Historische ontwikkeling commissiestelsel Tweede Kamer

Met dank overgenomen van Parlement.com.

De Tweede Kamer kent al lang commissies die de behandeling van wetsvoorstellen voorbereiden, waarin Kamerleden overleg voeren met bewindslieden en waarin regeringsstukken worden besproken. Het commissiestelsel kwam in 1888 enigszins van de grond, maar het duurde tot 1953 totdat vaste en bijzondere commissies een centrale rol kregen bij de voorbereiding van werkzaamheden.

In 1993-1994 werd het commissiestelsel hervormd, waarbij het aantal commissies drastisch werd verminderd.

1.

Van Afdelingen naar commissies

Lange tijd werden veel werkzaamheden van de Tweede Kamer verricht in de Afdelingen. De Kamer verdeelde zich om de paar maanden via loting in vijf Afdelingen*. Alle leden konden zo - in principe - deelnemen aan de voorbereiding van behandeling van wetsvoorstellen.

  • Tot 1830 waren er zeven afdelingen

De Afdelingen benoemden voor ieder (wets)voorstel een rapporteur en de vijf rapporteurs vormden een commissie (van rapporteurs), die verslag uitbracht aan de Tweede Kamer over de opmerkingen en vragen die in de Afdelingen waren gesteld.

De Afdelingen kozen een voorzitter en ondervoorzitter. Sinds omstreeks 1930 werden de Afdelingen voorgezeten door de fractievoorzitters van de grotere fracties. De Afdelingsvoorzitters vormden de Centrale Afdeling (onder voorzitterschap van de Kamervoorzitter), die de werkzaamheden van de Kamer bepaalde. In 1966 kwam hiervoor het Presidium in de plaats.

Vanaf eind 19e eeuw werden meer technische onderwerpen opgedragen aan bijzondere commissies en aan commissies van voorbereiding. Zodoende kon de voorbereiding meer worden overgelaten aan Kamerleden met specialistische kennis van het onderwerp. Verder kwamen er na 1918 commissies die de behandeling van de begrotingen voorbereidden.

Voor enkele specifieke onderwerpen, zoals Buitenlandse Zaken (in 1919), Privaat- en Strafrecht (1925) en Handelspolitiek (1932), werden eveneens aparte commissies ingesteld. Daarin kon overleg plaatsvinden tussen Kamer en minister.

2.

Commissiestelsel 1953-1994

Na 1945 nam het aantal commissies allengs toe. Zo kwamen er commissies voor Indonesische aangelegenheden, voor belastingen en voor de middenstand. In 1953 werd een nieuw stelsel van commissies ingevoerd, waarbij er voor ieder departement (uitgezonderd Algemene Zaken) een vaste commissie kwam, en daarnaast vaste commissies voor specifieke onderwerpen.

Voor veel (complexe) wetsvoorstellen of voor bijvoorbeeld regeringsnota's werd een bijzondere commissie ingesteld. Jaarlijks bestonden er naast de circa dertig vaste commissies een veertigtal bijzondere commissies.

3.

Commissiestelsel na 1994

Met het gewijzigde commissiestelsel verdwenen het mondeling overleg en de sinds de jaren zestig bestaande Uitgebreide (Openbare) Commissievergaderingen, waarin de commissies belangrijke besluiten konden nemen. Daarvoor in de plaats kwamen er drie vormen van commissieoverleg: algemeen overleg, wetgevingsoverleg en nota-overleg.