Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister voor Medische Zorg over advies RIVM over Wet publieke gezondheid - Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. AD toegevoegd aan wetsvoorstel 36194 - Bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister voor Medische Zorg over advies RIVM over Wet publieke gezondheid
Document­datum 19-04-2024
Publicatie­datum 18-04-2024
Nummer KST36194AD
Kenmerk 36194, nr. AD
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2023-

2024

36 194

Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan

AD

VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 april 2024

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft kennisgenomen van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 januari 2024 met de reactie op de vragen van de commissie2 over de brief van 13 oktober 2023, waarmee het advies van het RIVM over de Wet publieke gezondheid (Wpg) is aangeboden3.

Naar aanleiding hiervan is op 12 maart 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Minister voor Medische Zorg heeft op 18 april 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Boer

1    Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Van Knapen (BBB), Lievense (BBB) Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Geerdink (VVD), Kaljouw (VVD), Klip-Martin (VVD), Prins (CDA) (voorzitter), Bakker-Klein (CDA), Moonen (D66), Van Meenen (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

2    Kamerstukken I 2023/24, 36 194, AC (verslag schriftelijk overleg).

3    Kamerstukken I2023/24, 36 194, AA en bijlagen.

kst-36194-AD ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Den Haag, 12 maart 2024

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft kennisgenomen van uw brief van 15 januari 2024 met de reactie op de vragen van de commissie1 over de brief van 13 oktober 2023, waarmee het advies van het RIVM over de Wet publieke gezondheid (Wpg) is aangeboden2. Naar aanleiding van het verslag van dit schriftelijk overleg leggen de leden van de fracties van PVV en JA21 u nog graag enkele nadere vragen voor.

De leden van de JA21-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat eerst de uitkomsten van de parlementaire enquête over de corona-crisis moeten worden afgewacht, voordat nieuwe instrumenten of bevoegdheden wettelijk worden vastgelegd, of adviezen daartoe worden opgevraagd. Zo nee, waarom niet? Er is nu immers geen sprake van spoed, waardoor in tegenstelling tot 2020, alle tijd kan worden genomen om gedegen onderzoek (zoals een parlementaire enquête) uit te voeren en af te wachten.

De leden van de PVV-fractie hebben nog een viertal vragen. In het verslag van het schriftelijk overleg (p. 9) staat vermeld: «Ik verwacht deze adviezen in het voorjaar van 2024. Na ontvangst van de adviezen volgt een brede afweging ten aanzien van het al dan niet opnemen van aanvullende bevoegdheidsgrondslagen voor de bestrijding van een A1-infectieziekte in de Wet publieke gezondheid.» Kunt u aangeven of deze adviezen dan ook met het parlement worden gedeeld?

Op p. 10 staat: «In het advies van het RIVM zijn deze WHO-activiteiten genoemd, omdat de WHO in de komende jaren met richtlijnen zal komen met betrekking tot het planningsproces voor pandemische paraatheid en respons. Hierbij is de toepassing van maatregelen een onderdeel.»

Kunt u verduidelijken in hoeverre het nieuwe WHO-Pandemieverdrag en de IHR-richtlijnen die momenteel in onderhandeling zijn, effect kunnen hebben op het bepalen van de uitbreiding van de bevoegdheidsgrondslagen van de Wpg?

Kan tevens worden aangegeven wat de betekenis zal zijn van WHO-adviezen ten aanzien van de afweging van zulke bevoegdheidsgrondslagen indien het nieuwe verdrag van kracht wordt? In hoeverre hebben verdragspartners ruimte om af te kunnen wijken van zulke WHO-adviezen en richtlijnen?

Op p. 10 van het verslag wordt tevens opgemerkt: «Zodra er definitieve adviezen zijn gepubliceerd, zal het RIVM deze nauwkeurig bestuderen en verder verwerken indien nodig.» Kunnen deze adviezen, voordat ze door het RIVM «verwerkt» worden, eerst nog gedeeld worden met het parlement, zodat de adviezen - mede gelet op de aanvullende bevoegdheidsgrondslagen in de Wpg - eventueel politiek kunnen worden afgewogen?

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag bij voorkeur voor vrijdag 12 april 2024.

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Greet Prins

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 18 april 2024

De leden van de fracties van JA 21 en de PVV hebben bij brief van 12 maart jl. vragen gesteld over het advies van het RIVM over de Wet publieke gezondheid. In de bijlage treft u de beantwoording hiervan aan.

De Minister voor Medische Zorg,

PA. Dijkstra

Vraag 1

De leden van de JA 21-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat eerst de uitkomsten van de parlementaire enquête over de corona-crisis moeten worden afgewacht, voordat nieuwe instrumenten of bevoegdheden wettelijk worden vastgelegd, of adviezen daartoe worden opgevraagd. Zo nee, waarom niet? Er is nu immers geen sprake van spoed, waardoor in tegenstelling tot 2020, alle tijd kan worden genomen om gedegen onderzoek (zoals een parlementaire enquête) uit te voeren en af te wachten.

Antwoord vraag 1

In het kader van de verkenning naar aanvullende bevoegdheidsgrondslagen voor de Wet publieke gezondheid is een aantal adviezen gevraagd aan experts vanuit verschillende disciplines. Op basis van deze adviezen kan blijken dat het wenselijk is om bevoegdheidsgrondslagen aan de Wpg toe te voegen. Een wijziging van de Wpg vereist parlementaire goedkeuring. Als de Wpg aangepast dient te worden, gebeurt dit door middel van een ordentelijk wetgevingstraject. Tijdens dit wetgevingstraject heeft u onder andere middelen om vragen te stellen en te debatteren over de voorgestelde wijzigingen, op basis waarvan u een standpunt kunt innemen ten aanzien van het wetsvoorstel.

Vraag 2

De leden van de PVV-fractie hebben nog een viertal vragen. In het verslag van het schriftelijk overleg (p. 9) staat vermeld: «Ik verwacht deze adviezen in het voorjaar van 2024. Na ontvangst van de adviezen volgt een brede afweging ten aanzien van het al dan niet opnemen van aanvullende bevoegdheidsgrondslagen voor de bestrijding van een A1-infectieziekte in de Wet publieke gezondheid.» Kunt u aangeven of deze adviezen dan ook met het parlement worden gedeeld?

Antwoord vraag 2

De eerste fase, waarin het RIVM gevraagd is welke maatregelen vanuit epidemiologisch perspectief wenselijk kunnen zijn voor de bestrijding van een mogelijke (dreigende) epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, is afgerond. Het advies van het RIVM is u bij brief d.d.

13 oktober 2023 toegezonden.3 Dit betekent dat de tweede fase is gestart. De inventarisatie van het RIVM is voorgelegd aan experts vanuit verschillende disciplines, om op die manier ook de sociaalmaatschappelijke en economische, medisch-ethische, juridische en uitvoeringsaspecten mee te nemen. De verwachting is dat deze adviezen later dit voorjaar opgeleverd worden en ik zal deze dan ook met uw Kamer delen.

Vraag 3

Op p. 10 staat: «In het advies van het RIVM zijn deze WHO-activiteiten genoemd, omdat de WHO in de komende jaren met richtlijnen zal komen met betrekking tot het planningsproces voor pandemische paraatheid en respons. Hierbij is de toepassing van maatregelen een onderdeel.»

Kunt u verduidelijken in hoeverre het nieuwe WHO-Pandemieverdrag en de IHR-richtlijnen die momenteel in onderhandeling zijn, effect kunnen hebben op het bepalen van de uitbreiding van de bevoegdheidsgrondslagen van de Wpg?

Vraag 4

Kan tevens worden aangegeven wat de betekenis zal zijn van WHO-adviezen ten aanzien van de afweging van zulke bevoegdheidsgrondslagen indien het nieuwe verdrag van kracht wordt? In hoeverre hebben verdragspartners ruimte om af te kunnen wijken van zulke WHO-adviezen en richtlijnen?

Antwoord vraag 3 en vraag 4

De genoemde WHO-activiteiten in het RIVM-advies zijn activiteiten waarbij verdere richtlijnen worden uitgewerkt. Deze verdere uitwerking ziet op het planningsproces voor pandemische paraatheid en respons. Dit staat los van de onderhandelingen over het pandemie instrument en de wijzigingen op de Internationale Gezondheidsregeling (IHR). De onderhandelingen over het pandemie-instrument en de wijziging op de IHR hebben vooralsnog geen gevolgen voor de bevoegdheidsgrondslagen van de Wpg.

Voor wat betreft de IHR geldt op dit moment al dat in situaties waarbij er sprake is van een internationale gezondheidsbedreiging, de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie kan besluiten om een Public Health Emergency of International Concern (PHEIC) uit te roepen.

Hij kan daarbij aanbevelingen doen aan lidstaten over potentiële maatregelen om uitbreiding van een crisis te voorkomen, bijvoorbeeld gezondheidsmaatregelen maar ook rondom het reizigers- en goederenverkeer. Deze aanbevelingen kunnen zwaarwegend zijn, maar niet dwingend. Lidstaten kunnen deze bij de bepaling van hun nationale crisisaanpak meenemen voor zover dat past binnen de nationale wettelijke kaders zoals die in Nederland vastgelegd zijn in de Wpg. Zij kunnen ook besluiten van de aanbevelingen af te wijken. In de lopende onderhandelingen over de voorgestelde wijzigingen van de IHR wordt er niet getornd aan het niet-bindende karakter van deze aanbevelingen.

De onderhandelingstekst voor het pandemie-instrument ziet in zijn geheel niet op mogelijk te nemen maatregelen bij de bestrijding van, bijvoorbeeld, een A1-infectieziekte. Het pandemie-instrument richt zich vooral op het bevorderen van multilaterale samenwerking rondom preventie, paraatheid en respons ter voorbereiding op en tijdens een pandemie, bijvoorbeeld rondom de beschikbaarheid en leveringszekerheid van medische producten. Het instrument richt zich nadrukkelijk niet op gezondheidsmaatregelen en/of rondom het reizigers- en goederenvervoer aangezien dat valt onder de reikwijdte van de IHR. Daarom zal ook het pandemie-instrument geen invloed hebben op de mogelijke uitbreiding van de bevoegdheidsgrondslagen in de Wpg.

Vraag 5

Op p. 10 van het verslag wordt tevens opgemerkt: «Zodra er definitieve adviezen zijn gepubliceerd, zal het RIVM deze nauwkeurig bestuderen en verder verwerken indien nodig.» Kunnen deze adviezen, voordat ze door het RIVM «verwerkt» worden, eerst nog gedeeld worden met het parlement, zodat de adviezen - mede gelet op de aanvullende bevoegdheidsgrondslagen in de Wpg -eventueel politiek kunnen worden afgewogen?

Antwoord vraag 5

Het RIVM advies vermeldt WHO-activiteiten waarbij de komende tijd richtlijnen nader worden uitgewerkt onder de projecten WHO HEPR en WHO PRET. Zoals het RIVM aangeeft, is het hier niet bij betrokken, maar zal het de uitkomsten bestuderen en waar nodig meenemen. HEPR en PRET zijn projecten waarmee de adviezen en aanbevelingen van de WHO rondom gezondheidsbedreigingen (waaronder bijvoorbeeld adviezen aan een lidstaat over het adresseren van een opkomend nieuw pathogeen) worden geformuleerd om de juiste beheers- en responsmaatregelen te kunnen nemen. Echter, geen van deze implementatie-richtlijnen of voorgestelde maatregelen heeft een dwingend karakter.

Adviezen over technische aspecten die een plaats hebben in de technische RIVM richtlijnen kunnen, indien nodig, door het RIVM verwerkt worden. Adviezen die raken aan de bevoegdheden op basis van de Wpg en daartoe wijzigingen van deze bevoegdheden in die wet aan zouden willen brengen zullen middels een wijziging van die wet dienen te worden verwerkt. Een wijziging van de Wpg vereist parlementaire goedkeuring.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 194, AD 7

1

   Kamerstukken I 2023/24, 36 194, AC (verslag schriftelijk overleg).

2

   Kamerstukken I 2023/24, 36 194, AA en bijlagen.

3

Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 194, AA.


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.