiscale aftrekpost, is er ook doorwerking naar inkomensafhankelijke regelingen. Immers, fiscale aftrekposten beïnvloeden de hoogte van het verzamel-inkomen en hiermee het recht op inkomensafhankelijke regelingen als huurtoeslag, zorgtoeslag, kindertoeslag en kinderopvangtoeslag. De regering stelt voor een deel van de hierdoor vrijvallende middelen (€ 0,1 miljard) specifiek in te zetten voor compensatie van verlies aan huur-toeslag bij ouderen. Dit gebeurt door de zogenoemde inkomens-parameters (norminkomen, minimum-inkomensijkpunt en referentie-inkomensijkpunt) van de Wet op de huurtoeslag voor ouderenhuishoudens te verhogen met € 665 voor eenpersoonsouderen-huishoudens en met € 1462 voor meerpersoonsouderenhuishoudens.

  • 4. 
    MILIEU

MRB (FIN)

In de periode 2008–2013 vindt een jaarlijkse afbouw van de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) plaats, onder gelijktijdige verhoging van de Motorrijtuigenbelasting (MRB). Deze maatregel vindt plaats als voorbereiding op de invoering van een landelijke kilometerprijs gedifferentieerd naar tijd, plaats en milieu. Deze verschuiving van BPM

naar MRB in 2009 pakt verschillend uit: huishoudens die een nieuwe (of tweedehands-)auto aanschaffen profiteren van een lagere aanschafprijs als gevolg van een verlaging van de BPM. Huishoudens die niet een nieuwe auto aanschaffen merken vooral de effecten van de verhoging van de MRB. Ook motorrijders betalen meer MRB. Het MRB-tarief voor zeer zuinige personenauto’s en voor auto’s die op aardgas rijden, wordt verlaagd. De aanschaf van zeer zuinige personenauto’s is voortaan vrijgesteld van BPM. Overall gezien is de operatie lastenneutraal.

  • 5. 
    ZELFSTANDIGEN

Niet indexeren zelfstandigenaftrek en verhoging MKB-vrijstelling (FIN) In het belastingplan 2009 is aangekondigd dat de zelfstandigenaftrek in 2009 niet wordt geïndexeerd en de MKB-vrijstelling wordt verhoogd van 10% naar 10,7%. Hierdoor gaan nagenoeg alle IB-ondernemers, die aan het urencriterium voldoen en belasting betalen, erop vooruit. Het effect loopt op van ongeveer 0,1% bij een winst van € 30 000 tot ongeveer 0,4% bij een winst van € 65 000.

  • 6. 
    OVERIG

Versobering uitbetaling algemene heffingskorting Voor iedere belastingplichtige geldt de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting vermindert de verschuldigde inkomstenbelasting. De algemene heffingskorting is in beginsel dan ook niet hoger dan de verschuldigde inkomstenbelasting. Hierdoor kunnen niet of weinig verdienende belastingplichtigen de algemene heffingskorting niet of niet helemaal te gelde maken. Voor niet of weinig verdienende partners geldt hierop een uitzondering voor zover hun partner inkomstenbelasting verschuldigd is. In dat geval wordt de algemene heffingskorting uitbetaald aan de niet of weinig verdienende partner.

Het gevolg van de uitbetaling van de algemene heffingskorting is dat een partner die zich niet op de arbeidsmarkt begeeft of een kleine deeltijdbaan heeft nauwelijks een prikkel tot (meer) werken ervaart. De uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de niet of weinig verdienende partner zal daarom (stapsgewijs, in 15 jaar met 6 2/3%-punt per jaar) worden afgebouwd. Het wordt dan steeds lonender (meer) te gaan werken. Er wordt gestreefd naar een zekere balans tussen de inkomenspositie van kostwinnersgezinnen en de participatiebevordering van niet of weinig verdienende partners. Daarom is er een uitzondering op de beperking: gezinnen met een kind van vijf jaar of jonger. Voor hen blijft de uitbetaling van de algemene heffingskorting onverkort van toepassing. Daarnaast is er een tweede uitzondering voor partners die geboren zijn voor 1 januari 1972; ook voor hen blijft de uitbetaling van de algemene heffingskorting onverkort van toepassing.

Doorwerkbonus

Om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te bevorderen en zo de oudedagsvoorziening in de toekomst op het gewenste niveau te kunnen houden, streeft dit kabinet met name naar bevordering van de arbeidsparticipatie.

Ouderen zullen vanaf volgend jaar middels de (fiscale) participatiebonus gemotiveerd worden door te blijven werken na het jaar waarin zij de 62-jarige leeftijd bereiken. Deze doorwerkbonus wordt ook na het bereiken van de 65-jarige leeftijd toegekend teneinde mensen te stimuleren zo lang

mogelijk te werken. In de leeftijdsgroep 62 jaar en ouder is namelijk sprake van een aanzienlijk arbeidspotentieel dat op dit moment onvoldoende wordt benut.

De doorwerkbonus voor mensen die langer doorwerken wordt vormgegeven als een korting op de te betalen belasting (heffingskorting) voor ouderen die werken. De systematiek is vergelijkbaar met de bestaande (verhoogde) arbeidskorting voor ouderen. Mensen die bij het begin van het kalenderjaar 61 jaar zijn en blijven werken, ontvangen de doorwerk-bonus.

De hoogte van de bonus loopt met de leeftijd en met het inkomen uit arbeid op. Zo krijgt een belastingplichtige die in de loop van het kalenderjaar 62 jaar wordt een bonus van 5% van het inkomen over dat kalenderjaar verdiend met arbeid. Indien de belastingplichtige in de loop van het jaar 63 jaar wordt, wordt de bonus verhoogd naar 7% van het inkomen. In het jaar waarin de belastingplichtige 64 jaar wordt, loopt de bonus op tot 10% van het inkomen. Om ook de arbeidsparticipatie voor 65-plussers te stimuleren wordt ook een doorwerkbonus toegekend aan deze leeftijdsgroep. Zo ontvangen belastingplichtigen die in een kalenderjaar 65 jaar worden een doorwerkbonus van 2%. Voor doorwerken na 67 jaar wordt een doorwerkbonus van 1% toegekend. Deze bonus geldt voor alle ouderen en gaat met ingang van 1 januari 2009 in. Teneinde een minimum aan arbeidsparticipatie te garanderen wordt de bonus berekend over het gedeelte van het inkomen dat de € 8 867 te boven gaat.

Verder blijft het deel van het inkomen dat het bedrag van het einde van de derde schijf (€ 54 776) te boven gaat buiten beschouwing bij de berekening van de hoogte van de bonus. De bonus wordt in 2009 dus berekend over maximaal het verschil tussen het bedrag van het einde van de derde schijf en € 8 867. Onderstaande tabel geeft de hoogte van de doorwerk-bonus voor belastingplichtigen die bij het begin van het kalenderjaar tussen de 62 en 67 jaar zijn bij een modaal inkomen (2009: € 32 000) en bij het maximale inkomen waarover de bonus wordt berekend.

Tabel 8.

  • bonus per persoon vanaf 2009 (in €, loonvoet 2009)

62                 63                 64                 65                  66

Maximaal                                             2295            3214            4591               918                918

8.4.3 Cumulatie van inkomenseffecten in 2009

Als verschillende maatregelen met inkomenseffecten tegelijkertijd van

toepassing zijn op één huishouden, kunnen de inkomenseffecten

cumuleren of elkaar opheffen:

+ De verlaging van de alleenstaande ouderkorting wordt in het standaardkoopkrachtplaatje gedeeltelijk gecompenseerd door de introductie en verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). De IACK geldt echter alleen voor ouders met kinderen tot 12 jaar terwijl de alleenstaande ouderkorting geldt voor kinderen tot 27 jaar. Alleenstaande ouders met kinderen tussen 12 en 27 gaan er dus op achteruit ten opzichte van het gepresenteerde beeld. Dit betekent een verslechtering ten opzichte van het standaardbeeld tussen 0% bij lage inkomens tot 31⁄2% bij modaal.

Dit verschil kan worden versterkt bij alleenstaande ouders met 1 kind. Daarbij kan het verschil oplopen tot maximaal 4% achteruitgang. Voor alleenstaande ouders met meer dan 2 kinderen wordt het verschil juist kleiner omdat zij recht hebben op een hoger kindgebonden budget.

8.5 Bijlage subsidies

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van SZW. Het opstellen van dit overzicht wordt bemoeilijkt doordat er verschillende definities van subsidies gebruikt worden. In deze bijlage worden twee definities toegepast die leiden tot verschillende standen van de subsidieuitgaven.

Algemene Wet Bestuursrecht

De eerst gehanteerde definitie is die volgens de Algemene Wet Bestuursrecht (artikel 4.21):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten». Artikel 4.21, lid 3 specificeert de definitie nader:

«De subsidietitel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld».

Uit lid 3 kan afgeleid worden dat specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies geen subsidies zijn.

 

Tabel 8.5.1 Subsidies volgens definitie Algemene Wet Bestuursrecht (x € 1 000)

 
       

Artikel

Omschrijving

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

42 OD 3

Breed initiatief maatschappelijke binding

698

 

588

       

42 OD 3

Overige subsidies stimulering arbeidsparticipatie

865

           

42 OD 3

Campussen*

4 334

           

42 OD 3

Subsidies minderhedenbeleid

171

47

46

45

43

   

42 OD 3

Subsidies stimulering leeftijdsbewust beleid

4 570

5 799

938

       

43 OD 1

Subsidieregeling Kwaliteit Arbeidsverhoudingen

316

535

529

520

514

514

514

43 OD 4

Jaar van de gelijke kansen

1 296

464

         

43 OD 4

Subsidies Expertisecentrum Leeftijd

270

292

261

248

415

414

414

44 OD 1

Arbosubsidies preventie en verzuim

5 417

13 118

8 741

5 556

5 444

5 444

5 444

44 OD 1

Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden

9 092

           

44 OD 1

Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval (SPA)

990

1 533

966

108

222

222

222

44 OD 1

Subsidies arbeidsveiligheid (VASt, VAV)

4 889

5 371

4447

5 155

5 155

5 155

5 155

44 OD 1

Overige subsidies arbeidsomstandigheden

6 108

6 633

5 276

7 954

7 955

7 955

7 955

46 OD 5

Tijdelijke regeling schuldhulpverlening**

831

           

47 OD 1

Algemeen Ketenoverleg invoering Locatie Werk en Inkomen

 

15 000

         

47 OD 2

Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met

             
 

ernstige scholingsbelemmeringen (via UWV)

6 258

14 400 13 300

13 300

13 300

13 300

13 300

47 OD 2

Subsidies re-integratie (o.a. IPW) en Cliëntenraden

             
 

***)

7 023

4 765

3 230

3 233

3 235

2 365

2 365

47 OD 2

SVWW (via RWI)

3 077

           

97 OD 1

ESF-EQUAL Cofinanciering

21

           

97 OD 1

Regeling Bedrijfsverzamelgebouwen

118

884

125

9

129

   

97 OD 1

Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP)

3 576

5 885

         

97 OD 1

Regelingen ex-mijnwerkers

182

182

182

182

     

98 OD 1

NIBUD (aan de hand van onderzoeksprogramma)

325

333

327

317

309

309

309

98 OD 1

Projectsubsidies

110

1 954

1 160

1 150

1 099

1 099

1 099

 

Totaal Definitie AWB

60 537

77 195 40 106

37 777

37 820

36777

36777

  • Campussen zijn met ingang vanaf 2008 opgenomen in de programmabegroting Jeugd en Gezin. ** De subsidies schuldhulpverlening zijn met ingang van 2008 overgeheveld naar het Gemeentefonds. *** De bijdragen aan Cliëntenraden worden verstrekt aan LCR, LKU, SMZBW/LNCO.

De subsidieuitgaven van SZW nemen de komende jaren af doordat omvangrijke regelingen als de convenanten arbeidsomstandigheden, SVWW, RSP en de subsidies minderhedenbeleid en stimulering leeftijdsbewust beleid aflopen. Daarnaast is er een taakstelling op subsidies gelegd en zijn subsidies overgedragen aan de ministeries van OCW en J&G. De subsidies schuldhulpverlening zijn overgeheveld naar het Gemeentefonds.

«Ruime» subsidiedefinitie

Naast de subsidiedefinitie uit de Algemene Wet Bestuursrecht wordt soms

gebruik gemaakt van een «ruimere» subsidiedefinitie waarin ook

specifieke uitkeringen worden meegenomen:

«Een gebonden inkomens -of een vermogensoverdracht van het rijk

om-niet aan een natuurlijk of rechtspersoon in Nederland».

Het voornaamste onderscheid tussen de eerste en tweede definitie ligt in

het feit dat specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies bij de

tweede subsidiedefinitie wel als subsidie worden aangemerkt. Bij deze

definitie wordt bijvoorbeeld de WSW als subsidie aangemerkt in

tegenstelling tot de subsidiedefinitie van de AWB. Inkomensoverdrachten

aan natuurlijke personen zoals de TOG zijn niet opgenomen in de tabel.

Tabel 8.5.2 Subsidies volgens ruime subsidiedefinitie (x € 1 000)

Artikel Omschrijving                                                                     2007            2008            2009            2010            2011            2012             2013

47 OD 2 Tijdelijke stimuleringsregeling regulier

maken10000 ID-banen                                                  5852           3000           6000

47 OD 2 Flexibel re-integratiebudget                                   1 591 592 1 579 270 1529 270 1 429 270 1329 270 1 329 270 1 329 270

48OD1 WSW                                                                           2302 856 2386 783 2386 811 2386 811 2386 815 2386 815 2386 815 97OD1 Agenda voordeToekomst                                             4336

97 OD 1 Kinderopvang en buitenschoolse opvang

alleenstaande ouders (KOA)                                             118

Totaal toevoegingen «ruime» definitie                3 904 754 3 969 053 3 922 081 3 816081 3 716085 3 716085 3 716085

Totaal beide definities                                             3965 291 4046 248 3962 187 3853 858 3753 905 3752 862 3752 862

De regeling is vanaf 2007 overgeheveld naar het Gemeentefonds.

8.6 Bijlage gebruikte afkortingen

ACK

AD

AG

AI

AKO

AKW

ANW

Aof

AOW

Arbo

ARIE

ASB

ATW

AVV

AWBZ

BBA

Bbz

BHV

Bia

BIKK

BKWI

BOREA

BU

BVG

BZK

Cao

CBS

CKA

CPB

CWI

DIV

Divosa

DNB

EBB

EITC

EK Equal

EMU

ESF

EU

EVC

EZ

FTE

GBA

HRM

IACK

IAS

IB

ICT

Aanvullende Combinatiekorting Algemene doelstelling Arbeidsgehandicapten Arbeidsinspectie Algemeen Ketenoverleg Algemene Kinderbijslagwet Algemene Nabestaanden Wet Arbeidsongeschiktheidsfonds Algemene Ouderdoms Wet Arbeidsomstandigheden Aanvullende risico-inventaris en -evaluatie Aangepaste Schattingsbesluit Arbeidstijdenwet

Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen Besluit bijstandsverlening zelfstandigen Bedrijfshulpverlening

Wet Beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheids-criteria

Bijdrage in de kosten van kortingen Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen Branche Organisatie-re-integratiebedrijven Buitengewone uitgaven Bedrijfsverzamelgebouwen

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Collectieve arbeidsovereenkomst Centraal Bureau voor de Statistiek

Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen Centraal Planbureau Centra voor Werk en Inkomen Diversiteitsmanagement

Directeuren van overheidsorganen voor sociale arbeid De Nederlandsche Bank Enquête Beroepsbevolking

Earned Income Tax Credit (Inkomensafhankelijke arbeids-korting) Eerste Kamer

Transnationaal programma van de Europese Unie gericht op het creëren van gelijke kansen en het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt Economische en Monetaire Unie Europees Sociaal Fonds Europese Unie

Erkenning van Verworven Competenties Ministerie van Economische Zaken Fulltime Equivalent Gemeentelijke Basisadministratie Human Resource Management Inkomensafhankelijke combinatiekorting Instituut Asbestslachtoffers Inlichtingenbureau Informatie- en Communicatie Technologie

ID-banen ILO IND IOAW

IOAZ

IOW

IPW

IRO

IVA

IWI

J&G

KOA

LCR LNV LWI MAAV

MEV

MKB

MLT-advies

NIBUD

NSR

Nug OCW OD O&F-rapport OR

POROSZ REA RGD RI&E RSP RWI RWT SCP SEC SEPA SER SIOD SLA SLOG SPA SRG STA STAP SUWI SVB SVWW

SZA SZW

Instroom, doorstroombanen International Labour Organisatie Immigratie en Naturalisatie Dienst

Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Inkomensondersteuning oudere werklozen Innovatie Programma Werk en bijstand Individuele Re-integratieovereenkomst Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten Inspectie Werk en Inkomen Jeugd en Gezin

Kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders

Landelijke cliëntenraad

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Locaties Werk en Inkomen

Wet medefinanciering aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen Macro-Economische Verkeningen Midden- en Kleinbedrijf Middellange Termijn-advies Nationaal Instituut Budgetvoorlichting Nationaal Strategisch Rapport Sociale Bescherming en Insluiting

Niet-uitkeringsgerechtigden

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Operationele doelstelling Organisatie & Formatie-rapport

Ondernemingsraad

Periodiek Onderzoek Regelovertreding Sociale Zekerheid

Re-integratie Arbeidsgehandicapten

Rijksgebouwendienst

Risico Inventarisatie en Evaluatie

Regeling schoonmaakdiensten particulieren

Raad voor Werk en Inkomen

Rechtspersonen met een wettelijke taak

Sociaal en Cultureel Planbureau

Subsidie Expertise Centrum

Single European Payments Area

Sociaal Economische Raad

Sociale Inlichtingen en Opsporings Dienst

Service Level Agreement

Sectorloket-applicatie

Subsidie Preventie Arbeidsuitval

Statistiek Re-integratie Gemeenten

Subsidieregeling Totstandkoming Arbocatalogie

Stimulering Arbeidsparticipatie

Structuur Uitvoering Werk en Inkomen

Sociale Verzekeringsbank

Stimuleringsregeling Vacaturevervulling door werklozen en

met werkloosheid bedreigde werknemers

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TAS                   Regeling Tegemoetkoming asbestslachtoffers

TBA                   Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen

TK                     Tweede Kamer

TNO                  Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

TOG                  Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende Gehandicapte kinderen

TRI                    Tijdelijke Regeling Inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten

TW                    Toeslagenwet

UWV                 Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

VASt                  Versterking Arbeidsomstandigheden Stoffen

VAV                   Versterking arbeidsveiligheid

Vazalo               Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders

V&I                    Ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie

VNG                  Vereniging Nederlandse Gemeenten

VROM               Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

VUT                  Vervroegde uittreding

V&W                 Ministerie van Verkeer en Waterstaat

VWS                 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WAJONG         Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten

WAMIL             Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Militairen

WAO                 Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAV                  Wet Arbeid Vreemdelingen

WAZ                  Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

Wbo                  Wet op de bedrijfsorganisatie

WEOR               Wet op de Europese Ondernemingsraden

WFSV               Wet financiering sociale verzekeringen

Wft                    Wet financieel toezicht

WGA                 Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten

WIA                   Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

Wij                    Wet Investeren in Jongeren

WMCO              Wet melding collectief ontslag

WML                 Wet Minimumloon

WOR                 Wet op de ondernemingsraden

WSNP               Wet Schuldsanering Natuurlijke personen

WSW                Wet Sociale Werkvoorziening

WTMG              Wet Tegemoetkoming meerkosten gezondheidsproblemen

WTOS               Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten

WTV                  Werktijdverkorting

WVA                  Wet Vermindering Afdracht Loonbelasting en Premie Volksverzekeringen

WW                   Werkloosheidswet

WWB                Wet WerkenBijstand

WWI                  Ministerie van Wonen, Wijken en Integratie

WWIK               Wet Werk en Inkomen Kunstenaars

ZBO                  Zelfstandige Bestuursorgaan

ZEZ                   Zelfstandig en Zwanger-regeling

ZW                    Ziektewet

ZZP                   Zelfstandigen zonder personeel

8.7 Bijlage trefwoordenregister

Activerende sociale zekerheid 2

Administratieve lasten 17, 18, 37, 54, 74, 75, 83, 90, 94, 109, 113, 122,

158, 161

Adoptieverlof 43, 48, 49

Agenda voor de toekomst 26

Agentschap SZW 1, 3, 82, 90, 94, 119, 120, 123, 125, 126, 127, 128, 129,

130, 131, 132, 133

AKW 111, 152, 180, 199

Algemeenverbindendverklaring 45

Algemene nabestaandenwet 102, 103, 104

Anw 25, 91, 94, 95, 102, 104, 105, 115, 116, 117

AOW 11, 12, 22, 25, 26, 30, 31, 58, 77, 102, 103, 104, 106, 107, 108, 115,

116, 117, 150, 152, 153, 154, 162, 163, 180, 192, 199

Arbeid en zorg 47, 48, 49, 66, 165, 176, 201

Arbeidsduur 47, 49

Arbeidsgehandicapten 99, 100, 161, 199, 200

Arbeidsinspectie 39, 46, 47, 55, 125, 164, 168, 199

Arbeidskorting 9, 22, 27, 29, 32, 35, 36, 37, 116, 195, 199

Arbeidskosten 37, 38, 116

Arbeidsmarktbeleid 9, 13, 22, 35, 39, 82, 178

Arbeidsomstandigheden 2, 4, 17, 26, 49, 52, 54, 55, 56, 122, 142, 168, 175,

176, 177, 178, 197, 198, 201

Arbeidsongeschiktheid 7, 14, 22, 34, 35, 36, 62, 64, 71, 73, 74, 75, 85, 86,

87, 104, 116, 145, 174, 192, 199, 200, 201

Arbeidsovereenkomst 41, 44, 46, 199

Arbeidsparticipatie 2, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15, 18, 19, 21, 22, 26, 28,

32, 34, 35, 38, 39, 40, 64, 67, 70, 81, 85, 90, 94, 97, 99, 122, 140, 159, 174,

194, 195, 197, 200

Arbeidspensioenen 57

Arbeidsrechtelijke bescherming 41

Arbeidstijden 10, 46, 167, 199

Arbeidsuitval 52, 53, 56, 197, 200

Arbeidsverhoudingen 2, 26, 41, 44, 45, 46, 122, 141, 197, 199

Arbo 18, 23, 37, 44, 46, 49, 50, 52, 53, 55, 56, 57, 69, 125, 143, 159, 168,

169, 176, 197

Armoedeval 27, 31, 32

Asbestslachtoffers 110, 113, 199, 201

Bbz 65, 69, 76, 79, 199

Bedrijfsorganisatie 44, 45, 201

Bedrijfsverzamelgebouwen 119, 197, 199

Bevallingsverlof 48, 49

BIA 63, 64, 74, 75

Bijstand 7, 9, 14, 16, 22, 23, 32, 33, 34, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 76, 77, 78, 79,

89, 90, 91, 93, 94, 102, 103, 106, 107, 121, 145, 146, 160, 169, 171, 173, 179,

199, 200

BIKK 25, 115, 116, 117, 153, 199

BKWI 83, 147, 148, 178, 179, 180, 199

Cao 44, 45, 161, 163, 167, 175

Coalitieakkoord 5, 9, 37, 63, 64, 68, 83, 87, 92, 111, 152, 179

CWI 9, 13, 14, 18, 22, 25, 46, 47, 82, 83, 93, 98, 100, 147, 148, 149, 162,

163, 170, 178, 179, 199

DeeltijdPlus 10, 20, 21, 42, 47

Deeltijdval 31, 32, 33

Duurverkorting 66

EQUAL 81, 82, 197

Etnische minderheden 39, 40, 49

Ex-mijnwerkers 119, 197

Expertisecentrum LEEFtijd 49

Gehandicapten 30, 163, 177, 189, 191, 192, 193, 201

Gelijke behandeling 41, 49, 50, 51, 163, 164, 171, 175

Handhaving 4, 15, 19, 41, 42, 46, 47, 52, 53, 54, 55, 57, 63, 66, 69, 70, 71,

73, 76, 77, 79, 81, 82, 85, 88, 97, 105, 107, 108, 109, 121, 122, 125, 145, 147,

148, 155, 158, 159, 160, 163, 168, 170, 173, 179

Herintredersval 31, 32, 33

ID-banen 84, 198, 200

Informatievoorziening 3, 38, 92, 94, 171

Inkomen 2, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 19, 22, 26, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 36, 37,

57, 62, 64, 65, 66, 67, 69, 71, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 83, 86, 88, 89,

90, 94, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 122, 125, 128, 144, 145, 146, 150,

159, 160, 162, 163, 174, 176, 177, 178, 180, 189, 190, 191, 192, 193, 194,

195, 197, 198, 199, 200, 201

Inkomensbeleid 2, 26, 27, 30, 31, 122, 140, 189

Inkomensontwikkeling 27, 28, 29, 30, 189

Inlichtingenbureau 66, 76, 178, 179, 180

Inspectie Werk en Inkomen 1, 3, 123, 125, 200

IOAW 25, 63, 65, 66, 69, 76, 79, 144, 200

IOAZ 25, 63, 65, 66, 69, 76, 79, 144, 200

IOW 66, 69, 78, 108, 174, 200

Jeugd en Gezin 9, 110, 111, 140, 141, 197

Jeugdmonitor 39

Jongeren 5, 9, 10, 12, 13, 15, 19, 20, 21, 22, 25, 35, 39, 40, 63, 64, 65, 74,

76, 85, 90, 160, 161, 170, 176

Jonggehandicapten 19, 21, 62, 73, 74, 85, 145, 161, 162, 176, 179, 197

Kinderarbeid 46

Kinderbijslag 30, 159, 166, 199

Kinderopvang 10, 30, 31, 129, 169, 189, 190, 193, 198

Kindertoeslag 30, 32, 189, 190, 193

Koopkracht 6, 16, 27, 29, 30, 31, 116, 162, 163, 189, 195

Kunstenaars 66, 76, 77, 80, 178, 201

Langdurigheidstoeslag 16, 23, 25, 65, 144, 146, 160, 173

Leeftijdsbewust beleid 35, 36, 39, 197, 198

Leenbijstand 23, 65, 78, 79

Leren en werken 25

Levensloopregeling 10, 41, 43, 47, 48, 49, 165

Loonderving 87, 108

Loondoorbetaling 52, 71, 108

Loonontwikkeling 30, 124, 189

Loonvorming 44

Medezeggenschap 44, 45, 59, 60, 164, 167, 168, 170, 171

Minimumloon 14, 31, 33, 46, 63, 66, 105, 107, 108, 116, 159, 173, 201

Ondernemingsraden 44, 45, 201

Ontslagrecht 46, 158

Operatie Jong 39

Ouderen 7, 11, 12, 13, 19, 20, 21, 22, 30, 35, 36, 39, 40, 53, 57, 70, 85, 103,

104, 167, 174, 175, 189, 191, 192, 193, 194, 195

Ouderschapsverlof 43, 47, 48, 49, 59

Participatiebudget 8, 20, 21, 22, 25, 26, 76, 82, 83, 84, 85, 90, 94, 147, 148,

149

Participatiegraad 22, 34

Pensioenregelingen 57, 58, 59, 60, 170

Pensioenwet 58, 59, 164, 167, 168, 169, 170, 171, 175

Poortwachter 14, 18, 36, 174, 175

Preventie 53, 55, 56, 62, 88, 142, 143, 166, 197, 200

Raad voor Werk en Inkomen 178, 200

Re-integratie 2, 3, 8, 13, 14, 15, 18, 19, 20, 21, 25, 26, 64, 65, 76, 81, 82, 83,

84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 122, 147, 148, 149, 161, 162,

163, 165, 166, 170, 174, 178, 179, 197, 198, 200

Risico-inventarisatie 55, 56

RSP 120, 197, 198, 200

RWT 2, 178, 200

Scholing 8, 9, 10, 11, 12, 13, 38, 64, 76, 86, 87, 119, 120, 158, 160, 162,

171, 197

Schuldhulpverlening 17, 21, 23, 24, 25, 66, 76, 78, 79, 80, 158, 160, 172,

197, 198

Silicoseregeling 119

SLOG 200

Sociale werkvoorziening 2, 26, 97, 98, 122

Sollicitatieplicht 25, 64, 76, 158

Spaarfonds AOW 115, 116, 117

Startkwalificatie 12, 13, 36, 38

Stimuleringsregeling 38, 82, 84, 119, 198, 200

SUWI 25, 83, 88, 90, 94, 119, 147, 165, 169, 178, 179, 180, 200

TAS 110, 111, 113, 114, 152, 180, 201

TBA 74, 201

Tegemoetkoming 2, 26, 30, 64, 103, 110, 112, 113, 115, 116, 117, 122, 144,

145, 152, 153, 177, 189, 190, 191, 192, 193, 201

Toeslagenwet 25, 102, 103, 108, 109, 151, 201

Toetsingskader 45, 51

TOG 110, 111, 112, 113, 152, 153, 180, 198, 201

TRI 25, 64, 75, 201

Uitkeringsgerechtigden 9, 11, 14, 15, 18, 27, 62, 63, 65, 70, 71, 72, 75, 81,

82, 86, 88, 89, 90, 91, 93, 94, 105, 200

Uitstroom 68, 70, 72, 73, 74, 89, 91, 93, 97, 100

UWV 13, 14, 15, 18, 22, 25, 34, 49, 62, 63, 67, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 81,

82, 83, 86, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 102, 108, 109, 115, 116, 126,

144, 145, 146, 147, 148, 151, 160, 162, 163, 165, 166, 170, 171, 174, 178, 179, 197, 201

Van het Participatiebudget 90

Vazalo 63, 64, 66, 144, 145, 146, 201

Verlofregelingen 10, 41, 176

Verzuimaanpak 52, 54

Wajong 15, 16, 19, 21, 22, 25, 63, 73, 74, 82, 85, 87, 91, 94, 99, 108, 144,

145, 147, 148, 149, 161, 162, 176, 179

WAO 67, 68, 71, 72, 73, 86, 87, 91, 94, 108, 159, 170, 179, 201

WAV 25, 39, 40, 126, 127, 142, 170, 201

WAZ 67, 68, 71, 73, 86, 87, 91, 94, 165, 201

Werk en inkomen 14, 34, 71, 76, 162, 166, 171, 175, 178, 180

Werkloosheid 12, 14, 22, 27, 31, 32, 33, 34, 39, 40, 62, 69, 70, 82, 88, 163,

166, 171, 200, 201

Wet Werk en Bijstand 103, 201

WGA 67, 68, 71, 72, 73, 80, 86, 166, 171, 201

Wia 99

Wij 64, 90, 144, 145, 146, 201

Wsw 22, 83, 97, 98, 99, 100, 101, 171, 179

WWB 14, 24, 25, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 69, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 83, 90, 94,

95, 102, 106, 108, 144, 145, 146, 150, 151, 173, 201

WW 7, 14, 15, 22, 29, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 75, 86, 87, 89, 91, 93, 94, 95,

108, 129, 147, 150, 151, 166, 167, 172, 179, 201

ZBO 2, 178, 180, 201

Zelfstandig bestuursorgaan 179, 180

Ziektewet 71, 201

Zorgverlof 48, 59, 162, 165

Zwangerschapsverlof 159

ZW 4, 13, 17, 18, 19, 23, 24, 31, 33, 40, 43, 63, 67, 68, 71, 73, 77, 95, 108,

121, 155, 201

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.