CDA Donner : ‘Europa: een idee’

Met dank overgenomen van Christen-Democratisch Appèl (CDA) i, gepubliceerd op woensdag 3 juni 2009.

‘De vraag is niet: ‘willen we Europa’? Maar wàt willen we met Europa? Want waar zouden we zijn zonder Europa? Waar zouden onze bedrijven zijn met hun producten als we de Europese markt niet hadden; waar zou onze landbouw zijn; waar zou onze concurrentiepositie zijn? Het komt uiteindelijk neer op het maken van keuzen: nemen we ons deel van de verantwoordelijkheid op ons voor een Europa waarin mensen tot hun recht komen en we gezamenlijk een toekomst voor ons en onze kinderen zeker kunnen stellen of willen we vooral slachtoffer zijn?’ Daarover gaat het bij de komende verkiezingen; daarom is het belangrijk een stem uit te brengen betoogde minister Donner tijdens een bijeenkomst met predikanten in Groot Ammers afgelopen zaterdag.

De tekst van de toespraak

Aanleiding dat we elkaar hier treffen zijn de Europese verkiezingen. Verkiezingen zijn be-langrijk, maar belangrijker nog zijn verkiezingen in deze tijd.

We zitten in de ernstigste financiële en economische crisis sinds de jaren dertig; vermoedelijk de ernstigste crisis die wij in ons leven zullen meemaken. Steeds meer mensen beginnen dat te voelen, ook al is het voor velen nog niet zichtbaar. Vermogens zijn verdampt, bedrijvigheid loopt hard terug, werkloosheid loopt snel op. Wat nu verloren gaat aan krediet, werk en werkgelegenheid is niet 1,2,3 terug. En let wel, krediet en werk zijn de bouwmaterialen van toekomst.

We staan als nationale gemeenschap voor geen geringe beproeving; velen zullen dit jaar of komend jaar hun baan verliezen, ondernemers zullen werk van vele jaren verloren zien gaan, mensen zullen het vaak met veel minder moeten gaan doen, met zijn allen zullen we er armer op worden en ons in schulden moeten steken, en de samenleving zal er nationaal en internati-onaal niet rustiger op worden.

Niet dat we hier niet uit zullen komen; daar twijfel ik niet aan. Maar het zal niet vanzelf gaan. Het zal aankomen op inzet èn geestkracht. Die hebben we. Dagelijks zie ik mensen die met bewonderingwaardige inventiviteit, moed en doorzettingsvermogen de gang er in houden ook al vallen materiële zekerheden weg. Daar komt het op aan. Alleen door de moed er in te houden, door niet bij de pakken neer te gaan zitten, door aan te pakken, kunnen we door de crisis komen en er versterkt uit komen. We kunnen en zullen hieruit komen door ons niet door tegenspoed terneer te laten drukken, maar het een plaats te geven; door ons niet te laten ont-moedigen door sombere verwachtingen en negatieve cijfers, maar de kansen en mogelijkhe-den te grijpen die zich aanbieden; door elkaar te bemoedigen – niet te ontmoedigen; door samen te werken – niet tegen te werken. Kortom door ons niet slachtoffer te voelen en lijd-zaam op te stellen, maar door ons als verantwoordelijk burger te gedragen, die betrokken is, keuzen heeft en mogelijkheden ziet om ontwikkelingen te keren en de toekomst zeker te stel-len.

Tegen die achtergrond is het een veeg teken dat het in Nederland bij de Europese verkiezingen vooral lijkt te gaan over wat Europa niet moet doen, wat Europa minder moet doen en wat Europa verkeerd doet. Veel kandidaten beijveren zich vooral om te laten zien dat ze vooral kritisch staan ten opzichte van Europa. Dan moeten we niet vreemd opkijken dat de burger zich gaat afvragen waar die Unie dan wel goed voor is, als velen er zo negatief over doen. Daarmee gaan we twijfelen aan wat vermoedelijk onze beste kans is om uit de huidige crisis te komen en uit de crises die daar nu weer even achter verscholen gaan: het energie en water tekort, de aantasting van het klimaat, de verschuiving van economische en politieke krachten in de wereld.

Voor geen van die problemen, uitdagingen, knelpunten hebben we ook maar een begin van een antwoord zonder de Europese samenwerking. Sterker nog; er zijn maar heel weinig am-bities en doelstellingen van de nationale politieke partijen, die gerealiseerd kunnen worden zonder de Europese Unie en Europese samenwerking; of het nu om politie en veiligheid gaat, om het zekerstellen van de energievoorziening, het behoud van werkgelegenheid, het milieu of  het zekerstellen van de afzet van landbouwproducten.

Natuurlijk gaat niet alles goed in de Europese Unie; natuurlijk zijn er voorbeelden van regel-zucht, geldverspilling, of onnodige bureaucratie. Dat kennen we allemaal niet in Nederland, dat kennen we natuurlijk alleen in Europa, niet waar? Natuurlijk gaan er dingen mis. In elk systeem zijn fouten geen uitzondering maar een vast gegeven; hoe complexer en hoe groter een systeem des te veelvuldiger zullen ze zijn. Natuurlijk zijn er veel ambtenaren in Brussel; maar een stad als Amsterdam heeft er alleen al meer (en al helemaal als je de tolken en verta-lers niet meerekent). Er zijn veel regels, maar vooral omdat we er nationaal nog veel meer hebben.

Daar moeten deze verkiezingen niet over gaan – over fouten en verbeteringen. Niet dat we daarin moeten berusten. Misstanden moeten worden aangepakt; regels geschrapt en wat min-der kan moet minder. Maar daar hoeven we niet voor te stemmen, daar is iedereen voor. Ver-kiezingen moeten er over gaan hoe we hier in Europa mensen tot hun recht laten komen, en gezamenlijk een toekomst voor ons en onze kinderen zeker kunnen stellen.

De Europese gemeenschap i is indertijd ontstaan in een situatie die niet veel anders was dan de huidige. Men zag slechts problemen en geen oplossingen. We kunnen het ons moeilijk voor-stellen, maar toen, vijf jaren na de Tweede Wereldoorlog, ging iedereen er vanuit dat een nieuwe oorlog vrijwel onvermijdelijk was. “Waar men ook kijkt, overal bevindt men zich in een impasse.” schreef Monnet. Zijn oplossing die werkte was om het hart van de industriële motor, de kolen en staal sector – wat nu energie en innovatie is – te onttrekken aan de zeg-genschap van afzonderlijke landen en onder gemeenschappelijk beheer te brengen. Zo kon ieder land groeien zonder een bedreiging te worden voor anderen. Zo veranderde een impasse waarin de één zijn brood, de ander zijn dood leek, in een dynamiek waarin ieder won aan zekerheid en welvaart. Dat heeft het vooruitzicht toen van een nieuwe oorlog veranderd in een tot dusver ongekend lange periode van vrede.

De wereld is sindsdien veranderd. De Gemeenschap moest van nationale markten een Europese markt maken, maar wat we kregen was een wereldmarkt; dat is de prijs van onze wel-vaart, van de vrijheid die we jaren na hebben gestreefd en van de technische vooruitgang waar we allemaal van profiteren. Maar  in die wereldmarkt voelen we ons klein. De vruchten van het Europese idee springen in het oog maar lijken daarom te verzuren. We zijn daarom meer bezig met nationaal beleid, onze identiteit en eigen belang, dan met versterking van wat we als Unie kunnen, met wat het gemeenschappelijk belang is, en hoe we mensen en culturen kunnen verenigen in plaats van ze tegen elkaar op te zetten. Regelmatig wordt de kruide-niersgeest over ons vaardig en moet we van alles wat de Unie doet, weten wat het ons ople-vert. Het is als de winkelier in een bloeiende winkelstraat die iedere bijdrage aan de winke-liersvereniging verantwoord wil zien door de meerwaarde voor zijn winkel, en niet ziet dat zijn zaak allang failliet zou zijn zonder de aantrekkingskracht van de hele straat.

De verworvenheden van de Europese eenwording zijn inmiddels zo vanzelfsprekend dat we het nog vooral hebben over subsidiariteit, nationale armslag, Brussel op afstand. Dat klinkt mooi: beleidsruimte, geen beperking, eigen keuze, maar steeds meer betekent het ook: on-vermogen, krachteloosheid, stilstand. Want we zijn in Europa steeds meer afhankelijk van elkaar; wat wij doen raakt de buren en de buren daarachter. Maar alleen in dat wat we op eigen kracht kunnen en geen gevolgen heeft voor anderen, daarin zijn we echt vrij. Want bij alles waarbij we afhankelijk zijn van anderen, moeten die anderen wel meewerken en ons niet in de weg zitten. Dan moet je wel in staat zijn om knopen door te hakken als ze tegenwerken.

Vrijheid in de zin van: afwezigheid van beperking door anderen, is een ander woord voor relatieve onmacht. Als iedereen op de snelweg kan kiezen of hij rechts of links wil rijden, kan ieder alleen nog maar stapvoets rijden en wordt de spits een nachtmerrie. Vrijheid heeft twee kanten. Meestal zien we er maar één: de ‘vrijheid van’, ‘de afwezigheid van’, ruimte, handelingsvrijheid. Die vrijheid is belangrijk. Maar dan moet ze wel gehandhaafd kunnen worden en daarbij zijn we afhankelijk van elkaar of we zijn overgeleverd aan de sterkste – en dat is geen vrijheid. Vrijheid vergt daarom samenwerking. Belangrijker dan ‘vrijheid van’ is daarom ‘vrijheid om’; de mogelijkheid om samen met anderen te kunnen realiseren wat ons beweegt; de vrijheid tot gemeenschappelijke zelfbestemming en zelfbescherming. Die vrijheid wordt gewaarborgd niet door nationale armslag en ruimte, maar door het vermogen om te zorgen dat anderen niet in de weg zitten maar mee werken; door het vermogen om de vrijheid van ieder te bevestigen en te beschermen; door het vermogen om knopen door te hakken en geschillen te beslechten.

Wat we nationaal aan mogelijkheden hebben op economisch, op sociaal op veiligheidsterrein, hebben we in veel gevallen dankzij het Europese eenwordingsproces. Op de meeste gebieden biedt de nationale staat niet meer een adequaat kader om onze verantwoordelijkheid voor algemene belangen recht te doen. Nationaal beleid en nationale verantwoordelijkheden leiden tot wederzijdse blokkades of conflicten. Neem energie, het klimaat, water of de veiligheid.

Bij Europese samenwerking gaat het om dezelfde verantwoordelijkheid als waarom we nationale staten en overheden hebben; de verantwoordelijkheid om in de huidige wereld en de huidige omstandigheden de vrijheid te beschermen, recht te realiseren, zekerheid te waarbor-gen en het invulling te geven aan onze verantwoordelijkheid voor elkaar. De tegenstelling tussen nationale beleidsruimte en Europese samenwerking is dan ook een valse; er  is geen tegenstelling. Wat we nationaal kunnen, kunnen we mede dankzij de Europese samenwer-king. Ik durf zelfs te beweren dat Wilders zijn ambitie voor zuivering van het nationaal ka-rakter en bestrijding van de Islam niet kan realiseren zonder Europese samenwerking.

Die Europese samenwerking is echter geen gelopen race; die verworvenheden zijn niet van-zelfsprekend of verzekerd. Zelfs de meest elementaire niet. Vergis u niet; deze crisis zet ook de meest vanzelfsprekende zaken onder druk; niet alleen op economisch terrein, ook op politiek terrein. De noodzaak tot Europese integratie staat onverminderd overeind. Uiteindelijk gaat het daarbij niet om structuren, organen of stelsels. Het gaat om mensen; die moeten het doen, die moeten het waar maken, daar komt het op aan. “Wij verbinden geen staten, maar we verenigen mensen” schreef Monnet.

Daar gaat het ook in de eerste plaats om, in de komende verkiezingen. Niet vanuit de invals-hoek wat we niet willen. Niet door mensen aan te praten dat ze slachtoffer zijn; niet door het scheppen van tegenstellingen. Tegenstellingen tussen ons en de boze wereld, waartegen we de grenzen moeten sluiten om onze eigen gang te gaan en om onze problemen met krachtig, eenzijdig handelen op te lossen. Het gaat vooral om de vraag wat we wel willen.

We zijn geen slachtoffer; we hebben keuzen, we kunnen onze toekomst zekerstellen, maar dan moeten we betrokken zijn en van onze stem gebruik maken, want onze toekomst en Europa zijn onverbrekelijk verweven. De vraag is daarom niet: willen we Europa? Maar wàt willen we met Europa? Want waar zouden we zijn zonder Europa? Waar zouden onze bedrij-ven zijn met hun producten als we de Europese markt niet hadden; waar zou onze landbouw zijn; waar zou onze concurrentiepositie zijn zonder de euro; waar zou infrastructuur voor dienen zonder de zekerheid en stabiliteit die de Europese Unie belichaamd; hoe zouden we op eigen kracht uit de crisis kunnen komen of een antwoord vinden op de klimaatverandering of de energievoorziening. Ook zonder dat we geld uit de Unie ontvangen, zijn we voor ons dagelijks brood afhankelijk van de verworvenheden van de Europese Unie.

De vraag wat willen we met Nederland en wat willen we met Europa is dus één en dezelfde vraag. Wat we willen met Europa ligt in het verlengde van wat willen we met Nederland. Het CDA is vanaf het begin voorstander geweest van de Europese samenwerking. Niet primair vanwege de economische voordelen, maar vooral ook omdat samenwerking de enige metho-de is om een samenleving te bouwen. En samenleven vereist een gemeenschappelijke over-heid, gemeenschappelijke besluitvorming en een gemeenschappelijk recht.

Om dezelfde reden zijn we het overigens niet blindelings eens met wat Europa doet. Ook in Europa draait het niet om bedrijven, markten, anonieme verantwoordelijkheden en ambtena-ren, maar om mensen en hun mogelijkheden om hun leven te leven. Goed bestuur is dat be-stuur dat bruikbaar is in de samenleving; bruikbaar om de samenleving te laten functioneren, om de samenleving in staat te stellen de vele vraagstukken op te lossen – nationaal en inter-nationaal -, om samenwerking tussen mensen te bevorderen, en om ieder mens daarbinnen tot zijn recht te laten komen.

Europese politiek moet op dezelfde levensbeschouwelijke uitgangspunten berusten als natio-nale politiek, ook al moet je in Europa soms met de vreemdste lieden samenwerken. Want de overheid is alleen maar voorwaarde voor samenwerking en op die samenwerking komt het aan; op samenwerking en op vertrouwen – zelfvertrouwen, vertrouwen in anderen en ver-trouwen in een gemeenschappelijke toekomst. Het moreel van de samenleving is minstens zo belangrijk als de regels. Europese samenwerking is één, nationaal beleid is twee maar ver-trouwen en een goede publieke moraal is drie; en de laatste is de belangrijkste van die drie.

Daar staan we samen voor. De overheid kan uitkeringen verzorgen, voorzieningen treffen regels stellen, maar die overheid kan heel slecht inspireren, motiveren en opbeuren. Ze kunnen nog minder leiding geven aan herwaardering. Daar zijn mensen voor nodig, kerken en verbanden. Goede regelgeving en goed bestuur vergen goede waarden en een goede ambitie. De Minister President riep onlangs op tot een nieuw moreel perspectief, en ik citeer: ‘Met oog voor de langere termijn, dat het toezicht op een nieuwe leest schoeit en normen stelt voor verantwoord financieel gedrag. Een perspectief op een rechtvaardige en sociale marktecono-mie, waarin winst niet alleen zaligmakend is. En een perspectief dat economie koppelt aan duurzaamheid en innovatie – een cruciaal punt met het oog op de klimaatverandering en mo-dernisering van onze economieën’ (einde citaat). Het stelt ons voor een opdracht waar ieder aan bij kan dragen. Want overheden zijn er niet voor de zingeving, de ethiek en de geest-kracht. Daar zijn de burgers zelf voor; dat moeten we overheden niet toevertrouwen.

Eerste prioriteit is hoe komen we uit de economische moeilijkheden. Op korte  termijn bete-kent dat; bedrijven overeind houden daar waar mogelijk en werkgelegenheid niet onnodig verloren laten gaan, vertrouwen herstellen en de grenzen open houden. Op langere termijn gaat het om herstel van stabiliteit en houdbaarheid van overheidsfinanciën; effectief, geïnte-greerd Europees toezicht en betrouwbare kaders voor de krediet en energievoorziening; een ander klimaat van verantwoordelijkheid, een nieuwe moraliteit en nieuwe ambities.

Uiteindelijk komt het neer op het maken van keuzen: Gaan we wachten totdat de Chinezen of Amerikanen de zaak weer vlot trekken, of nemen we zelf ons herstel in de hand: nationaal en Europees? Niet om welke ambitie we willen hebben, maar óf we ambitie willen hebben. Zijn we een avondland geworden met een vergrijzende bevolking of zijn we bereid de uitdagingen en problemen zelf ter hand te nemen? Gaan we er vanuit dat Europa geen rol meer heeft in de wereld en dus mee moet deinen op de golven die anderen maken, of willen we er zelf wat van maken; zelf invulling geven aan onze toekomst en aan die van onze kinderen? Schuiven we alle lasten door naar onze kinderen en hun kinderen, of nemen we ons deel  van de verantwoordelijkheid op ons? Willen we slachtoffer zijn en overal schuldigen zoeken voor onze problemen of nemen we de verantwoordelijkheid en zijn we bereid naar oplossingen te zoeken? Daar gaat het om bij de komende verkiezingen; daarom is het belangrijk een stem uit te brengen. En dan bij voorkeur op een CDA-kandidaat.